ECLI:NL:TADRAMS:2024:47 Raad van Discipline Amsterdam 23-705/A/A/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:47
Datum uitspraak: 25-03-2024
Datum publicatie: 25-03-2024
Zaaknummer(s): 23-705/A/A/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar; Aan de strafrechtadvocaat van de verdachte aan wie in het belang van het onderzoek beperkingen zijn opgelegd, komt het bijzondere privilege van vrije toegang tot de verdachte toe. Dit bijzondere privilege brengt de verantwoordelijkheid mee dat in geval van beperkingen ook de advocaat zich hieraan dient te houden. De raad is van oordeel dat op basis van de van het OM verkregen Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan zijn cliënt opgelegde beperkingen heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen waarin hij de verdachte bijstond. Door de beperkingen van zijn cliënt te schenden heeft verweerder de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit overtreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Dit wordt verweerder zwaar aangerekend. Ondanks de feiten kan de raad echter niet volledig uitsluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Verder heeft verweerder weliswaar een ernstige antecedentenlijst, maar is hij op dit gebied een ‘first offender’ en is hij niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld voor het schenden van beperkingen. De raad acht - dit alles afwegend - een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 25 maart 2024
in de zaak 23-705/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

over:

verweerder
gemachtigden: mr. A. Çimen en mr. G. Spong


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 oktober 2023 met kenmerk 2259739, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken haar bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 12 februari 2024. Aanwezig waren de deken, bijgestaan door mrs. S en G, beiden lid van de raad van de orde van advocaten Amsterdam en portefeuillehouders strafrecht en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.2 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. Ook heeft de raad kennisgenomen van het namens verweerder toegezonden brief met bijlagen van 3 november 2023 en van het verweerschrift van 4 december 2023.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 4 juni 2020 is verdachte W (de verdachte) in verzekering gesteld op verdenking van witwassen en bezit van verboden middelen. Blijkens het meldingsformulier consultatiebijstand van 4 juni 2020 is verweerder de voorkeursadvocaat van de verdachte. Bij ‘Beperkingen opgelegd’ staat ‘Nee’. Blijkens het meldingsformulier inverzekeringstelling van 4 juni 2020 staat de kantoorgenote van verweerder, mr. B, als voorkeursadvocaat vermeld. Bij ‘Beperkingen opgelegd’ staat: ‘Ja, verdachte mag alleen contact met raadsvrouw hebben’.
2.3 Blijkens het proces-verbaal van verhoor verdachte is de verdachte op 4 juni 2020 om 12:45 uur verhoord. De verdachte had te kennen gegeven gebruik te willen maken van een voorkeurspiketadvocaat en gaf de naam van verweerder op. Verweerder heeft aangegeven dat hij zich liet vertegenwoordigen door mr. B. Voorafgaand aan het verhoor van de verdachte is omstreeks 12:30 uur overleg gevoerd met mr. B. Tijdens het verhoor heeft de politie, onder meer, gevraagd naar de in de woning waar de verdachte was aangehouden aangetroffen contanten van € 402.950,-, € 3.065,- € 1.650,- en € 1.060,-. De verdachte heeft tijdens het verhoor steeds een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Het verhoor is rond 13:12 uur beëindigd.
2.4 Op 4 juni 2020 om 15:28 uur heeft verweerder op zijn zakelijk e-mailadres van ‘Jan van de recherche’ een e-mail ontvangen gericht aan mr. B met daarbij het bevel inverzekeringstelling van de verdachte.
2.5 Op 4 juni 2020 om 16:22 uur heeft het kantoor van verweerder de gekoppelde melding van de Piketraad ontvangen waarmee het meldingsformulier inverzekeringstelling kon worden gedownload. Op 5 juni 2020 om 12:45 uur is het bevel beperkingen uitgereikt aan de verdachte bij de voorgeleiding aan de rechter-commissaris. Op 10 juni 2020 om 14.00 uur zijn de beperkingen opgeheven.
2.6 Uit een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 16 juli 2020 volgt dat de verdachte via de communicatiedienst Encrochat op 3 en 4 juni 2020 tot en met het begin van de doorzoeking heeft gecommuniceerd met de gebruiker van het Encrochat-account Daniel-sit-san. Voor zover relevant staat in het proces-verbaal het volgende:
Uit bovenstaande communicatie blijkt dat "Owner" [RvD: gebruiker van de telefoon] in aanwezigheid van politie, "stiekem" in contact heeft gestaan met daniel-sit-san en hem meld dat er een probleem is. Tot slot wordt door daniel-sit-san, de naam van een advocaat doorgegeven: R(…) J(…). Daarna eindigt de communicatie op het toestel. (…) Uit de communicatie uit de telefoon welke is in beslag is genomen bij verdachte W(…) blijkt dat de gebruiker in contact stond met encro gebruikers sentientstork en daniel-sit-san. (…) Vastgesteld kan worden dat de gebruiker van de telefoon (…) de encronaam Capebonsai gebruikt.(…) Gezien het feit dat de gebruiker van ten tijde van de doorzoeking En gezien het feit dat W(…) als enige aanwezig was in zijn woning kan worden vastgesteld dat W(…) de gebruiker is van de telefoon (…) en daarmee berichten heeft verstuurd via encrochat onder de gebruikersnaam Capebonsai.”
2.7 Op 6 april 2021 heeft de toenmalige deken (hierna ook aangeduid als deken) een brief gedateerd 1 april 2021 ontvangen van een rechercheofficier van justitie (de officier van justitie), werkzaam bij het arrondissementsparket Amsterdam. In deze brief brengt de officier van justitie gedragingen van verweerder als advocaat in een politieonderzoek onder de aandacht en verzoekt hij de deken tot nadere actie over te gaan. In de brief staat, voor zover relevant, het volgende:
“Op 3 juni 2020 is onder leiding van de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam een onderzoek (met onderzoeksnaam: Kaleba) gestart naar aanleiding van informatie dat in een woning in Amsterdam een groot geldbedrag verstopt zou liggen. Dit heeft geleid tot een doorzoeking van genoemde woning in de nacht van 4 juni 2020 en de aanhouding van een verdachte op datzelfde moment. Ten tijde van de doorzoeking werd een geldbedrag van € 408.725,- aangetroffen. Als voorkeursadvocaat meldde zich [naam verweerder] (…) voor de aangehouden verdachte. De aangehouden verdachte heeft op 4 juni 2020 alle beperkingen opgelegd gekregen. Deze beperkingen werden op 10 juni 2020, 14.00 uur opgeheven.
Op enig moment werd in het onderzoek Kaleba informatie ontvangen van een elders in het land lopend opsporingsonderzoek, onderzoek 26Lemont. Het betreft hier een onderzoek onder leiding van het Landelijk Parket waarbij inzicht is verkregen in versleutelde communicatie van gebruikers van de communicatiedienst Encrochat. In dit laatstgenoemde onderzoek was onderkend dat er informatie was achterhaald die van belang kon zijn voor het onderzoek Kaleba. Onderdeel van deze informatie bleek betrekking te hebben op communicatie tussen medeverdachten van de aangehouden verdachten [de RvD begrijpt verdachte] kort na diens aanhouding.
Van deze communicatie is bijgevoegd proces-verbaal opgemaakt. (…). Uit deze inhoud leid ik af dat er ten tijde van de beperkingen informatie uit het onderzoek terecht is gekomen bij deze medeverdachten. Het betreft hier informatie die bij niemand anders bekend was dan bij de - in beperking verblijvende - verdachte, diens raadsman, de zaaksofficier, de rechter-commissaris en de politie. Op geen enkele wijze is gebleken van communicatie tussen de medeverdachten en de zaaksofficier, de rechter-commissaris en de politie. (…). Wel is gebleken van communicatie tussen de raadsman [naam verweerder] en de medeverdachten; de medeverdachten spreken daar zelf zeer uitgebreid over.
Uit de inhoud van het genoemde proces-verbaal leid ik af dat de volgende informatie uit het onderzoek bij de medeverdachten bekend is geworden ten tijde van de beperkingen:
• het aangetroffen geldbedrag van ruim 400.000 euro (bericht 5 juni 2020, 18.43.48 uur, p. 3 proces-verbaal en bericht 5 juni 2020, 19.54.06 uur) en
• de proceshouding van de verdachte die zwijgt tijdens de verhoren (bericht 5 juni 2020, 18.52.14 uur, p. 4 proces-verbaal);
Het gaat hier om informatie die tijdens de beperkingen niet bij de medeverdachten terecht had mogen komen omdat zij met deze informatie het onderzoek danig hadden kunnen belemmeren. Niet in de laatste plaats omdat deze informatie hen duidelijk maakte dat er nog een bedrag van bijna 700.000 euro niét gevonden was tijdens de doorzoeking. (…).
Zoals gezegd is op geen enkele wijze gebleken van andere communicatie met de medeverdachten dan die tussen [naam verweerder] en hen. Deze communicatie is - realistisch gezien - dan ook de enige mogelijkheid van het tijdens de beperkingen bekend worden van onderzoeksinformatie bij de medeverdachten. Daarnaast kan uit de communicatie tussen de medeverdachten zelf afgeleid worden dat zij de hiervoor genoemde informatie (het geldbedrag en de proceshouding van de verdachte) inderdaad van [naam verweerder] gekregen hebben.
Ik meen dat wanneer aan een gedetineerde cliënt alle beperkingen zijn opgelegd, voor de advocaat de absolute verplichting geldt om zich te onthouden van iedere gedraging die in strijd is met het doel van de oplegging van de beperkingen, te weten dat geen contact ontstaat tussen de verdachte en de buitenwereld. De advocaat mag in die periode dus niet met de buitenwereld communiceren over de inhoud van de zaak. (…).”
2.8 Het bij de brief gevoegde proces-verbaal betreft een op ambtsbelofte opgesteld proces-verbaal van bevindingen van de politie van 2 oktober 2020. Hieruit volgt dat de verdachte in het onderzoek Kaleba communiceerde via Encrochat en in contact stond met andere gebruikers van Encrochat. In het proces-verbaal is, voor zover relevant, de volgende communicatie weergegeven tussen Encrochat-accounts Daniel-sit-san, Greyboom, Fourthgear en Sentientstork.


Tussen Greyboom en Daniel-sit-san is in de avond van 5 juni 2020 het volgende gecommuniceerd:

Afzender Datum en Tijd

greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:35 (=20:35) Net met hem gesproken
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:43 (=20:43) Houdt smily zijj bek ???
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:43 (=20:43) 450 gevonden
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:44 (=20:44) Hij gaat je van alles voorzien…
Alle documenten
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:50 (=20:50u) Wat heeft Smiley verklaard
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:51 (=20:51) Ok maar wat ia wr verklaard
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:51 (=20:51) Dus dat was eigenlijk het belangrijkste voor mij om te horen dat hij ontspannen was en zelfs lacherig
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:52 (=20:52) Niks verklaard advocaat zei ook dat hij hem in elk verhoor bij staat
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:53 (=20:53) Dus elke verhoor krijg ik eerste hand verslag want hij weet hoe heli is maakt geen grappen

Tussen Daniel-sit-san en Fourthgear is in de avond van 5 juni 2020 het volgende gecommuniceerd:

daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:49 (=20:49) We came from lawyer just now he cooperitive. [..] Its hugh case all info is classified.
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 19:54 (=21:54)They said the found 450. [..] 19:55 There is more paper the 450 in that place
daniel-sit-san@encrochat.com fourthgear@encrochat.com daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 20:12 (=22:43) The lawyer advices us not to go. [..] 20:13 You should have a lawyer who is one of you.
[..] 20:13 He is.

Op 8 en 9 juni 2020 is tussen Daniel-sit-san en Greyboom het volgende gecommuniceerd:

greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:11 (=19:11) ze houden die beperking strak er op [..] 17:13 hij is naar lelystad
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-08 16:58 (=18:52) Die man is vandaag voorgeleid toch
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:02 (=19:02) Ik ben bij zijn kantoor
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:03 (=19:03) Hij komt net aangereden
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:11 (=19:11) Hij wordt pas volgende week maandag voorgeleid [..] Ze houden die beperking strak er op
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-08 17:12 (=19:12) Hij gaat morgen even contact maken met politie dan kan zijn vrouwtje opruimen etenswaar en dan ze kleren voor hem halen
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:16 (=19:16) hij laat mij morgen weten hoe het zit met huis. [..] 17:17 Dat was het hij kon hem zelfs niet eens zien vandaag want gevangenis is vol
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-09 18:50 (=20:50) heeft adcoxaat al contact gelegd met die chick
greyboom@encrochat.com 2020-06-09 18:50 (=20:50) nee

Op 10 en 11 juni 2020 is tussen Sentientstork en Daniel-sit-san het volgende gecommuniceerd:

sentientstork@encrochat.com 2020-06-10 10:35 (=12:35) zorg dat [naam verweerder] die witmeid gaat bellen [..]
sentientstork@encrochat.com 2020-06-11 17:52 (=19:52) Advocaat heeft der gebeld

Op 11 en 12 juni 2020 is tussen Greyboom en Daniel-sit-san het volgende gecommuniceerd:

greyboom@encrochat.com 2020-06-11 14:14 (=16:14) Want ik heb afspraak met advocaat dat we niks over tel doen maar alles face want die mannen breken de regels als of ze zelf criminelen zijn
greyboom@encrochat.com 2020-06-12 16:47 (=18:47) Ik kom net van advocaat. [..] Ze hebben gister beperking opgeheven.

2.9 Op 12 juni 2020 heeft een tweede doorzoeking plaatsgevonden in de woning waar de verdachte is aangehouden. Tijdens deze doorzoeking is een contant geldbedrag van in totaal € 699.215,- aangetroffen.
2.10 Onder het kopje resumé van het proces-verbaal staat verder het volgende:
“Uit bovengenoemde communicatie kan worden opgemaakt dat encrogebruiker Daniel-sit-san beschikt over gedetailleerde informatie uit het onderzoekdossier. Gezien de verdachte in de zaak Kaleba, W(…), in de periode waarin de communicatie plaatsvindt, in beperkingen is gesteld en enkel contact heeft gehad met zijn advocaat, kan worden uitgesloten dat W(…) zelf informatie uit het onderzoek dossier heeft gedeeld met Daniel-sit-san. Bij het onderzoeksteam bestaat het vermoeden dat de advocaat, [naam verweerder], informatie uit het onderzoek dossier heeft overgedragen aan leden van een criminele groepering, die zich bezighoudt met witwassen, bestaande uit onder andere encrogebruiker Daniel-sit-san. Gezien de aan W(…) toegewezen advocaat [mr. B] werkzaam is bij het advocatenkantoor van [naam verweerder] te Amsterdam, kan [naam verweerder] kennisnemen van het onderzoek. Het vermoeden berust op [naam verweerder] gezien [mr. B] een vrouw is en uit de communicatie is op te maken dat wanneer er naar de advocaat gerefereerd wordt, deze "Hij" wordt genoemd. Daarnaast wordt [naam verweerder] in één van de berichten bij naam genoemd. Uit bovenstaande encro communicatie is op te maken dat de advocaat, [naam verweerder], contant betaald lijkt te krijgen vanuit de organisatie van Daniel-sit-san. Contactpersonen van Daniel-sit-san staan in direct contact met [naam verweerder] die hen informatie verschaft over het dossier en de verhoren. [Naam verweerder] wordt door Daniel-sit-dan zelfs beschouwd als "één van hun". Daarnaast is op te maken dat [naam verweerder] wordt gevraagd contact op te nemen met de vriendin van W(…).
Waarvan door mij is opgemaakt dit proces-verbaal, dat ik sloot en ondertekende te Amsterdam op vrijdag 2 oktober 2020.”
2.11 De deken heeft het bericht van de officier van justitie van 1 april 2021 gekwalificeerd als signaal.
2.12 Bij brief van 29 april 2021 heeft de officier van justitie in aanvulling op zijn brief van 1 april 2021 de deken nadere informatie verschaft. Deze luidt, voor zover relevant, als volgt:
• “De cliënt van [naam verweerder] is op 4 juni 2020 aangehouden en op 5 juni 2020 voorgeleid. In het voorgeleidingsproces-verbaal stond vermeld dat er ruim 400.000 euro in beslag was genomen. Uit het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 blijkt dat diezelfde avond nog medeverdachten van de cliënt van [naam verweerder] informatie hebben gekregen dat er 450.000 in beslag is genomen en dat verdachte niets heeft willen verklaren. Deze medeverdachten zeggen dat ze dat van [naam verweerder] hebben gehoord. Deze informatie was op dat moment niet vrijelijk bekend en er was geen persbericht over uitgegaan. Zoals reeds eerder aangegeven: de cliënt van [naam verweerder] bevond zich op dat moment in alle beperkingen;
• De cliënt van [naam verweerder] is tussen 4 en 6 juni 2020 slechts 1 keer verhoord en beriep zich toen op zijn zwijgrecht. Hierbij was advocaat [mr. B] aanwezig (kantoorgenote van [naam verweerder]). [Naam verweerder] was echter wel zijn advocaat, hij liet zich slechts door haar vertegenwoordigen.
• De politie heeft op dinsdag 9 juni 2020 contact opgenomen met [naam verweerder] om een nieuw verhoor met zijn cliënt te plannen. Hij gaf aan dat zijn cliënt zich op zijn zwijgrecht zou blijven beroepen. Derhalve is ervoor gekozen hem niet te laten lichten uit zijn cel voor verhoor. In het chatverkeer dat opgenomen is in het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 wordt gesproken over een mannelijke advocaat van wie de informatie verkregen zou zijn ('Hij');
• De chats die zijn opgenomen in het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 zijn niet opgenomen in het strafdossier van de cliënt van [naam verweerder]. Deze chats zijn derhalve nieuw voor hem;
• In de chats die zijn opgenomen in het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 wordt gesproken over het feit dat de medeverdachten op bezoek zijn geweest bij [naam verweerder]. Dit zou (steeds) plaats hebben gehad in de middag van 5, 8 en 12 juni 2020. Uit nader ingesteld onderzoek is gebleken dat locatiegegevens van een of meer telefoons van de medeverdachten dit (deels) lijken te bevestigen. Ik heb aan de zaaksofficier en de politie gevraagd daarover een proces-verbaal op te maken. Helaas heb ik dat nog niet ontvangen. Zodra ik dat ontvangen heb, zal ik dat nasturen.”
2.13 Bij brief van 22 juni 2021 heeft de officier van justitie de deken vervolgens een proces-verbaal van bevindingen van 5 mei 2021 omtrent de mastlocatiegegevens toegezonden (proces-verbaal mastlocatiegegevens). Hierin staan, kort samengevat, registraties geverbaliseerd van de telefoons die gekoppeld zijn aan respectievelijk de gebruiker Daniel-sit-san en de gebruiker Greyboom. De telefoon van de eerste (Daniel-sit-san) is op 5 juni 2020 geregistreerd in Arnhem en de telefoon van de tweede (Greyboom) is op 8 en 12 juni 2020 geregistreerd in Amsterdam.
2.14 Op 25 juni 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de deken, de toenmalige portefeuillehouder strafrecht alsmede verweerder, zijn kantoorgenote mr. B en hun advocaat (tevens gemachtigde van verweerder in onderhavig dekenbezwaar), mr. Ç. Van deze bespreking is een verslag gemaakt. Tijdens deze bespreking heeft verweerder, onder meer, verklaard:
- dat hij volgens zijn agenda op vrijdag 5 juni 2020 een zitting heeft gehad in Zwolle om 10:15 uur en daarna besprekingen had in Ter Apel tot 16:30 uur en daarna naar zijn kantoor in Amsterdam is gegaan voor een overleg met drie personen tot 19:45 uur en niet in Arnhem is geweest die dag;
- dat hij de informatie ook niet heeft gedeeld, althans dat hij zeker weet dat als er beperkingen zijn hij dit soort dingen niet bespreekt. Dat hij zijn grenzen kent. Dat hij niet gaat spreken over proceshouding en bedragen in geval van beperkingen.
2.15 Naar aanleiding van de bespreking heeft mr. Ç bij brief van 7 oktober 2021 namens verweerder gereageerd op de door de deken verstrekte processen-verbaal met de Encrochat-berichten en de mastgegevens. Deze brief heeft de deken in eerste instantie niet ontvangen. De deken heeft op 20 december 2021 gerappelleerd en vervolgens de brief opgevraagd. In deze brief heeft mr. Ç te kennen gegeven dat niet valt vast te stellen dat sprake is van schendingen van de beperkingen, kort gezegd, omdat:
- noch uit de Salduz-melding noch uit de melding inverzekeringstelling blijkt dat de verdachte in beperkingen is geplaatst;
- de verdachte niet direct in beperkingen is geplaatst, zodat het tot en met het moment van verhoor tuchtrechtelijk niet verwijtbaar was om de hoogte van het witwasbedrag te vermelden aan derden door verweerder;
- in het proces-verbaal geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat politie en/of justitie zelf informatie naar buiten kan brengen gedurende de beperkingen;
- terughoudendheid is geboden tuchtrechtelijke verwijten te destilleren uit berichtenverkeer tussen derden, waarbij veredeling van de communicatie niet mogelijk is omdat Greyboom, Daniel-sit-san en Fourthgear niet zijn geïdentificeerd en het opvragen van zendmastgegevens daar niets aan verandert.
- De communicatie bovendien onjuiste gegevens bevat (over de hoogte van het bedrag en een verwijzing naar drugs) en tegenstrijdige gegevens (het aantal personen aanwezig bij de advocaat op 5 juni 2020) en dat de verdachte eerder een andere advocaat dan verweerder heeft genoemd (advocaat R J).
2.16 Op 17 juli 2023 heeft opnieuw een bespreking plaatsgevonden tussen de (huidige) deken, verweerder en mr. Ç. Tijdens deze bespreking heeft mr. Ç namens verweerder allereerst toegelicht dat zij ten onrechte had gezegd dat de verdachte niet direct in beperkingen was geplaatst. De deken heeft erop gewezen dat op de melding inverzekeringstelling inderdaad staat dat aan de verdachte beperkingen zijn opgelegd. Verweerder heeft op 4 juni 2020 om 15:28 uur op zijn e-mailadres van de recherche een e-mail ontvangen met daarbij het meldingsformulier inverzekeringstelling. Ook heeft het kantoor de gekoppelde melding van de Piketraad waarmee het meldingsformulier inverzekeringstelling kon worden gedownload, ontvangen. Verweerder heeft tijdens deze bespreking opnieuw ontkend de beperkingen van zijn cliënt te hebben geschonden. Hij kent zijn grenzen. Verweerder heeft herhaald dat hij niet in Arnhem was, dat de informatie onjuiste en tegenstrijdige berichten bevat en in ieder geval vraagtekens oproept (“wij” en “ik”), dat er een andere bron kan zijn geweest, wellicht is er ook informatie door de politie zelf via twitter verspreid, dat er een naam van een andere advocaat is genoemd en dat hij door het verloop van tijd feitelijk niet in staat is zich te verweren. Ook heeft verweerder gewezen op onderzoek van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) waaruit volgt dat ontsleutelde berichten per definitie incompleet zijn en heeft verweerder gevraagd of de gebruikers van de Encrochat-accounts inmiddels zijn geïdentificeerd.
2.17 Uit navraag van de deken bij de officier van justitie bleek dat de gebruikers van de Encrochat-accounts niet zijn geïdentificeerd en dat er door de politie geen berichten via (sociale) media zijn verspreid.
2.18 Op 19 juli 2023 heeft mr. Ç namens verweerder naar aanleiding van de bespreking op 17 juli 2023 nog een reactie gestuurd. Hierin heeft zij onder meer naar voren gebracht dat verweerder ervan uit was gegaan dat het gesprek op 17 juli 2023 een afrondend karakter had, omdat hij meer dan twee jaar niets meer had vernomen van de deken over deze kwestie.
2.19 Op 16 oktober 2023 heeft de deken op grond van artikel 46f van de Advocatenwet het dekenbezwaar bij de raad ingediend.

3 BEZWAAR
Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en daarbij de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit heeft geschonden. De deken stelt zich op het standpunt dat verweerder in weerwil van de hem bekend zijnde aan de verdachte opgelegde beperkingen informatie uit het strafrechtelijk onderzoek, in het bijzonder over de proceshouding van de verdachte en de omvang van het aangetroffen geldbedrag, heeft gedeeld met derden.

4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het dekenbezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Weliswaar heeft de deken nog net binnen de vervaltermijn van drie jaar het dekenbezwaar ingediend, maar is er volgens verweerder geen verontschuldigende verklaring voor het talmende en dralende optreden van de deken. Verder betoogt verweerder dat hij na verloop van de verstreken tijd sinds het signaal (begin april 2021) in redelijkheid geen rekening meer hoefde te houden met een dekenbezwaar. Bovendien heeft de inmiddels verstreken tijd hem in een nadelige bewijspositie gebracht. Door het lange tijdsverloop is hij niet meer in staat om op tal van wijzen aan te tonen dat hij de beperkingen niet heeft geschonden. Nu de deken volgens verweerder geen valide reden heeft gegeven voor de lange periode van inactiviteit, dient de belangenafweging in het voordeel van verweerder uit te slaan en dient de deken niet-ontvankelijk te worden verklaard in het dekenbezwaar.
4.2 Subsidiair voert verweerder aan dat het dekenbezwaar ongegrond moet worden verklaard. Hij meent dat de aanwijzingen die er volgens de deken op duiden dat de vertrouwelijke informatie uit de Encrochat-communicatie van verweerder afkomstig moet zijn, onvoldoende tuchtrechtelijk bewijs opleveren. De aanwijzingen zijn gebaseerd op een selectie van berichten tussen een zekere Greyboom, Daniel-sit-san, Fourthgear en Sentientstork. Dit zijn gebruikersnamen van anonieme gebruikers. Volgens verweerder geldt dat - net als in het strafrecht - het bewijs van de rechter niet uitsluitend of in beslissende mate kan worden gegrond op schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen wier identiteit niet blijkt. Aan de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil een anonieme verklaring toch kunnen meewerken aan het bewijs (verweerder wijst in dat verband op artikel 344a lid 2 Sv) is in casu niet voldaan. Hiermee is een substantieel deel van de aanwijzingen waarop het dekenbezwaar leunt volkomen onbruikbaar. Ondanks dit heeft verweerder voor zover dit voor hem gelet op het tijdsverloop nog mogelijk was zo nauwkeurig mogelijk geprobeerd te reconstrueren wat hij in de periode van 5 juni 2020 tot en met 10 juni 2020 heeft gedaan en met wie en hoe laat hij (telefonisch) gesproken heeft. De raad zal in zijn overwegingen deze activiteiten van verweerder, waar nodig, nader benoemen.

5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid dekenbezwaar
5.1 De raad zal gelet op verweerders primaire verweer eerst beoordelen of de deken kan worden ontvangen in het dekenbezwaar. Op grond van artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na afloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Ook dekenbezwaren vallen onder het toepassingsbereik van deze bepaling (Hof van Discipline 17 mei 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:94).
5.2 De raad stelt vast dat het dekenbezwaar van 16 oktober 2023 binnen drie jaar na het signaal van 6 april 2021 bij de raad is ingediend. Daarmee is het dekenbezwaar tijdig. De raad volgt verweerder niet in zijn betoog dat hij vanwege talmend gedrag van de deken in redelijkheid geen rekening meer hoefde te houden met het dekenbezwaar. Hoewel het onderzoek in deze zaak, zoals de deken ook heeft erkend, korter had gekund en gemoeten, is de raad niet gebleken dat verweerder gedurende de looptijd van het onderzoek signalen van de deken heeft ontvangen waaruit verweerder redelijkerwijs had mogen afleiden dat na het gesprek van 17 juli 2023 de zaak klaar was en er geen dekenbezwaar meer zou volgen.
5.3 De raad is, anders dan verweerder, evenmin van oordeel dat verweerder door het tijdsverloop van het onderzoek dermate in zijn verdediging is geschaad, dat de deken niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het standpunt van de deken en de aanwijzingen waarop dat standpunt is gebaseerd, zijn in de loop van het onderzoek niet veranderd. De deken heeft verweerder op 24 juni 2021 verzocht om het volledige strafdossier van de verdachte naar het gesprek van 25 juni 2021 mee te nemen. Tijdens het gesprek is verweerder bevraagd over zijn bijstand aan de verdachte en het signaal dat de deken over zijn bijstand in die strafzaak had ontvangen. Na afloop van het gesprek zijn de Encrochat-berichten en de mastlocatiegegevens aan verweerder verstrekt. Verweerder was op dat moment bekend met de verdenkingen die ten aanzien van hem in dat verband golden en had toen de relevante gegevens kunnen veiligstellen. Deze gegevens had hij met zijn brief van 7 oktober/ 20 december 2021, waarin namens verweerder is gereageerd op de Encrochat-berichten, kunnen meesturen. Dat heeft verweerder toen niet gedaan.
5.4 Verweerder voert verder aan dat zijn telefoon in juni 2023 in de Vinkeveense Plassen is gevallen en daarmee zijn hele WhatsAppgeschiedenis verloren is gegaan. Ook andere gegevens zijn door het tijdsverloop volgens verweerder niet meer beschikbaar, zoals de cameragegevens van zijn kantoor en woning, en de bezoekadministratie van PI’s. In 2021 beschikte verweerder echter nog wel over zijn telefoon en andere relevante gegevens. Verweerder heeft er zelf voor gekozen om pas nadat het dekenbezwaar was ingediend bewijs te verzamelen. Aan de stukken te zien is verweerder daarmee pas eind 2023 begonnen. Zoals gezegd had verweerder dit ook al in juni 2021 kunnen doen. Dat nu niet meer al het materiaal beschikbaar is, dient dan ook voor verweerders risico te komen en valt niet toe te schrijven aan talmend handelen van de deken. De raad acht gelet op deze omstandigheden het dekenbezwaar dan ook ontvankelijk.
Inhoudelijk oordeel
5.5 De raad merkt vooraf het volgende op. Op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven norm, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Een advocaat die zich gedraagt zoals een behoorlijk advocaat betaamt, dient zich te houden aan de kernwaarden voor de advocatuur, die zijn vastgelegd in artikel 10a van de Advocatenwet.
5.6 In het strafrecht is bepaald dat de officier van justitie in het belang van het onderzoek beperkingen kan opleggen aan de in verzekering gestelde verdachte en de verdachte in voorlopige hechtenis. Dit kunnen bijvoorbeeld beperkingen zijn met betrekking tot het ontvangen van bezoek en telefoonverkeer. Aan de advocaat komt op grond van artikel 50 Sv het bijzondere privilege van vrije toegang tot de in verzekering gestelde of voorlopige gehechte verdachte en van vertrouwelijke communicatie toe. Het doel hiervan is te borgen dat een verdachte, ook onder deze omstandigheden, van effectieve rechtsbijstand wordt voorzien. Dit bijzondere privilege brengt wel de verantwoordelijkheid mee dat in geval van beperkingen ook de advocaat zich hieraan dient te houden. Dit vloeit voort uit de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit.
5.7 Op grond van jurisprudentie van het Hof van Discipline (zie de beslissing van 10 april 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:62) heeft de tuchtrechter een grote mate van vrijheid om bewijs te waarderen en daarbij geldt als lijn dat een gedraging met voldoende zekerheid moet kunnen worden vastgesteld.
5.8 De deken is op basis van de van het OM verkregen Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens tot de conclusie gekomen dat met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan de verdachte opgelegde beperkingen heeft geschonden (op enig moment) in de periode van 4 juni 2020 (15:28 uur) tot 10 juni 2020 (14:00 uur) door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen waarin hij de verdachte bijstond. De raad deelt deze conclusie van de deken en licht zijn oordeel als volgt toe.
5.9 De raad stelt voorop dat uitgegaan kan worden van de juistheid van een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Gelet ook op de chronologie van de berichten blijkt, anders dan verweerder stelt, ook niet dat relevante delen van de berichten door de politie zijn achtergehouden of verkeerd zijn weergegeven. De raad stelt vast dat de Encrochat-berichten betrekking hebben op de strafzaak van de verdachte. Dat blijkt uit volgende. De verdachte (met Encrochat-account Capebonsai en bijnaam Smiley) staat in contact met de Encrochat-accounts van Daniel-sit-san en Sentientstork, zo volgt uit het proces-verbaal van 16 juli 2020. Uit de Encrochat-berichten tussen Daniel-sit-san, Greyboom en Fourthgear weergegeven in het proces-verbaal van 2 oktober 2020 volgt dat zij onderling zaken bespreken over de strafzaak, zoals de arrestatie van de verdachte, het aangetroffen bedrag (ruim € 400.000,-), de locatie van verblijf van de verdachte (PI Lelystad) en het feit dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht beriep en dat er beperkingen waren opgelegd. Zo schrijft Daniel-sit-san in de avond van 5 juni 2020 aan Greyboom: “Houdt smily zijj bek ???” en “Wat heeft Smiley verklaard” en schrijft Greyboom aan Daniel-sit-san: “450 gevonden” en “Niks verklaard advocaat zei ook dat hij hem in elk verhoor bij staat”. Op 8 juni 2020 schrijft Greyboom aan Daniel-sit-san: “ze houden die beperking strak er op [..] 17:13 hij is naar lelystad”. Tot slot schrijft Greyboom op 8 juni 2020 aan Daniel-sit-san: “Hij wordt pas volgende week maandag voorgeleid [..] Ze houden die beperking strak er op”, hetgeen passend is in de tijdlijn vanaf de arrestatie van de verdachte op 4 juni 2020. Ook het feit dat het ontbrekende geld, waarover in de Encrochat-berichten wordt gerept, gevonden is, draagt hieraan bij.
5.10 De raad stelt verder vast dat de tijdens de beperkingen gedeelde informatie niet gedeeld had mogen worden. Het gaat om informatie over de hoogte van het aangetroffen bedrag van ruim € 400.000,- en over de proceshouding van de verdachte, te weten dat hij zich op zijn zwijgrecht beriep. De raad overweegt dat deze informatie niet bij de medeverdachten terecht had mogen komen omdat deze informatie het onderzoek had kunnen belemmeren. Deze informatie maakte aan de medeverdachten immers duidelijk dat er nog een bedrag van bijna € 700.000,- niet was gevonden tijdens de doorzoeking van de woning waar de verdachte was aangehouden. Voor zover verweerder betoogt dat niet is gebleken van schade door het lekken van deze informatie, heeft de deken genoegzaam toegelicht welke risico’s het delen van de informatie met zich bracht. Medeverdachten hadden immers alsnog op zoek kunnen gaan naar het geldbedrag dat de politie nog niet had aangetroffen en in contact kunnen komen met de verhuurders (die de rest van het geld hadden gevonden) met alle mogelijke gevolgen van dien.
5.11 De raad stelt ook vast dat in de strafzaak geen andere verdachten zijn aangehouden dan de cliënt van verweerder (de verdachte). Dit hebben verweerder en de deken ter zitting verklaard en anders is de raad ook niet op grond van de gedingstukken in het dossier gebleken. Dit betekent dat verweerder als de voorkeursadvocaat van de verdachte, buiten zijn kantoorgenote mr. B om, de enige advocaat was die beschikte over de informatie in de strafzaak van de verdachte. Naar het oordeel van de raad kan betrokkenheid van mr. B verder worden uitgesloten. Hoewel de verdachte tussen 4 en 6 juni 2020 één keer is verhoord in aanwezigheid van mr. B als verweerders waarnemer, wordt in de Encrochat-berichten consistent verwezen naar een mannelijke advocaat (‘hem’, ‘hij’ of ‘he’). Bovendien heeft verweerder tijdens de bespreking van 25 juni 2021 uitdrukkelijk verklaard dat mr. B de informatie niet gedeeld kan hebben. Evenmin is gebleken van betrokkenheid van de andere advocaat die in het proces-verbaal van 16 juli 2020 wordt genoemd, mr. J. Dit betreft een advocaat, wiens naam de gebruiker van Encrochat-account Daniel-sit-san op 6 maart 2020 doorgeeft, maar die verder niet als advocaat van de verdachte heeft opgetreden. Niet gebleken is verder dat de informatie op andere wijze naar buiten is gebracht.
5.12 De raad stelt tot slot vast dat het verweerder bekend was, althans bekend moest zijn geweest, dat de verdachte in beperkingen was gesteld. Dat blijkt uit het meldingsformulier inverzekeringstelling dat op 4 juni 2020 om 15:28 uur aan verweerder is gestuurd en uit de melding van de Piketraad van dezelfde datum om 16:22 uur waarmee het meldingsformulier inverzekeringstelling kon worden gedownload. Uit de Encrochat-berichten volgt ook dat de betreffende informatie niet voor 4 juni 2020 om 15:28 uur is gedeeld; eerst op 5 juni 2020 om 20:35 uur wordt er op de Encrochat-accounts melding van gemaakt, wanneer Greyboom zegt: “net met hem gesproken”.
5.13 Na het voorgaande te hebben vastgesteld, is de raad tot slot van oordeel dat ook met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de advocaat waarover in de Encrochat-berichten wordt gesproken verweerder moet zijn geweest. Met name de volgende data en tijdstippen in de Encrochat-berichten zijn naar het oordeel van de raad hiervoor relevant. Daarbij brengt de raad in herinnering dat de gebruikers van Encrochat dachten dat hun ‘contact' veilig was en zij derhalve niets hoefden te verbergen.
5.14 Op 5 juni 2020 om 20:35 uur schrijft Greyboom aan Daniel-sit-san: “Net met hem gesproken”. Verweerder betwist dat dit gesprek met hem is geweest en voert aan dat hij op 5 juni 2020 om 20:00 uur een eetafspraak had bij het restaurant Toscanini aan de Lindengracht. Zowel de eigenaar van het restaurant als zijn tafelgenoot hebben dit in een verklaring bevestigd. Evenals de deken is de raad van oordeel dat het feit dat verweerder een eetafspraak had niet uitsluit dat hij rond 20:35 uur kort met Greyboom heeft gesproken of gebeld.
5.15 Op 8 juni 2020 tussen 19:03 uur en 19:11 uur is er volgens de Encrochat-berichten tussen Greyboom en Daniel-sit-san een bespreking met de advocaat. De mastlocatiegegevens laten zien dat Greyboom dan ook in Amsterdam is. Om 19:03 uur schrijft Greyboom aan Daniel-sit-san: “Hij komt net aangereden”. Daarna volgt om 19:11 uur een verslag van Greyboom van het gesprek met de advocaat: “Hij wordt pas volgende week maandag voorgeleid [..] Ze houden die beperking strak er op”. Verweerder voert aan dat het bericht van 19:03 uur waarin staat dat hij net komt aangereden niet op hem kan slaan, omdat hij blijkens de in- en uitrijgegevens van de parkeergarage bij zijn kantoor al om 16:48 uur de parkeergarage van zijn kantoor was ingereden. De raad kent aan de in- en uitrijgegevens van de parkeergarage echter geen doorslaggevende betekenis toe, nu de deken ter zitting onbetwist heeft gesteld dat deze gegevens onjuistheden bevatten. Zo wordt er op 6 juni 2020 twee keer uitgereden, zonder dat er wordt ingereden. Dat kan niet juist zijn. Bovendien kan verweerder op 8 juni 2020 ook gebruik hebben gemaakt van een andere auto.
5.16 Ook op 10 en 11 juni 2020 zijn er Encrochat-berichten uitgewisseld. Hoewel de beperkingen van de verdachte op 10 juni 2020 om 14.00 uur zijn opgeheven, zijn ook deze Encrochat-berichten relevant. Zo wordt in de communicatie tussen Encrochat-gebruikers Sentientstork en Daniel-sit-san op 10 juni 2020 de naam van verweerder genoemd. Sentientstork schrijft: “zorg dat [naam verweerder] die witmeid gaat bellen […]” en schrijft Greyboom op 12 juni 2020 aan Daniel-sit-san: “Ik kom net van advocaat. […] Ze hebben gister beperking opgeheven.” Uit de mastlocatiegegevens blijkt bovendien dat Greyboom die dag in Amsterdam is geweest.
5.17 De verklaring van de verdachte dat hij in de beperkingen niet verstoken is geweest van menselijk contact, leidt de raad niet tot een ander oordeel. De verdachte verklaart immers alleen dat hij - ondanks de beperkingen - ook contacten heeft gehad met andere gedetineerden en schoonmakers en dat hij ruimer heeft kunnen bellen. De verdachte verklaart echter niet dat hij zelf de bewuste informatie onder Greyboom of Daniel-sit-san heeft verspreid. Evenals de deken lijkt het de raad onwaarschijnlijk dat de informatie over het gevonden bedrag in een tijdspanne van 24 uur via andere gedetineerden of schoonmakers naar buiten en bij de twee gebruikers van Encrochat-accounts Greyboom en Daniel-sit-san terecht zou zijn gekomen. Bovendien verwijzen de Encrochat-berichten expliciet naar een mannelijke advocaat en zelfs expliciet naar verweerder.
5.18 Ook volgt de raad verweerder niet voor zover hij stelt dat de gebruikers van de Encrochat-accounts alles kunnen zeggen tegen elkaar en dat niet van de juistheid uitgegaan kan worden. Hoewel in zijn algemeenheid niet de conclusie kan worden getrokken dat alles wat personen onderling zeggen juist is, ook niet via Encrochat, vindt de inhoud van de communicatie in casu grotendeels bevestiging in het strafdossier van de verdachte, hetgeen op dat moment nog onder de beperkingen viel en niet op andere wijze toegankelijk was.
5.19 De raad komt op grond van voorgaande feiten en omstandigheden tot de conclusie dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verweerder in de periode van 4 juni 2020 (15:28 uur) tot 10 juni 2020 (14:00 uur) de beperkingen van de verdachte heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen. Verweerder heeft hiermee in strijd gehandeld met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit. Het dekenbezwaar wordt dan ook gegrond verklaard.

6 MAATREGEL
6.1 Aan de advocaat van de verdachte aan wie in het belang van het onderzoek beperkingen zijn opgelegd, komt het bijzondere privilege van vrije toegang tot de verdachte toe. Dit bijzondere privilege brengt de verantwoordelijkheid mee dat in geval van beperkingen ook de advocaat zich hieraan dient te houden. Door de beperkingen van zijn cliënt te schenden heeft verweerder de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit overtreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Dit wordt verweerder zwaar aangerekend. Ondanks de feiten kan de raad echter niet volledig uitsluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Verder heeft verweerder weliswaar een ernstige antecedentenlijst, maar op dit gebied is hij een ‘first offender’ en is hij niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld voor het schenden van beperkingen.
6.2 Dit alles wegende is de raad van oordeel dat een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken passend en geboden is.

7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.

7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van zes weken op;
- bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M. Bootsma, J.H. Stek, K.C. van Hoogmoed en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2024.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 25 maart 2024