ECLI:NL:TADRAMS:2024:51 Raad van Discipline Amsterdam 23-526/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2024 |
Datum publicatie: | 25-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-526/A/NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 maart 2024
in de zaak 23-526/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 9 oktober 2023 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 10 mei 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk e/ss/23-225/2236677
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 9 oktober 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing
is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 8 november 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2024. Daarbij
was klager aanwezig. Verweerder is (met bericht) niet ter zitting verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De voorzittersbeslissing is gebaseerd op feitelijke onjuistheden en pertinente
onwaarheden. In de voorzittersbeslissing wordt een onjuiste toepassing gegeven aan
het ‘ne bis in idem’- beginsel.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.3 De raad overweegt hiertoe als volgt. Zoals door de voorzitter reeds is overwogen
in haar beslissing van 9 oktober 2023 komt de klacht in essentie op hetzelfde neer
als een eerder door klager ingediende klacht, die bij voorzittersbeslissing van 18
juli 2022 deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
De verwijten in die beslissing zagen op het door verweerder schuldig maken aan criminele
handelingen en gedragingen, het onrechtmatig vertegenwoordigen van cliënten, het verduisteren
van publieke gelden, het bedrieglijk handelen en het intimideren van klager door te
dreigen met een kortgeding. In de onderhavige zaak verwijt klager dat verweerder zich
schuldig maakt aan witwaspraktijken, het verduisteren van publieke gelden en het onrechtmatig
vertegenwoordigen van cliënten. Hoewel de klacht in een iets andere vorm is gegoten
en een andere tijdsperiode betreft, betreft het verwijt een herhaling van zetten.
Het in de beslissing onder 4.1 genoemde toetsingskader dient ter bescherming van advocaten
tegen herhaalde klachten over in de kern hetzelfde feitencomplex. Dit brengt naar
het oordeel van de raad ook in dit geval mee dat klager niet een tweede maal kan klagen
over hetzelfde feitencomplex. De doelen van het tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen
van de kwaliteit van de advocatuur en bescherming tegen onzorgvuldig handelen van
advocaten. Het tuchtrecht is er niet om onbeperkt ruimte te geven aan klagers om hun
onvrede over advocaten telkens opnieuw, in iets andere vorm, maar met op hoofdlijnen
dezelfde klachten, aan de orde te stellen.
4.4 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat de voorzitter de klacht
terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk
heeft geacht.
4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 maart 2024