ECLI:NL:TADRAMS:2024:57 Raad van Discipline Amsterdam 23-823/A/NH/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:57
Datum uitspraak: 25-03-2024
Datum publicatie: 05-04-2024
Zaaknummer(s): 23-823/A/NH/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar; Verweerster heeft langdurig en herhaaldelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en daarbij de kernwaarden deskundigheid en (financiële) integriteit veronachtzaamd. Verweerster heeft veelal kwetsbare cliënten bijgestaan, die door verweersters handelen ernstig zijn benadeeld. Zo heeft verweerster onder meer voorschotdeclaraties niet afgerekend, cliënten niet geïnformeerd over hun zittingen en nagelaten zaken af te wikkelen en over te dragen na het staken van haar praktijk. Hoewel verweerster zich van het tableau heeft laten uitschrijven als advocaat, ziet de raad bij een eventuele herschrijving van verweerster in de toekomst een risico dat de tekortkomingen van verweerster zich opnieuw zullen voordoen en potentiële, toekomstige cliënten een ernstig risico zullen lopen dat hun belangen worden geschaad als verweerster hen als advocaat bijstaat. Verweerster heeft echter in het verleden wel naar behoren als advocaat gefunctioneerd. Verweerster (die in 2007 als advocaat is beëdigd) heeft bovendien een blanco tuchtrechtelijk verleden. De raad acht dan ook aannemelijk dat haar ondermaatse prestaties en laakbaar handelen van de laatste maanden samenhangen met haar (psychische) gezondheid en persoonlijke omstandigheden. Dat leidt de raad tot het oordeel dat een schrapping een te zware maatregel is. De raad ziet zich in de gegeven omstandigheden wel genoodzaakt verweerster onvoorwaardelijk te schorsen voor de duur van acht weken. Mocht verweerster zich in de toekomst weer als advocaat willen inschrijven op het tableau, is op deze manier verzekerd dat de desbetreffende Raad van de Orde zich ervan kan vergewissen dat er geen risico meer bestaat voor benadeling van toekomstige cliënten.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 25 maart 2024
in de zaak 23-823/A/NH/D
naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

over:

verweerster


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 27 november 2023 met kenmerk ks/23-532/2281394, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 12 februari 2024 in aanwezigheid van de deken, bijgestaan door de adjunct-secretaris van de orde van advocaten Noord-Holland, mr. K.B. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.2 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 24. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door deken bij e-mail van 15 januari 2024 nagezonden stukken.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
a) Opleidingspunten
2.2 Bij e-mail van 15 november 2022 heeft verweerster op grond van artikel 4.7 Voda een verzoek tot vrijstelling voor het behalen van de opleidingspunten gedaan wegens langdurig ziekte.
2.3 Bij e-mail van 22 november 2022 heeft de deken verweerster als volgt bericht:
“Er kan met succes een beroep op de vrijstellingsregeling worden gedaan, indien de advocaat de praktijk meer dan zes maanden in het geheel niet heeft uitgeoefend. Het is mij bekend dat u al enige tijd worstelt met uw (psychische) gezondheid, echter u bent steeds de praktijk blijven uitoefenen - zij het niet voor 100%. (…). Om die reden wordt uw verzoek om vrijstelling op grond van artikel 4.7 Voda dan ook geweigerd.
(…) U gaf aan nog geen punten behaald te hebben. Om die reden heb ik naar de door u behaalde opleidingspunten over 2020 en 2021 gekeken. (…).
In 2020 heeft u op 24 november 2020 in totaal 25 punten behaald. Ik heb u op 3 augustus 2021 bericht dat u had voldaan aan artikel 4.4 lid 1 Voda. U heeft wat mij betreft daarmee geluk gehad, want het komt mij ongeloofwaardig voor dat u in die ene dag daadwerkelijk die cursussen integraal heeft gevolgd. Uit eigen waarneming weet ik ook dat het bij PO-online mogelijk is de cursussen door te spoelen en de multiple-choice vragen net zo lang te beantwoorden totdat deze goed zijn. Een certificaat wordt desondanks verstrekt.
In 2021 heeft u op 31 december 2021 in totaal 21 punten behaald en op 30 december 2021 in totaal 13 punten. Daarnaast heeft u maar vier uur intervisie gevolgd in plaats van de verplichte 8 uur (artikel 4.3a Voda). Omdat u automatisch in de zogenaamde bak "voldaan" terecht bent gekomen, bent u hierover niet eerder aangeschreven. (…)”
2.4 Naar aanleiding van deze constatering heeft de deken verweerster op 30 november 2022 uitgenodigd voor een bespreking. Verweerster heeft toen toegegeven dat zij de opleidingspunten niet had verkregen door Webinars integraal te volgen, maar door deze vooruit te spoelen en direct de (tussentijdse) controlevragen te beantwoorden. Aldus kon zij op één dag (bijvoorbeeld) 25 opleidingspunten realiseren, hoewel één punt staat voor één uur netto onderwijs.
b) Niet nakomen afspraken omtrent staken praktijk
2.5 Tijdens de bespreking op 30 november 2022 is verder naar voren gekomen dat verweerster niet goed in haar vel zat. De deken heeft zijn zorgen over verweersters advocatenpraktijk geuit en verweerster erop gewezen dat coaching noodzakelijk was voor de voortzetting van haar praktijk. Bij e-mail van 1 december 2022 is dit als volgt aan verweerster bevestigd:
“De deken heeft tijdens de bespreking aangegeven zorgen over uw advocatenpraktijk te hebben. In dat kader hebben wij besproken dat het u wellicht zou kunnen helpen om u te laten coachen bij het voeren van uw advocatenpraktijk. (…) Bij e-mail van gisteravond heeft u ons bericht al contact te hebben opgenomen met [een coach] en een intakegesprek te hebben gepland. Wij spraken af met elkaar te bellen voor een update over het bovenstaande op vrijdagochtend 16 december a.s. om 10.00 uur. (…)”
2.6 Eind december 2022 heeft opnieuw een overleg plaatsgevonden tussen de deken, verweerster en haar advocaat, mr. P. Besloten is dat verweerster haar praktijk tijdelijk zou stilleggen om te werken aan haar herstel. Afgesproken is dat verweerster geen nieuwe cliënten zou aannemen en dat zij alle cliënten - op twee na - zou overdragen. Zij zou hiervan melding maken op haar website en zij zou de Raad voor Rechtsbijstand informeren dat zij tijdelijk geen piketten zou doen. Gelet op deze afspraken heeft de deken besloten vooralsnog niet dwingend coaching aan verweerster op te leggen of anderszins onderzoek te doen naar haar praktijkuitoefening.
2.7 De deken heeft ondanks de met verweerster gemaakte afspraken signalen ontvangen dat verweerster toch zaken is blijven behandelen. De deken heeft ter illustratie een e-mail overgelegd van verweerster aan mr. De K gedateerd op 23 februari 2023. Verweerster schrijft in die e-mail namens haar cliënt mr. De K aan over een zitting die de week ervoor had plaatsgevonden en over een kort geding dat zij wenste te starten.
2.8 Bij e-mail van 26 april 2023 is namens de deken bij mr. P om opheldering gevraagd over de ontvangen signalen. In die e-mail staat, voor zover relevant:
“Eind december 2022 heeft u met de deken gesproken over [verweerster]. U heeft de deken toen voorgesteld even "pas op de plaats" te maken, gedurende drie maanden, zodat [verweerster] zich kon concentreren op het in orde brengen van haar huis en het organiseren van haar praktijk. Zij zou geen nieuwe cliënten meer aannemen en zou alle cliënten overdragen op twee na. Ze zou het tijdelijke staken van haar werkzaamheden op haar website vermelden. Ze zou de Raad voor Rechtsbijstand informeren dat ze tijdelijk geen piketten zou doen. De deken is met dit voorstel akkoord gegaan. De gemaakte afspraken in de bespreking van 30 november 2022, bevestigd in de e-mail van 1 december 2022, zijn daarmee tijdelijk 'on hold' gezet. In haar e-mail van 20 januari 2023, 01.29 uur, heeft [verweerster] aangegeven dat zij haar praktijkvoering hoogstwaarschijnlijk pas in juni/juli kan hervatten, vanwege de grote herstelwerkzaamheden aan haar woning. Op dat moment vermeldde [verweerster] onder haar e-mailberichten nog dat zij haar praktijk een periode had gesloten wegens een overmachtssituatie. In haar e-mail van 14 februari 2023 en daarna staat dit niet meer vermeld. Op haar website staat enkel dat zij "minder goed bereikbaar" is sinds 1 januari 2023. Wat is de reden dat zij niet (meer) onder haar e-mailberichten en op haar website heeft vermeld dat zij haar werkzaamheden tijdelijk heeft gestaakt?”
2.9 Op 22 mei 2023 heeft mr. P hierop namens verweerster geantwoord, voor zover relevant:
“Zoals u weet lag het zwaartepunt van de praktijk van [verweerster] op het rechtsgebied van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd). Het gaat daarbij om bijstand aan cliënten met vaak zeer zware psychiatrische aandoeningen. In zaken voor dergelijke cliënten zijn de persoonlijke en sociale aspecten vaak even belangrijk als de juridische. Het is doorgaans moeilijk om als advocaat de noodzakelijke vertrouwensband met deze cliënten op te bouwen. Vaak duurt dat lang en wanneer dat eenmaal is gebeurd, is het vaak niet goed mogelijk en niet in het belang van de cliënten om hun zaken aan een andere advocaat, met wie een dergelijke band er niet is, over te dragen.
In de tweede plaats geldt dat veel cliënten via een ambtshalve toevoeging bij een op het piketrooster geplaatste advocaat terecht komen. De piketlijsten worden in de maanden voorafgaand aan het halve jaar waarin zij gelden opgesteld. Dat was ook in deze kwestie het geval. De afgelopen maanden heeft [verweerster], zoals u zelf ook heeft geconstateerd, een aantal ambtshalve toevoegingen op haar naam gesteld gekregen. Deze kwamen voort uit het piket waarvoor zij eind 2022 is ingedeeld. (…) Voor wat betreft de plannen van [verweerster] deelde zij mij mee dat inmiddels de bouw- en herstelwerkzaamheden aan haar woonhuis/kantoor grotendeels zijn afgerond. Op persoonlijk vlak heeft [verweerster] zich voorzien van professionele coaching en hulp, waardoor zij grote vooruitgang heeft geboekt. Zij heeft het plan om zich later dit jaar weer aan de praktijk te gaan wijden, waarbij zij zich met name wil gaan richten op het rechtsgebied van de VWGGZ/WZD. ”
2.10 Tijdens een telefoongesprek op 30 mei 2023 tussen (een medewerker van) de deken en mr. P zijn afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder verweerster haar praktijk weer kon hervatten en over het aantal te behalen opleidingspunten. Deze afspraken zijn als volgt aan mr. P bevestigd, voor zover relevant:
“In de eerste plaats zal [verweerster] zich moeten onderwerpen aan peer review door een deskundige op het gebied van de WVGGZ. De gedachte is dat zij zich in 10 WVGGZ-zaken laat vergezellen door een andere advocaat, waarbij een min of meer evenredige verdeling wordt gemaakt over de verschillende aard van de WVGGZ zaken. (…) Indien deze peer-reviewers van mening zijn dat de kwaliteit voldoende is, is het daarmee afgedaan (…). Wij verlangen tevens dat [verweerster] bevestigt dat zij zich in haar praktijk zal beperken tot het behandelen van zaken op het rechtsgebied WVGGZ en geen zaken zal behandelen op andere rechtsgebieden. (…) Nu verweerster in 2022 slechts 6 punten heeft behaald, is een inhaalverplichting ontstaan. (…) gelet op de omstandigheden dat verweerster in 2022 al beperkt de praktijk heeft uitgeoefend en zij vanaf juni 2023 weer zal gaan hervatten, is de deken wel bereid voor 2023 aan te sluiten bij die regeling. Dat betekent concreet het volgende: (…) Voor wat betreft de reguliere opleidingsverplichtingen voor 2023 dient (…) [verweerster] dit jaar nog 12 punten te behalen (…) In verband met haar afwezigheid in verband met ziekte dient zij nog 5 inhaalpunten te behalen (…). Zij heeft voor deze 5 punten de tijd tot en met 31 mei 2024; (…) Over 2022 geldt een inhaalverplichting van 14 punten. Dat betekent dat verweerster in 2023 in totaal 26 punten dient te behalen en uiterlijk 31 mei 2024 nog 5 punten (naast de reguliere verplichtingen die in 2024 gelden).”

c) Ondermaats verweerschrift
2.11 Op 12 juli 2023 heeft de deken een signaal van de rechtbank Noord-Holland (hierna de rechtbank) ontvangen. Verweerster had zich gesteld voor de gerekwestreerde in een alimentatiezaak die op 6 december 2022 aanhangig was gemaakt. Uit een e-mail van de rechtbank aan verweerster van 12 mei 2023 volgt dat verweerster enkele malen om uitstel had gevraagd voor het indienen van het verweerschrift en dat zij de rechtbank op 7 april 2023 had toegezegd het verweerschrift te zullen indienen. Dat heeft verweerster vervolgens niet gedaan. Ook nadat de rechtbank verweerster tot 22 mei 2023 in de gelegenheid had gesteld het verweerschrift in te dienen, heeft verweerster dat niet gedaan, aldus die e-mail.
2.12 Bij e-mail van 13 juli 2023 (08:24 uur) heeft de deken verweerster om opheldering gevraagd en verweerster verzocht het dossier inclusief alle correspondentie met de cliënt, de rechtbank en de wederpartij bij de deken in te leveren.
2.13 Bij e-mail van 13 juli 2023 (09:12 uur) heeft verweerster geantwoord dat zij wel een verweerschrift bij de rechtbank had ingediend en zelfs bij aangetekende brief. Verder schrijft verweerster:
“Ik ga hedenmorgen bij de rechtbank na waar het verweerschrift aldaar gebleven is en zal hem uiteraard nogmaals nasturen met verzendbewijs indien hij bij de griffie kwijt is geraakt. Het is opmerkelijk dat in het roljournaal geen enkele sommatie heeft gestaan omdat ze hem niet binnen zouden hebben gehad. Ik check de roljournalen dagelijks.”
2.14 Op 20 juli 2023 (13:18 uur) heeft de deken verweerster laten weten dat hij een bezoek aan haar kantoor wenste af te leggen, omdat verweerster niet had aangetoond dat zij het verweerschrift had ingediend bij de rechtbank. Hierop heeft verweerster op 20 juli 2023 (13:32 uur) geantwoord:
“Met alle respect maar ik heb u aangegeven dat ik nog het appartement van mijn overleden tante aan het leeghalen ben. Wil de Deken misschien een afschrift van het overlijdenscertificaat? Een foto van de ingepakte dozen? Ik ben niet op kantoor aanwezig en ik ben van deze heksenjacht niet gediend, ook al betreft het hier de Orde. Het is belachelijk dat ik u eerst keurig aanschrijf waar en wanneer ik ben vandaag, u zojuist per WeTransfer het dossier heb toegestuurd en de Orde het toch gerechtvaardigd acht om mijn huis binnen te kunnen komen vallen. Ik wens u veel plezier met hond Noor, die de wacht houdt, maar ik ben zoals gezegd niet aanwezig. De dossierstukken heeft u ontvangen. Het verweerschrift is 7 april jl. ingediend.”
2.15 De deken heeft verweerster hierop op 20 juli 2023 (14:49 uur) laten weten dat hij specifiek de volgende informatie uit het betreffende dossier wenste te ontvangen:
- de brief aan de advocaat wederpartij waarmee het verweerschrift is toegezonden;
- de brief aan de rechtbank waarmee het verweerschrift is ingediend;
- het ontvangstbewijs van het aangetekende schrijven;
- de opdrachtbevestiging aan de cliënt;
- het advies aan de cliënt en correspondentie waarmee het verweerschrift eerst in concept en daarna definitief aan de cliënt is gezonden.

2.16 De deken heeft hierop geen (adequate) reactie ontvangen. De deken heeft uiteindelijk wel een verweerschrift van verweerster ontvangen en dat laten beoordelen door een lid van de Raad van de Orde van Advocaten Noord-Holland, een gespecialiseerd familierechtadvocaat. Die heeft bij e-mail van 20 juli 2023 (19:43 uur) laten weten dat het verweerschrift niet voldeed aan de minimale kwaliteitseisen. Zij schrijft in dat verband:
“In algemene zin is het gebruikelijk en noodzakelijk om in een verweer op een ontvankelijk verzoek tot vaststelling van alimentatie, in ieder geval concreet in te gaan op de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige. Dit zijn de twee pijlers waarop een alimentatie wordt gebaseerd. Uiteraard zijn er nog tal van andere verweren mogelijk, daarover zal ik nu niet uitweiden, maar deze twee uitgangspunten zijn de basis en om die reden, tenzij er een bijzondere redenen zijn dit niet te doen, onderdeel van ieder processtuk over dit onderwerp.
Ik constateer dat in het verweerschrift uitsluitend op de ontvankelijkheid wordt ingegaan (te weten: er is geen sprake van gewijzigde omstandigheden, inderdaad een voorwaarde om partneralimentatie te mogen wijzigen). Nu valt te betwijfelen of dit een haalbaar verweer is (of van een wijzigingsverzoek sprake Is, is geen gegeven omdat de partneralimentatie nooit eerder is vastgesteld), had hiermee naar mijn inschatting in het processtuk niet mogen worden volstaan. In alimentatiezaken is het "regel" dat alle informatie en alle verweren voorafgaand aan de zitting worden uitgewisseld en de zaak niet wordt aangehouden voor het aanvullen van ontbrekende financiële stukken, zoals In het verweer impliciet wordt verzocht. De gevolgen van de ontbrekende informatie komen voor rekening van de partij die zich daarop had willen beroepen. Uiteraard wordt hier wel eens van afgeweken in voorkomende gevallen die daar concreet aanleiding toe geven, maar daar kan zeker niet op worden gerekend. Ook daarin kan geen reden worden gezien het verweer slechts op het punt van de ontvankelijkheid toe te spitsen.
Vanzelfsprekend kan het een strategische keuze van de advocaat zijn om alleen op de ontvankelijkheid verweer te voeren. Een reden hiervoor had kunnen zijn dat bestudering van de financiële stukken had uitgewezen dat een dergelijk inhoudelijk verweer geen kans van slagen had gehad en niet tot afwijzing van het verzoek had kunnen leiden. Dit had dan uit de stukken in het dossier moeten blijken, maar voor zover ik heb kunnen nagaan bevonden zich in het dossier geen alimentatieberekeningen en/of een daarop toegespitst advies aan de cliënt. Met andere woorden: uit niets blijkt dat deze strategische keuze is gemaakt. Ook dan valt nog te betwijfelen of er echt geen andere verweren gevoerd hadden kunnen en moeten worden.”
d) Niet afrekenen voorschotdeclaratie (I)
2.17 Met ingang van 1 september 2023 heeft verweerster zich laten uitschrijven van het tableau. Om deze reden moest haar cliënte in de hierboven onder c genoemde alimentatiezaak, B, een andere advocaat zoeken. Het ordebureau heeft B hierbij geholpen. Verweerster had voor de behandeling van de zaak met B voor de kosten van bijstand een vast bedrag van € 1.815,- inclusief BTW afgesproken. Dat bedrag had B bij wijze van voorschot al aan verweerster betaald. Verweerster heeft geen eindafrekening opgemaakt en geen deel van het betaalde bedrag terugbetaald.
e) Niet afrekenen voorschotdeclaratie (II)
2.18 Op of omstreeks 26 april 2023 heeft verweerster een incasso-opdracht van P B.V. (hierna P) aangenomen. Verweerster heeft P op 26 april 2023 een voorschotnota toegezonden van € 2.722,55. Per Whatsapp-bericht heeft zij P verzocht de rekening te voldoen op haar privérekening in plaats van op haar kantoorrekening. Het bericht van verweerster en het antwoord van P hierop luiden:
[Verweerster]: "Mag ik ander rekeningnummer doorgeven? Verkeerd op nota. Niet dramatisch maar andere is handiger [rekeningnummer] tnv [verweerster] is veel makkelijker."
[P]: "[Smiley] Vindt belastingdienst dat ook [smiley]" [Verweerster]: "Zeker, wordt gewoon opgegeven. ;) ik heb een meedogenloze boekhouder. Maar ik haar (sic) de Rabobank dus die probeer ik te ditchen [smiley]"
2.19 Bij e-mail van 31 mei 2023 heeft verweerster P bericht dat zij al haar zaken moest neerleggen en dat P een andere advocaat moest inschakelen. Op 1 juni 2023 heeft P zijn opdracht ingetrokken. P heeft verweerster herhaaldelijk verzocht het voorschotbedrag van € 2.722,55 aan hem terug te betalen. Dit heeft verweerster niet gedaan. Verweerster heeft geen werkzaamheden verricht voor P. Naar aanleiding hiervan heeft P op 30 juli 2023 een klacht bij de deken ingediend. In de dekenvisie van de deken van 31 oktober 2023 naar aanleiding van die klacht, staat voor zover relevant:
“Bij e-mailberichten van 23 augustus 2023 en 27 september 2023 is [verweerster] verzocht om te reageren op de klacht, maar daar is niets op vernomen. [Verweerster] heeft zich per 1 september 2023 op eigen verzoek van het tableau laten schrappen. Per deze datum is zij derhalve geen advocaat meer. Voor zover ik uit de stukken heb kunnen opmaken heeft u de voorschotnota aan [verweerster] voldaan, zonder dat daar enige werkzaamheden tegenover hebben gestaan. Ik heb althans niet kunnen vaststellen dat [verweerster] werkzaamheden heeft verricht en zij heeft zich, bij haar toezeggingen het voorschot terug te betalen, zodra zij weer over geld beschikte, daar ook niet op beroepen. Daarbij komt dat zij haar toezeggingen tot terugbetaling zonder enige vorm van berichtgeving niet is nagekomen. Evenmin heeft [verweerster] de moeite genomen om zich in rechte te verweren. Door aldus te handelen heeft [verweerster] de kernwaarde (financiële) integriteit geschonden op een wijze die het vertrouwen in de advocatuur schaadt. (…).”
f) Niet betalen hoofdelijke omslag
2.20 Op 19 april 2023 heeft de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland verweerster een factuur gestuurd ter zake van de voor dat jaar vastgestelde hoofdelijke omslag ter hoogte van € 790,00. Ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen (van 5 juni 2023, 28 juni 2023, 25 juli 2023, 8 augustus 2023, 14 september 2023 en 10 oktober 2023) heeft verweerster de hoofdelijke omslag niet betaald. Op verzoek van verweerster is op 31 juli 2023 een betalingsregeling aangeboden, die verweerster niet is nagekomen. Ook heeft verweerster de factuur ter zake de financiële bijdrage van de NOvA niet voldaan. Beide vorderingen zijn overgedragen aan de deurwaarder.
g) Cliënt niet informeren over een zitting (I)
2.21 Verweerster heeft mevrouw T (hierna T) bijgestaan in een familierechtzaak. In deze zaak was door de rechtbank een zitting gelast op 23 januari 2023 om 14:15 uur. Verweerster heeft T niet over deze zitting geïnformeerd. Ook heeft verweerster de deken niet over deze zaak geïnformeerd, ondanks de gemaakte afspraken dat zij haar werkzaamheden zou stilleggen.
2.22 Eén dag voor de zitting heeft verweerster bij e-mail van 22 januari 2023 de rechtbank en de wederpartij geïnformeerd dat zij niet op de zitting kon verschijnen. Verweerster schrijft in dat verband:
“Ik heb me al van zoveel mogelijk zaken afgehaald maar die van [T] is er doorheen geglipt maar ik heb geen enkele notie van de stand van zaken nu of kon ik haar duidelijk te maken dat ze haar verhinderdata moest opgeven aan mij.”
2.23 Nadat verweerster haar praktijk had beëindigd heeft T een andere advocaat ingeschakeld, mr. G. Hij heeft de deken bij e-mail van 5 oktober 2023 bericht dat verweerster T had meegedeeld dat zij niet bij een zitting aanwezig hoefde te zijn en dat dit in het nadeel van T heeft gewerkt.
h) Cliënt niet informeren over een zitting (II)
2.24 Verweerster heeft inzake een verzoek tot vervangende toestemming haar cliënt, de heer S (hierna S), niet geïnformeerd over een zitting die heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023. Verweerster heeft de rechtbank op 14 juni 2023 (12:03 uur) geschreven, voor zover relevant:
“Inzake opgemelde aangelegenheid leerde ik vanochtend dat er hedenmiddag om 13.30 uur een zitting in de bovengenoemde zaak staat gepland. Noch de wederpartij heeft mij na het opvragen van de verhinderdata (zie hieronder) noch de gezinsvoogd noch uw rechtbank zelf heeft mij hierover schriftelijk geïnformeerd. Cliënt heeft evenmin een eerdere oproep ontvangen, hoorde ik zojuist bij navraag. (…) Gelet op het vorenstaande verzoek ik u dus met absolute klemmende redenen om een uitstel voor zitting van vanmiddag 13:30 uur. (…) Cliënt en ik zullen zoals gezegd niet aanwezig kunnen zijn en ik vertrouw erop dat dit de overige partijen nog op tijd bereikt.”
2.25 Verweerster heeft geen verweer namens S gevoerd en zij en S zijn niet op de zitting verschenen. In de beschikking van 12 juli 2023 staat hierover het volgende:
“Aan het begin van de zitting heeft de advocaat van de moeder een uitstelverzoek van de vader (e-mail van de advocaat van de vader van 14 juni 2023) voorgelezen. Dit uitstelverzoek had de rechtbank nog niet bereikt. De advocaat van de moeder heeft zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. De rechtbank heeft, na zich te hebben teruggetrokken voor beraad, het uitstelverzoek van de vader afgewezen en heeft de zaak verder behandeld.”
i) Zaken niet afwikkelen en overdragen na staken van de praktijk
2.26 Op 13 november 2023 heeft de deken een e-mail van mr. S ontvangen, waaruit volgt dat verweerster op dat moment nog stond vermeld als de advocaat in een lopende jeugdrechtzaak. Mr. S schrijft de deken voor zover relevant in die e-mail:
“Ik mail u m.b.t. [verweerster]. Een cliënte wendde zicht tot mij omdat zij geen contact kon krijgen met haar advocaat [verweerster] en verzocht mij de behandeling van de nog lopende jeugdzaak van haar over te nemen. Ik heb haar inmiddels verschillende keren gemaild en geappt, maar krijg geen reactie. Vandaag zie ik via de site van de advocatenorde dat zij geen advocaat meer is. Weet u wie of en ja wie haar vervanger is? Zij heeft zich namelijk nog niet onttrokken en morgen verloopt een termijn. Ik zou graag met u in overleg willen of het mij vrijstaat in die zaak mij te stellen en namens cliënte stukken in te dienen.”
2.27 Verweerster heeft de deken niet over deze lopende zaak geïnformeerd. Evenmin heeft verweerster haar cliënt geïnformeerd over het staken van haar praktijk.
j) Zaken niet afwikkelen en overdragen na staken van de praktijk (II)
2.28 Op 11 december 2023 heeft de deken van mevrouw Van V (hierna Van V) een verzoek tot bemiddeling ontvangen. Van V kon verweerster niet meer bereiken, terwijl zij haar dossier nodig had om deze over te dragen aan verweersters opvolgend advocaat.
2.29 Bij e-mail van 12 december 2023 heeft ook de deken verweerster verzocht om het dossier over te dragen. Verweerster heeft niet op dit verzoek gereageerd en het dossier niet overgedragen.
2.30 De deken heeft in voorgaande feiten aanleiding gezien op grond van artikel 46f Advocatenwet een dekenbezwaar over verweerster in te dienen.

3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en daarbij de kernwaarden deskundigheid en (financiële) integriteit heeft geschonden. De deken stelt zich op grond van voorgaande feiten en omstandigheden op het standpunt dat verweerster dusdanig tekortgeschoten is in haar werkzaamheden als advocaat, dat er, ondanks dat verweerster zich per 1 september 2023 heeft laten uitschrijven van het tableau, belang bij is dat de geconstateerde tekortkomingen en de beslissing daarover van de tuchtrechter meegewogen kunnen worden bij de beoordeling van een eventueel verzoek tot (her)beëdiging, mocht verweerster in de toekomst weer advocaat willen worden.
3.2 Verweersters tekortkomingen komen, aldus de deken, kort weergegeven op het volgende neer:
1) Verweerster heeft haar opleidingspunten niet gehaald (feiten onder a);
2) Verweerster is haar afspraken met de deken niet nagekomen omtrent het staken van de praktijk (feiten onder b);
3) Verweerster heeft een ondermaats verweerschrift ingediend (feiten onder c);
4) Verweerster heeft voorschotdeclaraties niet afgerekend (feiten onder d en e);
5) Verweerster heeft ondanks herhaalde verzoeken nagelaten de hoofdelijke omslag over 2023 te betalen (feiten onder f);
6) Verweerster heeft cliënten niet geïnformeerd over hun zittingen (feiten onder g en h);
7) Verweerster heeft nagelaten zaken af te wikkelen en over te dragen na het staken van haar praktijk (feiten onder i en j).

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft geen verweer gevoerd tegen het dekenbezwaar.

5 BEOORDELING
5.1 Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dient een advocaat zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 30 augustus 2019, ECLl:NL:TAHVD:2019:125 en Hof van Discipline 28 september 2020, ECLl:NL:TAHVD:2020:200). Bij zijn of haar handelen moet een advocaat zich houden aan de vijf kernwaarden die in artikel 10a Advocatenwet zijn vastgelegd, waaronder de kernwaarden deskundigheid en (financiële) integriteit.
5.2 Verweerster heeft, zoals gezegd, geen verweer gevoerd tegen het dekenbezwaar. Daarmee staat de juistheid van de door de deken genoemde feiten en de bezwaren over verweerster vast.
5.3 Uit de onder 2.2 tot en met 2.4 weergegeven feiten volgt dat verweerster haar opleidingspunten heeft verkregen zonder Webinars integraal te volgen, maar deze vooruit te spoelen en direct de (tussentijdse) controlevragen te beantwoorden. Aldus heeft zij op 24 november 2020 op één dag 25 opleidingspunten gehaald ofschoon één punt op grond van artikel 4.4 lid 5 Voda staat voor één uur netto onderwijs. In 2021 heeft verweerster met deze werkwijze 13 punten behaald op 30 december 2021 en nog eens 21 punten behaald op 31 december 2021. Deze handelwijze is in strijd met de kernwaarden deskundigheid en integriteit.
5.4 Uit de onder 2.5 tot en met 2.10 weergegeven feiten volgt dat verweerster in de periode dat zij en de deken hadden afgesproken dat zij haar praktijk tijdelijk zou neerleggen (van eind december 2022 tot uiteindelijk half juli 2023) zonder overleg met de deken toch zaken is blijven behandelen. Daarmee heeft verweerster eveneens gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit.
5.5 Uit de onder 2.11 tot en met 2.16 weergegeven feiten volgt dat verweerster blijkens een signaal van de rechtbank van 12 juli 2023 ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank heeft nagelaten tijdig voor haar cliënt een verweerschrift in te dienen. Op verzoeken van de deken om hierover opheldering te geven heeft verweerster niet (adequaat) gereageerd. Verweerster hield vol dat zij het verweerschrift wel bij de rechtbank had ingediend, maar weigerde dit verweerschrift aan de deken toe te zenden. Uiteindelijk heeft verweerster alsnog een verweerschrift aan de deken toegezonden, die het heeft laten beoordelen door een lid van de Raad van de Orde van Advocaten Noord-Holland, tevens een gespecialiseerd familierechtadvocaat. Die heeft onderbouwd gesteld dat het verweerschrift ondermaats is en niet voldoet aan de minimale kwaliteitseisen. Daarmee heeft verweerster gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid.
5.6 Uit de onder 2.17 tot en met 2.20 weergegeven feiten volgt dat verweerster in meerdere zaken heeft nagelaten voorschotbetalingen te verrekenen terwijl zij niet of nauwelijks werkzaamheden heeft verricht in die zaken, waarbij zij in de zaak van P bovendien heeft gevraagd om de voorschotdeclaratie te laten betalen op haar privérekening. Verder heeft zij nagelaten de facturen van de Orde van Advocaten Noord-Holland en van de NOvA te voldoen. Hiermee heeft verweerster gehandeld in strijd met de kernwaarde (financiële) integriteit.
5.7 Uit de onder 2.21 tot en met 2.25 weergegeven feiten volgt dat verweerster haar cliënte T niet had geïnformeerd over een zitting op 23 januari 2023, waarna verweerster T later had uitgelegd dat zij niet bij de zitting aanwezig hoefde te zijn, hetgeen nadelig voor T heeft uitgepakt. Daarnaast heeft verweerster nagelaten haar cliënt S te informeren over een zitting op 14 juni 2023, is zij op de zitting niet verschenen en heeft zij in die zaak geen verweer gevoerd namens haar cliënt. Deze handelwijze getuigt van een zeer onbehoorlijke dienstverlening, hetgeen in strijd is met de kernwaarden deskundigheid en integriteit.
5.8 Uit de onder 2.26 tot en met 2.29 weergegeven feiten volgt dat verweerster na het staken van haar praktijk heeft nagelaten meerdere zaken correct af te wikkelen en over te dragen. Verweerster heeft in de bij deze feiten weergegeven jeugdrechtzaak haar cliënt bovendien niet geïnformeerd over de gevolgen van het staken van haar praktijk. Dat het om een jeugdrechtzaak gaat maakt het handelen van verweerster des te kwalijker. Dat verweerster bovendien in de andere bij die feiten beschreven zaak (van Van V) niet heeft gereageerd op verzoeken om het dossier toe zenden acht de raad van zeer laakbaar gedrag getuigen. Ook hiermee heeft verweerster gehandeld in strijd met de kernwaarden deskundigheid en integriteit.
5.9 Op grond van al het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad zal het dekenbezwaar gelet hierop gegrond verklaard.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft langdurig en herhaaldelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en daarbij de kernwaarden deskundigheid en (financiële) integriteit veronachtzaamd. Uit de door de deken naar voren gebrachte feiten en omstandigheden blijkt dat verweerster veelal kwetsbare cliënten heeft bijgestaan, die door verweersters handelen ernstig zijn benadeeld. Hoewel verweerster zich van het tableau heeft laten uitschrijven als advocaat, ziet de raad evenals de deken bij een eventuele herschrijving van verweerster in de toekomst een risico dat de tekortkomingen van verweerster zich opnieuw zullen voordoen en potentiële, toekomstige cliënten een ernstig risico zullen lopen dat hun belangen worden geschaad als verweerster hen als advocaat bijstaat.
6.2 Verweerster heeft echter in het verleden wel naar behoren als advocaat gefunctioneerd. Dit heeft de deken ter zitting verklaard. Verweerster (die in 2007 als advocaat is beëdigd) heeft bovendien een blanco tuchtrechtelijk verleden. De raad acht dan ook aannemelijk dat haar ondermaatse prestaties en laakbaar handelen van de laatste maanden samenhangen met haar (psychische) gezondheid en persoonlijke omstandigheden. Dat leidt de raad tot het oordeel dat een schrapping een te zware maatregel is. De raad ziet zich in de gegeven omstandigheden wel genoodzaakt verweerster onvoorwaardelijk te schorsen voor de duur van acht weken. Mocht verweerster zich in de toekomst weer als advocaat willen inschrijven op het tableau, is op deze manier verzekerd dat de desbetreffende Raad van de Orde zich ervan kan vergewissen dat er geen risico meer bestaat voor benadeling van toekomstige cliënten.

7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.

7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van acht weken op;
- bepaalt dat de onvoorwaardelijke schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M. Bootsma, J.H. Stek, K.C. van Hoogmoed en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2024.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 25 maart 2024