ECLI:NL:TADRAMS:2024:54 Raad van Discipline Amsterdam 23-814/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2024 |
Datum publicatie: | 25-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-814/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klaagster heeft in 2020 een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten met verweerster. Verweerster is nadien door een voormalig cliënt verzocht om op grond van de AVG inzage te geven in diens persoonsgegevens. Verweerster heeft daaraan voldaan. Klaagster stelt dat verweerster met die handeling de VSO heeft geschonden, alsmede jegens klaagster in strijd met de AVG heeft gehandeld. De raad verklaart de klacht ongegrond. De vraag of verweerster de VSO heeft geschonden dient klaagster aan de civiele rechter voor te leggen. Ook de vraag of verweerster in strijd met de AVG heeft gehandeld hoort niet thuis bij de tuchtrechter. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 maart 2024
in de zaak 23-814/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 24 januari 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 22 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2198226/JS/FS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2024. Daarbij
waren verweerster en de heer K. R. aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de op 14 december 2023 door verweerster nagezonden stukken, alsmede van de door
klaagster op 9 januari 2024 nagezonden stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft vanaf 2014 als juriste werkzaamheden in opdracht voor verweerster
verricht.
2.3 In de loop van 2020 is tussen klaagster en verweerster een geschil ontstaan.
Op 28 augustus 2020 heeft klaagster een klacht over verweerster bij de deken ingediend.
Op 1 september 2020 heeft klaagster een dagvaarding laten uitbrengen aan verweerster.
2.4 Op 21 september 2020 hebben klaagster en verweerster overeenstemming bereikt
over een minnelijke regeling met betrekking tot het tussen hen bestaande geschil en
een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) getekend. Als onderdeel daarvan heeft
klaagster de tegen verweerster ingediende klacht en de aanhangig gemaakte procedure
ingetrokken.
2.5 Op 10 mei 2021 is verweerster door de raad op grond van artikel 60b Advocatenwet
met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van haar praktijk
geschorst (ECLI:NL:TADRAMS:2021:93).
2.6 Op 14 december 2022 heeft een voormalige cliënt van verweerster, de heer X,
verweerster verzocht om hem op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(hierna: AVG) inzage te geven in zijn persoonsgegevens. Naar aanleiding van dit AVG-verzoek
heeft verweerster stukken aan de heer X toegestuurd.
2.7 Op 3 januari 2023 heeft klaagster een e-mailbericht van de heer X ontvangen.
2.8 Op 8 januari 2023 heeft klaagster aan verweerster een e-mail gezonden waarin
klaagster de VSO vanwege een wilsgebrek heeft vernietigd en aanspraak heeft gemaakt
op betaling door verweerster van een bedrag van € 15.000,-.
2.9 Op 24 januari 2023 heeft klaagster de onderhavige klacht tegen verweerster
ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
dat zij de VSO en AVG heeft geschonden door - onnodig en zonder rekening te houden
met de rechten en belangen van klaagster en zonder klaagster op voorhand te verwittigen
- informatie over klaagster en haar samenwerking met verweerster aan de heer X te
verstrekken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht ziet in de kern op de afspraken die partijen hebben vastgelegd in
de op 21 september 2020 gesloten VSO. Klaagster stelt dat in de VSO onder meer is
overeengekomen dat partijen over hun samenwerking en hun rechtsbetrekkingen geen mededelingen
aan derden zullen doen, alsmede dat informatie die hierop betrekking heeft zal worden
vernietigd. Klaagster stelt dat verweerster met het nadien verstrekken van informatie
aan een voormalig cliënt de VSO heeft geschonden en ook in strijd met de AVG heeft
gehandeld. Verweerster heeft dit gemotiveerd betwist.
5.2 Voorop wordt gesteld dat klaagster geen exemplaar van de VSO heeft overgelegd,
zodat de raad überhaupt niet kan vaststellen wat partijen in de VSO met betrekking
tot het verstrekken van informatie aan derden precies zijn overeengekomen. Daar komt
bij, zoals ook door verweerster aangevoerd, dat de vraag of verweerster wel of niet
de VSO heeft geschonden een civielrechtelijke vraag is. Voor de beantwoording daarvan
leent een tuchtrechtprocedure zich niet. Klaagster dient die vraag aan de civiele
rechter voor te leggen en niet aan de tuchtrechter. Ook de vraag of verweerster de
AVG heeft geschonden hoort niet thuis in een tuchtrechtprocedure. Voor zover klaagster
zich erover heeft willen beklagen dat verweerster haar goede naam en belangen schaadt
en in dat verband samen met X optrekt, heeft zij deze klacht onvoldoende concreet
onderbouwd.
Conclusie
5.3 De conclusie is dat de klacht ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 maart 2024