ECLI:NL:TADRAMS:2024:68 Raad van Discipline Amsterdam 24-168/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:68 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-04-2024 |
Datum publicatie: | 23-04-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-168/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Niet gebleken is dat verweerder bij die belangenbehartiging klagers belangen onevenredig heeft geschaad dan wel anderszins klachtwaardig heeft gehandeld jegens klager. Ook is niet gebleken dat verweerder (bewust) onwaarheden heeft verkondigd om voor elkaar te krijgen dat zijn cliënte in de woning mocht blijven wonen. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 april 2024
in de zaak 24-168/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 maart 2024 met kenmerk 2283827/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-partner hebben samen een zoon en huurden een woning in Amsterdam.
Op 17 oktober 2023 hebben klager en zijn ex-partner door middel van een door hen beiden
ondertekende huuropzeggingsformulier de huur opgezegd. Als reden voor de huuropzegging
hebben zij aangegeven dat de relatie is verbroken en ieder zijn eigen weg zou gaan.
1.2 Bij e-mail van 20 oktober 2023 heeft de verhuurder aan klager en zijn ex-partner
laten weten de huuropzegging met ingang 1 december 2023 te hebben ontvangen en aangekondigd
dat er een voorinspectie was ingepland op 7 november 2023. Verder staat in de e-mail,
voor zover relevant, het volgende:
“U hebt de huur van de gehele woning opgezegd. Is dit niet de bedoeling en willen
er medehuurder(s), een partner, echtgeno(o)t(e) en/of andere(n) in de woning blijven
wonen, laat dit ons dan uiterlijk binnen drie werkdagen na dagtekening van deze brief
weten. Wij zullen dan de mogelijkheden met u bespreken.
Indien wij binnen drie dagen geen bericht hebben ontvangen, gaan wij er vanuit dat
de woning vrij van bewoning aan ons wordt opgeleverd. Eventuele aanspraken op de woning
zijn dan vervallen.”
1.3 Omdat klagers ex-partner toch met haar zoon in de woning wilde blijven wonen,
heeft zij de bijstand van verweerder ingeroepen. Verweerder heeft namens zijn cliënte
de verhuurder binnen de gestelde termijn van drie dagen laten weten dat zij en haar
zoon in de huurwoning wilden blijven wonen. Met betrekking tot de huuropzegging heeft
verweerder de verhuurder bericht dat zijn cliënte de opzegging weliswaar heeft getekend,
maar dat zij dat niet heeft gewild en dat hiermee de opzegging geen rechtsgevolg heeft
gehad.
1.4 De verhuurder heeft ermee ingestemd dat de ex-partner van klager als enig huurder
de huurovereenkomst zou voortzetten. Daarbij heeft de verhuurder verweerder ook laten
weten dat klager niet wenste mee te werken aan het overzetten van de huurovereenkomst
op naam van de ex-partner.
1.5 Bij brief van 30 november 2023 heeft verweerder zich daarom namens zijn cliënte
tot klager gewend. Hij schrijft, voor zover relevant, het volgende:
“Naar ik heb begrepen wenst u de huurovereenkomst op te zeggen, vanwege uw vertrek
uit de woning, terwijl cliënte in de woning wil blijven wonen.
Voorts heb ik van de verhuurder begrepen dat zij u vandaag een e-mailbericht heeft
gezonden, inhoudende dat de eerdere huuropzegging geen stand houdt nu cliënte daarmee
niet akkoord is gegaan, althans dat de huidige huurovereenkomst met alle daaraan verbonden
betaalverplichtingen voor beide partijen zal blijven gelden.
Het moge voor zich spreken dat cliënte begrijpt dat dit ook voor u geen gewenste situatie
is, nu u reeds een andere huurwoning heeft gevonden. In zoverre is het dan ook praktisch
dat de verhuurder wenst mee te werken aan het overzetten van de huurovereenkomst op
naam van cliënte middels een allonge.
Tegelijkertijd begrijp ik van de verhuurder dat u daar niet aan zou willen meewerken.
Het moge voor zich spreken dat cliënte er groot belang bij heeft dat de huurovereenkomst
op haar naam komt te staan. Dit zou ook in uw belang moeten zijn. Het is mij niet
bekend waarom u niet wilt meewerken.
Ter voorkoming dat cliënte een gerechtelijke procedure zal moeten entameren om de
huurovereenkomst middels de art. 7:266 en 7:267 BW aan haar te laten toewijzen, verzoek
en voor zover noodzakelijk sommeer ik u dan ook om binnen zeven dagen na heden schriftelijk
te bevestigen dat u zult meewerken aan een allonge, waarbij de huurovereenkomst op
naam van cliënte wordt gesteld.
Zodra de huurovereenkomst op naam van cliënte wordt gesteld, dan zult u uit uw verplichtingen
uit hoofde van de huurovereenkomst worden ontslagen, zodat dit dus evident ook in
uw belang is.”
1.6 Op 1 december 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij door middel van bewust creatief omgaan met de waarheid heeft getracht iets
onwettelijks voor elkaar te krijgen met betrekking tot de overname van de huurwoning,
waarbij ook de vijfjarige zoon van klager en zijn ex-partner is betrokken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt
is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich
niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten
mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de
advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal
dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid
daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor
zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het
nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden
van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot
enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen.
4.2 De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf de klacht van klager beoordelen.
4.3 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht het volgende toegelicht. Klager
stelt dat de huuropzegging mede door zijn ex-partner is ondertekend. Verweerder heeft
aan de beheerder van de verhuurder laten weten dat zijn cliënte zijnde de ex-partner
van klager niet achter de huuropzegging staat en dat zij financieel in staat is de
woning te huren., Verweerder heeft voorts moedwillig gelogen over het eigen woningbezit
van klagers ex-partner in het buitenland en de wens van hun zoon om in de huurwoning
te blijven wonen, terwijl hij op het adres van klager staat ingeschreven. Door de
voortzetting van de huur op naam van zijn ex-partner kan klager niet voldoen aan de
voorwaarden van de eindinspectie en ontvangt hij de borg niet terug. Verweerder heeft
onder valse voorwendselen en door klager zwart te maken, getracht een gezamenlijk
gedane huuropzegging ongedaan te maken.
4.4 De voorzitter overweegt het volgende. Het is verweerders taak om de belangen
zijn cliënte - klagers ex-partner - te behartigen op de wijze als hem in overleg met
haar goeddunkt. Niet gebleken is dat verweerder bij die belangenbehartiging klagers
belangen onevenredig heeft geschaad dan wel anderszins klachtwaardig heeft gehandeld
jegens klager. Verweerder heeft allereerst genoegzaam onderbouwd - en dat blijkt ook
uit de overgelegde stukken - dat de verhuurder vanwege het feit dat verweerder namens
zijn cliënte binnen de gestelde drie-dagen-termijn heeft laten weten dat zij de huur
toch niet wilde opzeggen de huurovereenkomst - ondanks het ondertekende opzeggingsformulier
- in juridische zin niet als een rechtmatige opzegging heeft beschouwd. Hiermee heeft
verweerder namens zijn cliënte gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de verhuurder
bij e-mail van 20 oktober 2023 heeft geboden om de huuropzegging terug te draaien.
Van het gebruikmaken van onwettelijke middelen is dan ook geen sprake. Hoewel de voorzitter
begrijpt dat klager dit handelen van verweerder als vervelend heeft ervaren, omdat
het naar zijn zeggen gevolgen heeft voor de betaalde borg, maakt dit niet dat verweerder
in tuchtrechtelijke zin klachtwaardig heeft gehandeld. De kwestie omtrent de borg
zal klager met de verhuurder moeten opnemen en valt buiten het bestek van deze zaak.
4.5 Het is de voorzitter ook niet gebleken dat verweerder namens zijn cliënte (bewust)
onwaarheden heeft verkondigd om voor elkaar te krijgen dat zij in de woning mocht
blijven wonen. Over het feit dat verweerder namens zijn cliënte heeft benoemd dat
zij met haar zoon in de gehuurde woning wilde blijven wonen, heeft verweerder toereikend
toegelicht dat dit ook daadwerkelijk het standpunt van zijn cliënte was. Dit standpunt
heeft verweerder dan ook namens zijn cliënte kenbaar mogen maken. Verweerder zegt
daarmee ook verder niets over de wens van de zoon om al dan niet bij zijn moeder in
de huurwoning te willen blijven wonen. Dat de zoon op een ander adres staat ingeschreven
is verder niet relevant. Evenmin is voor beoordeling van verweerders handelen relevant
klagers stelling dat zijn ex-partner niet over de financiële middelen beschikt om
de woning te huren. Dit is een kwestie tussen de ex-partner en de verhuurder, die
ermee heeft ingestemd de huurovereenkomst met haar voort te zetten. Dat verweerder
over het eventuele bezit van zijn cliënte van een woning in het buitenland moedwillig
zou hebben gelogen is de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft dit ook uitdrukkelijk
betwist en tegenover betwisting heeft klager zijn verwijt onvoldoende onderbouwd.
Tot slot heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen dat verweerder klager op enig
moment zwart heeft gemaakt tegenover de verhuurder of anderszins grievende mededelingen
over klager heeft gedaan. Voor klagers stelling dat verweerder zou hebben geïmpliceerd
dat klager zijn ex-partner zou hebben gedwongen de huuropzegging te ondertekenen,
biedt het klachtdossier geen feitelijke grondslag.
4.6 Op grond van het voorgaande komt de voorzitter tot de slotsom dat verweerder
niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij
van klager had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klager heeft gehandeld.
De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 22 april 2024