ECLI:NL:TADRAMS:2024:64 Raad van Discipline Amsterdam 24-102/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:64
Datum uitspraak: 08-04-2024
Datum publicatie: 18-04-2024
Zaaknummer(s): 24-102/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de (voormalig) eigen advocaat is in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster in haar communicatie richting klager op enig moment tekort is geschoten of onduidelijke afspraken met hem zou hebben gemaakt, noch dat zij onduidelijkheid heeft laten bestaan over de zaken waarin zij klager niet zou bijstaan. Van het maken van fouten door verweerster in haar communicatie over het beslag richting de rechtbank, is de voorzitter evenmin gebleken. Alhoewel verweerster zich al had onttrokken als advocaat van klager en haar communicatie hierna mogelijk enigszins verwarrend voor klager kan zijn geweest, is ook hier geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. Verweerster handelde in het kader van nazorg. Dat het verweerster enkel te doen was om eigen financieel gewin, zoals klager verweerster verwijt, blijkt naar het oordeel van de voorzitter nergens uit.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 8 april 2024
in de zaak 24-102/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 13 februari 2024 met kenmerk 2271100/JS/BF, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagezonden stukken van klager van 18 maart 2024.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 1 mei 2023 wordt klager in zijn woning aangehouden. Hierbij wordt zijn woning doorzocht en worden er door de politie goederen in beslag genomen. Hiervan bestaat bij de politie het vermoeden dat ze onder de Wet Wapens en Munitie (hierna: de WWM) vallen.
1.2 Verweerster verleent op 1 mei 2023 in haar piket voor het eerst rechtsbijstand aan klager.
1.3 Bij e-mailberichten van 3 en 17 mei 2023 vraagt verweerster namens klager bij het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) om informatie betreffende het beslag. Het OM reageert hier (steeds) op met de mededeling dat het onderzoek nog loopt en dat er nog kennisgevingen van inbeslagname zullen worden opgemaakt.
1.4 Op 14 juni 2023 hebben klager en verweerster een bespreking met elkaar op het kantoor van verweerster. Die dag stuurt klager per e-mailbericht ook een “lijst antiek” aan verweerster, betreffende een lijst van de onder hem in beslag genomen wapens.
1.5 Op 17 juni 2023 stuurt klager een Whatsapp bericht aan verweerster waarin hij een opsomming van zijn in beslag genomen bajonetten aan haar verstrekt.
1.6 Op 21 juni 2023 dient verweerster namens klager een klaagschrift bij de rechtbank in met het verzoek om teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Bij het klaagschrift is een lijst met een opsomming van de inbeslaggenomen goederen gevoegd.
1.7 Ook dient verweerster op 21 juni 2023 namens klager een verzoek in tot het inzien van processtukken door een verdachte (een artikel 30 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) verzoek).
1.8 Klager stuurt ondertussen diverse Whatsapp berichten aan verweerster waarin hij haar vraagt naar de voortgang van de zaak.
1.9 Verweerster laat klager per Whatsapp bericht van 21 juni 2023 weten dat zij diverse malen bij het OM naar de voortgang van de zaak heeft geïnformeerd, maar dat de zaak nog bij de politie ligt voor onderzoek. Ook laat verweerster klager weten dat zij het artikel 30 Sv verzoek en het klaagschrift bij de rechtbank heeft ingediend.
1.10 Bij e-mailbericht van 22 juni 2023 stuurt verweerster het door haar aan de rechtbank gestuurde klaagschrift door aan klager. In het begeleidende bericht schrift verweerster, voor zover relevant:
“Ingesloten tref je aan het klaagschrift dat ik naar de rechtbank Amsterdam heb verzonden. Ik kan jou niet meenemen in de bcc, omdat de communicatie met de rechtbanken en OM via een ZIVVER mailsysteem verloopt en de emailadressen van de organisatie die ik gebruik niet gedeeld mogen worden. (…)”
1.11 Op 27 juni 2023 stuurt klager een Whatsapp bericht aan verweerster waarin hij haar onder meer vraagt afspraken te maken over de communicatie en de vertrouwelijkheid. Klager laat verweerster in dit bericht weten dat hij het vertrouwen in haar beging te verliezen. Verweerster reageert hier op 28 juni 2023 om 00.32 uur per Whatsapp op met, voor zover relevant:
“(…) het is goed om morgen even te bellen. Ik heb als jouw strafrecht advocaat in jouw zaak het maximale gedaan. Er is nog geen strafzaak in de zaak waar je voor was aangehouden. Ik heb de stukken opgevraagd maar ervaring leert dat het even duurt voordat die stukken er zijn. De verklaring van [ex-vriendin klager] is nog niet beschikbaar. Verder heb ik een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van de wapens. Het wachten is nu op het inplannen van een zittingsdatum voor de behandeling van het verzoek om teruggave. Ik behandel alle informatie uiteraard vertrouwelijk. (…)
1.12 Bij e-mailbericht van 5 juli 2023 stuurt het OM de middels de artikel 30Sv procedure verzochte processtukken aan verweerster.
1.13 Op 12 juli 2023 stuurt klager aan verweerster een e-mail met daarin, voor zover relevant:
“Zoals afgelopen maand in Juni besproken wil ik graag 'een kostenindicatie van het traject van je ontvangen, na klachtschrift (incl. uurtarief) voor het terug vorderen van de onrechtmatige in beslaggenomen goederen en de zogenaamde strafrechtzaak vanuit het OM. Ik [heb] helaas geen email van je mogen ontvangen inzake afspraken, maar ten behoeve van de samenwerking wil ik een aantal zaken gewoon afstemmen. Ik wil gewoon normale afspraken inzake response op vragen en verzoeken. Ik ontvang graag een antwoord op vragen en verzoeken binnen 24 tot 48 uur. (…) Ik verwacht dat je je als mijn advocate gewoon voor de volle 100 procent voor mij inzet. Wat zijn de kosten van een klaagschrift artikel 12 Sv in verband met de tegenwerking van de politie en het openbare ministerie inzake de tegenhouden en tegenwerken inzake de aangiftes in de afgelopen 2 jaar tegen verscheidene partijen.”
1.14 Op 18 juli 2023 om 12:55 uur stuurt verweerster aan klager een e-mail met als bijlage een opdrachtbevestiging. In de begeleidende e-mail staat, voor zover relevant:
“Ingesloten tref je aan een opdrachtbevestiging en een nota voor mijn werkzaamheden. Zoals ik al eerder tegen je hebt gezegd kan ik je helpen met het verzoek om teruggave van jouw wapens (klaagschrift), het opvragen van de dossierstukken en rechtsbijstand verlenen in een (eventuele) strafprocedure. Ik kan je niet met alles helpen. Ik kan je niet helpen met de eerdere aangiftes en ik kan het OM ook (nog) niet aanspreken op het gedrag van de politie. Ik heb het klaagschrift reeds ingediend, daarvan heb je een kopie ontvangen. Ik heb ook een verzoek om dossierstukken ingediend, en ik heb de dossierstukken ontvangen. Ik wil je graag de dossierstukken toesturen, maar ik verzoek je vriendelijk om eerst mijn nota te voldoen. Zodra ik de betaling heb ontvangen, zal ik je de dossierstukken toesturen.”
1.15 Klager reageert dezelfde dag om 16:22 uur op voornoemd bericht met, voor zover relevant:
“(…) Ik zal je e-mail en bijlagen volgende week bekijken. Graag ontvang ik een kostenindicatie voor het hele traject, kostenindicatie bezwaarschriftprocedure OM artikel 12 Sv, en antwoord op mijn gestelde vragen. Btw: ten aanzien van de dossierstukken achterhouden voor me heb je de verkeerde persoon voor je. Ik ben geen persoon die zich laat chanteren. Ps: we zijn nu bijna 2 maanden verder. Ik wil graag voortgang in het dossier zien.”
1.16 Verweerster reageert hier dezelfde dag om 16:30 op met, voor zover relevant:
“De nota die ik heb verstuurd dekt alle kosten voor de behandeling van het klaagschrift tot aan de uitspraak van de rechtbank. Indien het Openbaar Ministerie besluit tot een vervolging over te gaan - voor de goede orde: er is daarover nog geen beslissing genomen - dan zal ik voor de rechtsbijstand in het strafproces ongeveer een bedrag van € 750,00 in rekening brengen. Dat is dan voor de procedure in eerste aanleg tot en met de uitspraak van de rechter. Welke andere vragen wil je dat ik nog beantwoord voor je? Zou je de openstaande vragen gericht in één bericht aan mij willen versturen. Dan beantwoord ik ze voor je in één email. Ook voor de goede orde: ik beslis niet over de voorgang in het dossier. Het klaagschrift is ingediend en ligt bij de rechtbank. Het OM beslist over de verdere voortgang van de zaak. Ik heb daar geen invloed op.”
1.17 Op 20, 22 en 23 augustus 2023 stuurt klager in meerdere e-mails diverse (aangepaste) klaagschriften aan verweerster. Verweerster laat hierop (meermaals) aan klager weten dat zij geen aangepast klaagschrift van klager wil hebben, maar alleen een overzicht van de goederen die niet in het eerdere overzicht stonden.
1.18 In (ongedateerde) Whatsappberichten schrijft klager aan verweerster, voor zover relevant:
“Je hebt me erin genaaid met je klaagschrift welke afwijkt van hetgeen we hebben besproken in mei en op kantoor bij jou. Art 30 Sv is geen verzoek tot teruggave. Je gaat dit rectificeren als advocaat. Je factuur blijft onbetaald totdat dit wordt gerectificeerd en je me terugbeld ivm klaagschrift artikel 12 Sv. Ik wil je graag betalen voor je diensten, maar ik wil dat je werk serieus neemt en me ook daadwerkelijk helpt.”
“We moeten even goed morgenochtend praten want ik tolereer dit gedrag niet van je. En je hebt gewoon geheimhoudingsplicht als advocate inzake alle dossierstukken want je bent een aangestelde piketadvocaat.”
“Ik betaal je factuur (ik zal deze checken) onder voorbehoud dat je fouten herstelt (…)”
1.19 Op 23 augustus 2023 om 11:18 uur stuurt verweerster klager een e-mail met daarin, voor zover relevant:
“Ik wijs op de opdrachtbevestiging die ik je eerder heb toegestuurd. Ik sta je bij in de procedure met betrekking tot het verzoek tot teruggave van de wapencollectie en – indien er een strafzaak volgt – naar aanleiding van jouw aanhouding op 1 mei 2023. Zoals ik je meermaals telefonisch en schriftelijk heb laten weten sta ik je niet bij in andere procedures, zoals een artikel 12 Sv procedure en alle andere zaken waar je tegen aanloopt (aansprakelijkheid van het OM, de kwestie met jouw vader, et cetera). Ik heb daartoe geen opdrachtbevestiging verstuurd en zal dat ook niet doen. Ik verzoek je ook mij geen emails of berichten meer te versturen over zaken waarbij ik je niet kan helpen. Omdat ik je daar niet mee help als advocaat zal ik ook niet reageren op de inhoud of vragen over die zaken. Volledigheidshalve tref je de opdrachtbevestiging nogmaals aan. In de opdrachtbevestiging vind je de afspraken, tarieven en kosten. Als er iets niet duidelijk is, verzoek ik je om dat concreet en kort aan te geven. Bijgaand tref je de stukken uit het dossier aan naar aanleiding van jouw aanhouding (artikel 30 Sv). Ook tref je aan het klaagschrift (…). Ik heb al eerder aan jou laten weten dat er maar één KVI (…) was. (…). Ik wil het klaagschrift voor je aanpassen, maar ik wil dat jij dan dat jij concreet en duidelijk aangeeft welke goederen er niet staan vermeld op de door jou gemaakte bijlage. Die goederen zal ik dan nog onder de aandacht van de rechtbank brengen. (…)”
1.20 Op 23 augustus 2023 om 20:01 uur stuurt klager aan verweerster, voor zover relevant:
“Lees je mijn mail uberhaupt wel? (…). De lijst is ongewijzigd in aantal wat ik met je heb besproken. Je had dit toch kunnen toevoegen aan de lijst. Je bent hiervan op de hoogte gesteld. (…) Je gaat je klaagschrift aanpassen conform mijn concept, en je past de lijst aan. Je communiceert je fouten maar naar de rechtbank. Daarnaast waarom stuur je mij de verklaring (verbaal) nu pas toe, als je deze al op 22-06-2023 hebt ontvangen. Je had me hiervan ook wel even op de hoogte mogen stellen dat ze op 3 mei 2023 aangifte van zware mishandeling heeft gedaan, en in de avond van 1 mei 2023 met de politie in mijn huis is geweest in de nacht en ze opzettelijk heeft gewezen op mijn antieke wapenverzameling en mijn antieke kussenkast. (…) Wat voor advocaat ben jij dat je dit niet met je client bespreekt?”
1.21 Bij e-mailbericht van 23 augustus 2023 om 21:24 uur stuurt verweerster de rechtbank een aanvulling op de lijst van inbeslaggenomen goederen. Verweerster schrijft in dit e-mailbericht, voor zover relevant:
“In aanvulling op het reeds ingediende klaagschrift in opgemelde zaak van cliënt [klager] treft u bijgaand een aanvulling op de lijst van in beslag genomen goederen. Deze lijst is opgesteld door [klager]. Tot heden heeft cliënt geen overzicht ontvangen van de inbeslaggenomen goederen, hetgeen het inzichtelijk maken van de omvang van de inbeslaggenomen goederen bemoeilijkt. [Klager] verzoekt het Openbaar Ministerie om ter voorbereiding op de rekestenzitting van 17 oktober as een overzicht te verstrekken van de inbeslaggenomen goederen. (…). Bovendien verzoekt [klager] om de beslaglijsten van eventueel ook andere inbeslaggenomen goederen vanuit zijn woning (…) Het betreffen de volgende goederen: (…)”
1.22 Op 31 augustus 2023 om 09:23 uur dient klager per e-mailbericht bij het kantoor van verweerster een interne klacht in over verweerster in en geeft daarbij aan dat hij een andere advocaat op zijn zaak wil. Verweerster stuurt in een reactie op de klacht van klager om 12:46 uur aan klager:
“Naar aanleiding van onderstaande klacht wil ik je uitnodigen voor een gesprek op kantoor. We kunnen dan de klachten bespreken, de beëindiging van de opdrachtbevestiging en de overdracht van de zaak. Zou jij mij kunnen bellen? Ik heb geprobeerd om jou te bellen, maar ik kreeg geen contact.”
1.23 Op 5 september 2023 stuurt verweerster een e-mail aan klager met daarin, voor zover relevant:
“Hierbij informeer ik dat ik mij terugtrek als advocaat uit de zaak betreffende de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv. Daarmee is de opdrachtbevestiging van 12 juli 2023 betreffende de rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure beëindigd. Er is geen opdracht aangenomen voor andere rechtsbijstand of werkzaamheden dan zoals vermeld in de opdrachtbevestiging van 12 juli 2023. Voor de goede orde merk ik nogmaals op dat de behandeling van het klaagschrift staat gepland op 17 oktober 2023 om 09:00 uur. Alle stukken die ik heb ontvangen zijn reeds in uw bezit. Op uw verzoek stuur ik u de ontvangstbevestiging van de artikel 30 Sv-stukken door. Ik heb deze stukken op 5 juli 2023 ontvangen. Op 18 juli 2023 heb ik u geïnformeerd dat ik de stukken heb ontvangen en dat ik u de stukken zal toezenden, zodra de nota is betaald. Uit mijn administratie volgt dat u de nota van 12 juli 2023 die ik u heb verstuurd voor mijn werkzaamheden tot op heden nog immer heeft betaald. Omdat ik de zaak wil afronden heb ik besloten de openstaande nota te crediteren. Bijgaand treft u aan de creditnota. U dient op zoek te gaan naar een andere advocaat om uw belangen te behartigen.”
1.24 Op 6 september 2023 reageert de klachtenbehandelaar van het kantoor van verweerster (hierna: mr. N) op de door klager ingediende klacht. Hierin staat dat klager en verweerster met elkaar hebben gesproken, maar dat zij niet nader tot elkaar zijn gekomen. Klager wordt vervolgens verder geïnformeerd over de interne klachtenprocedure.
1.25 In een e-mailwisseling tussen mr. N en klager over de klachtenprocedure stuurt mr. N op 27 september 2023 om 13:09 uur aan klager, voor zover relevant:
“(…) Op 5 september jl. heeft [verweerster] u bericht dat zij zich terugtrekt. Toen heeft u ook contact gehad met [mr. K]. Zij heeft u laten weten niet beschikbaar te zijn. [Verweerster] heeft u 5 september jl. geadviseerd een andere advocaat te zoeken. Vanaf 5 september jl. bent u ermee bekend dat u een andere advocaat moet zoeken. U heeft gelet hierop voldoende tijd (gehad) voor het zoeken van een nieuwe advocaat; daarenboven is ook thans nog genoeg tijd voor de voorbereiding van de zitting van 17 oktober a.s. (…)”
1.26 Op 28 september 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.27 Op 28 september 2023 bericht het OM aan verweerster dat het OM zich niet verzet tegen het klaagschrift. Verweerster wordt gevraagd of zij het klaagschrift daarom wil ntrekken, zodat het niet onnodig op een zitting behandeld hoeft te worden.
1.28 Op 29 september 2023 stuurt verweerster klager een e-mailbericht met daarin, voor zover relevant:
“Het Openbaar Ministerie heeft mij gisteren per email laten weten dat zij zich niet zullen verzetten tegen de teruggave van de in beslag genomen collectie. Bij deze stand van zaken verzoeken zij om het klaagschrift in te trekken. Ofschoon ik mijn opdracht reeds heb beëindigd, ben ik bereid om het verzoek voor u in te trekken en het Openbaar Ministerie te verzoeken om de collectie op zo'n korst mogelijke termijn te retourneren. Omdat u de in beslag genomen collectie retour ontvangt, kan ik mijn nota declareren bij de rechtbank. Het Openbaar Minister zal dan mijn nota betalen. Ik dien daarvoor de creditnota in te trekken en een verzoek om vergoeding van advocaatkosten indienen bij de rechtbank. U hoeft niets te betalen. Bent u bereid om daaraan uw medewerking te verlenen? Ik heb namelijk uw akkoord nodig om de creditnota in te trekken en uw akkoord om tot verrekening van de kosten over te gaan. Indien u akkoord bent met deze financiële afwikkeling, zal ik u een aantal formulieren toesturen met het verzoek om deze te ondertekenen.”
1.29 Klager reageert per e-mail van 1 oktober 2023 op voornoemd bericht met:
“Beetje raar dit. Hoe zit het dan met de Antieke Nederlandse kussenkast (vernield), en het geld en de andere spullen (eigendommen) welke uit mijn woning zijn verdwenen op 1 mei 2023?
Daarnaast waar gaat de zitting op 17 oktober om 9.00 uur dan over? Want blijkbaar staat de zitting inzake het klaagschrift teruggave collectie gepland op 17 Oktober om 10.30 uur. En dan zit ik nog op met de onterechte mishandeling, en de in bewaringsstelling van 1 mei tot 3 mei.”
1.30 Op 2 oktober 2023 stuurt klager een e-mail aan mr. N met daarin, voor zover relevant:
“Er zijn op de betreffende dag meer goederen, en geld uit mijn woning verdwenen en waar ik tot op heden geen antwoord op heb gekregen. Nu krijg ik mijn collectie terug. Maar de rest dan? Daarnaast heb ik van 1 mei tot 3 mei 2023 in bewaring gezeten op basis van valse aangifte waarvan de procedure vanwege onbekende redenen blijkbaar niet doorgaat? (…)”
1.31 Mr. N reageert dezelfde dag deels op bovenstaande e-mail en laat weten dat verweerster de overige vragen zal beantwoorden.
1.32 Bij e-mailberichten van 2 en 3 oktober 2023 reageert verweerster op het bericht van het OM en vraagt zij om een overzicht van de goederen en een beslaglijst. Hierbij geeft zij aan dat klager ook andere spullen uit zijn woning mist en dat klager zijn klaagschrift pas kan intrekken als hij weet welke goederen er worden teruggegeven.
1.33 Op 2 oktober 2023 laat verweerster klager ook weten dat zij het voorgaande aan het OM heeft gevraagd en dat zij klager verder zal informeren zodra zij een reactie van het OM heeft ontvangen.
1.34 Het OM reageert op 4 oktober 2023 op de berichten van verweerster met:
“Aangezien het klaagschrift is behandeld voordat de zaak inhoudelijk beoordeeld is, is er nog geen beslaglijst. Ik heb wel bijgevoegde uitdraai uit het beslagportaal van het beslagbureau ontvangen. Tevens heb ik het wapenrapport uit het dossier toegevoegd waarin de wapens beschreven zijn. Als er goederen blijken te missen dient dit bij de politie aangekaart te worden. Het OM kan alleen een standpunt innemen ten aanzien van de goederen die in het dossier bekend zijn.”
1.35 Bij e-mail van 6 oktober 2023 stuurt verweerster klager een e-mail met daarin, voor zover relevant:
“Ik heb de volgende stukken en bericht ontvangen van het [OM]. (…). Ik stuur u alle ontvangen stukken door. Wat betreft de strafzaak en de dagen die u in verzekering op het cellencomplex heeft verbleven; ik kan niet meer zien wat nu de stand van zaken is, maar op 5 september 2023 was er volgens mijn informatie nog geen vervolgingsbeslissing genomen door het Openbaar Ministerie. De zaak lag toen nog ter beoordeling voor bij de officier van justitie. In algemene zin geldt dat de officier van justitie uiteindelijk een beslissing over de vervolging zal nemen. De beslissing kan inhouden dat uw zaak verder wordt vervolgd en dat de zaak zal worden voorgelegd aan de rechter. In dat geval zal de inverzekeringstelling aan de orde komen bij de inhoudelijke behandeling door de rechter. De beslissing kan ook inhouden dat de vervolging wordt gestopt en uw zaak wordt geseponeerd. In dat geval kunt u (bij een onvoorwaardelijk sepot) een verzoek om schadevergoeding indienen voor de dagen die u heeft vastgezeten.(…)”

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster van:
a) een gebrek aan (goede) communicatie en het niet komen tot duidelijke afspraken;
b) het maken van fouten in de correspondentie richting de rechtbank inzake de volledigheid van de lijst met in beslag genomen goederen - een inbeslagname gedaan op basis van meineed/valse aangifte van zijn ex-vriendin - terwijl klager verweerster zowel op 14 als op 17 juni 2022 duidelijkheid heeft verschaft over de lijst;
c) het achterhouden tot en met 23 augustus 2023 van een proces-verbaal d.d. 1 mei 2023 met het verzoek eerst een factuur te betalen en het niet geven van een antwoord op de vraag of er omtrent het proces-verbaal is gesproken met klagers ex-vriendin;
d) het om onbekende redenen weigeren klager bij te staan bij een artikel 12 Sv klaagschrift en bij andere zaken;
e) het niet acteren als een vertrouwenspersoon in het doen en laten als advocaat van klager in de procedures
f) het kort voor de zitting op 17 oktober 2023 onttrekken als advocaat en het niet voorstellen van een vervangende advocaat;
g) het wederom optreden als advocaat van klager richting het OM, nadat eerder is medegedeeld het werk als advocaat voor hem neer te leggen, waarbij het verweerster te doen was om het incasseren van een vergoeding, zonder de belangen van klager te behartigen en hem achter te laten met vragen.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter van de raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst de voorzitter of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdelen a) en d)
4.2 De voorzitter ziet in de inhoud van de klachtonderdelen a) en d) aanleiding voor een gezamenlijke bespreking. Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel a) niet goed te communiceren en geen duidelijke afspraken te maken. Verweerster luistert niet, ontwijkt vragen van klager en gaat haar eigen gang. Er is niet met haar samen te werken, aldus klager. De opdrachtbevestiging bevat blanco pagina’s en de tussen klager en verweerster besproken discussiepunten staan er niet in. In klachtonderdeel d) verwijt klager verweerster dat zij hem, om onbekende redenen, weigert bij te staan in een artikel 12 Sv procedure en andere kwesties.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat beide klachtonderdelen niet slagen. De voorzitter stelt op grond van de tussen klager en verweerster gevoerde correspondentie vast dat verweerster meermaals aan klager heeft gecommuniceerd waar haar werkzaamheden voor klager uit bestonden. Verweerster heeft daarbij genoegzaam aangevoerd dat zij, nadat zij bemerkte dat het voor klager bij aanvang niet duidelijk was waar verweerster hem bij kon helpen, dit op 14 juni 2023 op haar kantoor met klager heeft besproken. Verweerster heeft klager toen uitgelegd dat zij klager zou gaan helpen met het indienen van een verzoek tot teruggave van de in beslag genomen wapens, het opvragen van de dossierstukken en het verlenen van rechtsbijstand in een (eventuele) strafprocedure. Dit alles heeft zij hierna in een begeleidende mail van 18 juli 2023 bij de opdrachtbevestiging schriftelijk aan klager bevestigd en herhaald in haar e-mailbericht van 23 augustus 2023. Verweerster schrijft in dit e-mailbericht van 23 augustus 2023 ook aan klager: “Zoals ik je meermaals telefonisch en schriftelijk heb laten weten sta ik je niet bij in andere procedures, zoals een artikel 12 Sv procedure en alle andere zaken waar je tegen aanloopt (aansprakelijkheid van het OM, de kwestie met jouw vader, et cetera).” Verweerster heeft klager hiermee aldus ook duidelijk te kennen gegeven waarmee zij hem niet kon helpen en in dit verband heeft zij specifiek de artikel 12 Sv procedure benoemd. Tot aanvaarding van een aanvullende of nadere opdracht was zij niet gehouden. Verder heeft verweerster in (een ander) e-mailbericht van 18 juli 2023 aan klager gevraagd welke vragen zij nog meer van hem kon beantwoorden en klager verzocht of hij zijn vragen in één bericht aan haar wilde sturen. Verweerster heeft hiermee moeite gedaan om wijs te worden uit de veelheid aan vragen en berichten van klager. Uit de berichten van verweerster blijkt naar het oordeel van de voorzitter verder dat zij klager steeds nauwgezet op de hoogte heeft gehouden over de voortgang van de procedure en ook meermaals (na vragen hierover van klager) heeft laten weten dat er nog geen duidelijkheid was over zijn strafzaak, omdat deze nog door de politie werd onderzocht. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster in haar communicatie richting klager op enig moment tekort is geschoten of onduidelijke afspraken met hem zou hebben gemaakt, noch dat zij onduidelijkheid heeft laten bestaan over de zaken waarin zij klager niet zou bijstaan.
4.4 De klachtonderdelen a) en d) zijn gelet op het voorgaande dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.5 Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel b) dat zij fouten heeft gemaakt in haar correspondentie richting de rechtbank over de lijst van de in beslag genomen goederen, terwijl klager hierover al op 14 en op 17 juni 2022 duidelijkheid aan verweerster had verschaft.
4.6 De voorzitter stelt op grond van de in het feitenrelaas genoemde correspondentie vast dat verweerster direct na de aanhouding van verdachte en de inbeslagname van zijn spullen, een verzoek tot teruggave van de goederen bij het OM heeft ingediend en navraag is gaan doen over de stand van zaken in de zaak van klager (zie de e-mailberichten van 3 en 17 mei 2023, als ook die van 8 juni 2023, van verweerster aan het OM). Uit de reacties hierop van het OM bleek dat er nog geen sprake was van een parketnummer en ook waren er nog geen kvi’s of beslaglijsten opgemaakt. De specifieke omvang van de in beslaggenomen wapencollectie was onduidelijk. Verweerster heeft aangevoerd dat zij om die reden met klager had afgesproken dat hij een lijst van zijn wapencollectie aan verweerster zou sturen. Dit heeft klager op 14 juni 2023 ook gedaan. Omdat klager op snelheid in de procedure aandrong, heeft verweerster vervolgens op basis van de op 14 juni 2023 door klager verstuurde lijst, het klaagschrift op 21 juni 2023 ingediend. Hierna heeft klager meermaals aan verweerster laten weten dat de lijst niet zou kloppen en incompleet was. Klager werd gaandeweg ook steeds dwingender in de richting van verweerster. Daarbij heeft verweerster genoegzaam aangevoerd dat zij het klaagschrift in eerste instantie had gebaseerd op de door klager op 14 juni 2023 gestuurde lijst en dat zij pas later begreep dat klager in dit verband (ook) nog doelde op een door hem op 17 juni 2023 per Whatsapp gestuurde lijst. De voorzitter acht deze bij verweerster ontstane verwarring voorstelbaar, gelet ook op de grote hoeveelheid appberichten en mailverkeer van klager richting verweerster en de veelheid aan vragen en verzoeken van klager in deze berichten. Verweerster heeft op 23 augustus 2023 de aanvulling op de lijst met de in beslaggenomen goederen alsnog aan de rechtbank doorgestuurd, met het verzoek om deze aanvulling mee te nemen in de procedure. Van het maken van fouten door verweerster in haar communicatie over het beslag richting de rechtbank, is de voorzitter niet gebleken.
4.7 Klachtonderdeel b) is gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.8 In klachtonderdeel c) verwijt klager verweerster dat zij een proces-verbaal van 1 mei 2023 zou hebben achtergehouden, met het verzoek eerst een factuur te betalen. Ook verwijt klager verweerster dat zij geen antwoord wilde geven op de vraag van klager of verweerster met de ex-vriendin van klager heeft gesproken over dit proces-verbaal.
4.9 De voorzitter stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier vast dat verweerster op 5 juli 2023 de verzochte dossierstukken van het OM heeft ontvangen. Dit heeft verweerster klager bij e-mailbericht van 18 juli 2023 ook laten weten. Hierbij heeft zij ook duidelijk aan klager te kennen gegeven dat klager eerst zijn betalingsnota aan verweerster diende te voldoen. Zodra verweerster deze betaling had ontvangen, zou zij klager de dossierstukken toesturen. Uit de verschillende e-mailberichten en de onder 1.19 genoemde Whatsappberichten blijkt dat klager hierna steeds dreigender en dwingender van toon werd richting verweerster en weigerde om haar factuur te betalen. Uiteindelijk heeft verweerster de dossierstukken op 23 augustus 2023 alsnog aan klager toegestuurd, terwijl klager op dat moment nog steeds niet tot betaling van de factuur was overgegaan. Verweerster heeft gelet op het voorgaande open en duidelijk gecommuniceerd over de processtukken richting klager. Van het door verweerster “achterhouden” van stukken, in de vorm van een proces-verbaal van 1 mei 2023, zoals klager stelt, is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Het verwijt van klager over het door verweerster bespreken van het proces-verbaal met de ex-vriendin van klager is door klager niet nader onderbouwd en mist feitelijke grondslag.
4.10 Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.11 Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel e) dat zij niet als vertrouwenspersoon voor klager heeft geacteerd.
4.12 De voorzitter is van oordeel dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Tegenover de betwisting van verweerder, heeft klager nagelaten om dit klachtonderdeel van een deugdelijke onderbouwing te voorzien. Klachtonderdeel e) is daarom eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f)
4.13 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij zich kort voor de zitting heeft onttrokken als advocaat en daarbij ook geen vervangende advocaat heeft genoemd.
4.14 De voorzitter stelt vast dat verweerster zich bij e-mailbericht van 5 september 2023 heeft onttrokken als advocaat, gelet op de ontstane vertrouwensbreuk. Er was sprake van een moeizame communicatie tussen klager en verweerster. Daarbij had klager op dat moment ook al een interne klacht tegen verweerster ingediend. Verweerster heeft klager in het bericht van 5 september 2023 daarom geïnformeerd dat zij zich had onttrokken en aan klager te kennen gegeven dat hij een nieuwe advocaat diende te zoeken. De behandeling van het klaagschrift stond op 17 oktober 2023 gepland, zodat klager op dat moment nog voldoende gelegenheid had om op zoek te gaan naar een vervangende advocaat. Dit heeft mr. N gedurende de klachtenprocedure ook diverse malen aan klager aangegeven. Gelet op voormelde gang van zaken, is de voorzitter van oordeel dat er geen sprake van is dat verweerster zich verwijtbaar als advocaat heeft onttrokken.
4.15 Klachtonderdeel f) is gelet op het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel g)
4.16 Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel g) dat zij, na haar onttrekking als advocaat van klager, toch weer als advocaat van klager richting het OM heeft opgesteld. Hierbij was het verweerster enkel te doen om het incasseren van een vergoeding, zonder de belangen van klager te behartigen.
4.17 Ook dit klachtonderdeel slaagt naar het oordeel van de voorzitter niet. De voorzitter stelt vast dat verweerster zich na haar onttrekking op 5 september 2023 alsnog tot klager heeft gewend met de mededeling dat het OM heeft laten weten zich niet te zullen verzetten tegen de teruggave van de in beslag genomen collectie en dat het OM in verband daarmee verzoekt om intrekking van het klaagschrift. Verder verzocht verweerster aan klager om akkoord te gaan met intrekking van haar creditnota, waarna zij vervolgens een verzoek om vergoeding van advocaatkosten bij de rechtbank zou kunnen indienen en de zaak op die manier kon worden afgewikkeld. Verweerster heeft dit in haar e-mailbericht van 29 september 2023 duidelijk aan klager gecommuniceerd. Verweerster heeft daarna (meermaals) bij het OM geïnformeerd naar de stand van zaken betreffende de in beslag genomen goederen en zij heeft klager hierover bij mailberichten van 4 en 6 oktober 2023 bericht en geadviseerd. Verweerster heeft daarbij genoegzaam aangevoerd dat zij handelde in het kader van nazorg. Dat het verweerster enkel te doen was om eigen financieel gewin, zoals klager verweerster verwijt, blijkt naar het oordeel van de voorzitter nergens uit. Alhoewel verweerster zich al had onttrokken als advocaat van klager en haar communicatie hierna mogelijk enigszins verwarrend voor klager kan zijn geweest, is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. Gelet op het voorgaande is ook klachtonderdeel g) kennelijk ongegrond.
4.18 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024.

Griffier Voorzitter


Verzonden op: 8 april 2024