ECLI:NL:TADRAMS:2024:43 Raad van Discipline Amsterdam 23-824/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:43
Datum uitspraak: 04-03-2024
Datum publicatie: 12-03-2024
Zaaknummer(s): 23-824/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat ongegrond. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster, heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerster de (gerechtvaardigde) indruk bij hem heeft gewekt dat zij hoger beroep (in zaak a) voor klager zou instellen. Verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 maart 2024
in de zaak 23-824/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 31 januari 2023 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2199321/JS/YH; van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 januari 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 en bijlage A.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Bij verstekvonnis van 21 januari 2021 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), is klager veroordeeld tot ontruiming van zijn horecaonderneming (hierna ook: zaak a). De verzettermijn in deze procedure betrof vier weken.
2.3 Op 7 april 2021 heeft klager zich met zaak a) tot het kantoor van verweerster gewend.
2.4 Bij brief van 13 april 2021 heeft verweerster een dienstverleningsovereenkomst aan klager gestuurd. Hierin staat: “Hartelijk dank voor uw opdracht aan [kantoor verweerster] om u bij te staan in uw juridische zaken, waaronder de verzet procedure tegen uitspraak van kantonrechter. [Kantoor verweerster] zal u bijstaan in deze procedure(s) die voorlopige niet in tijdsduur is/zijn vast te stellen. U zult, voor zover ik op dit moment kan overzien, enige kosten verschuldigd worden waaronder de eigen bijdrage die wordt vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. (…EUR 353,-). Voorafgaand aan de juridische bijstand kunt u om een diagnose document verzoeken bij het Juridisch Loket (www.juridischloket.nl of 0900-8020) teneinde aan DWI/gemeente een vergoeding eigen bijdrage te vragen in de vorm van bijzondere bijstand. (…)
2.5 Op verzoek van klager is zaak a) hierna overgedragen aan zijn (eerdere) advocaat (hierna: mr. K).
2.6 Bij e-mailbericht van 14 april 2021 heeft verweerster klager om zijn BSN-nummer gevraagd.
2.7 Bij dagvaarding van 16 april 2021 heeft mr. K verzet ingesteld tegen het verstekvonnis namens klager.
2.8 Klager heeft op 14 mei 2021 aan het kantoor verweerster geschreven: “(…) I tried to contact [verweerster] and tried to give her my case, but she don't respond, I don’t understand why do you need my bsn? While there is no case going through your office at this moment. (…)”
2.9 Verweerster heeft dezelfde dag op voornoemd bericht gereageerd met: “We need the BSN because we asked for government financed legal In the meantime your old lawyer contacted us and asked that you wanted to take back the case to him. lf that is correct then we don't have an objection to that and we can declare our work at the Raad voor Rechtsbijstand who will determine an eigen bijdrage. However, we do need your BSN to do that.”
2.10 Bij e-mailberichten van 23 juni 2021 en 13 juli 2021 heeft verweerster klager nogmaals om zijn BSN nummer gevraagd. In het bericht van 13 juli 2021 schrijft verweerster aan klager: “[mr. K] did contact me and told me that he would continue with the case. You confirmed this and therefore I did not object to him continuing with the case. To pay for the activities that I had already done for you at your request, I asked the government for financial assistence (toevoeging). As discussed with you, I told him that I am trying to get government financial aid for the case. To get an answer on the request for government financial aid I need your bsn. I need this bsn and this financial aid only to pay for the activities of the past. Unless you ask me to, I won't do any further werk on the case, because this is done by [mr. K]. Please send me your bsn, otherwise the answer on the request for financial aid wilt be negative.”
2.11 Bij e-mailbericht van 31 augustus 2021 heeft verweerster aan mr. K geschreven: “U heeft de zaak [klager] van mij overgenomen en we hebben telefonisch besproken dat ik bezig was om een toevoeging voor cliënt aan te vragen zodat mijn activiteiten onder toevoeging gedeclareerd kunnen worden. Ik mis echter het bsn van dient en heb cliënt reeds een aantal maal aangemaand maar heb de bsn nog niet ontvangen. Zou u zo vriendelijk willen zijn om de bsn van dient door te geven zodat we kunnen voorkomen dat de toevoeging wordt afgewezen? (…)”
2.12 Bij vonnis van 6 oktober 2021 heeft de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet, omdat het verzet te laat was ingesteld.
2.13 Bij e-mailbericht van 8 oktober 2021 heeft klager aan verweerster geschreven: “my bsn is (…). Thanks for your patience”
2.14 Bij e-mailbericht van 8 oktober 2021 heeft verweerster aan klager geschreven: “Ik heb de Raad voor Rechtsbijstand gevraagd om met spoed op onze toevoeging aanvraag te beslissen. Ondertussen zal ons secretariaat een voorschotnota voor de eigen bijdrage sturen.”
2.15 Hierna heeft klager verweerster verzocht om verweer te voeren in een kortgeding dat tegen hem in privé was aangespannen door een woningbouwvereniging (zaak b).
2.16 Bij e-mailbericht van 11 oktober 2021 heeft een medewerker van het secretariaat van het kantoor van verweerster (hierna: het secretariaat) aan klager geschreven: “Hierbij ontvangt u als bijlage een digitale voorschot factuur voor de eigen bijdrage in bovengenoemde zaak. U dient deze digitale factuur als originele factuur te beschouwen. Ik verzoek u vriendelijk voor betaling van de factuur zorg te dragen. Na ontvangst van de betaling zullen wij aanvangen met de werkzaamheden. (…)”
2.17 Bij e-mailbericht van 3 november 2021 heeft klager aan het secretariaat geschreven: “(…)I never got a chance to discuss the case with you, and even making may calls to your office i never got an appointment to explain the case and to know if there is a chance for me to win in the apeal at high-court. And I can not give you permission to go further with this case until I get explained by some advocate that what can be the further procedure, I never met anyone in your office and I even don't know yet where you office is. So if its nota chance that somebody can give me an appointment to explain me the situation of the case, I do not allow you or your office to go further with this case please in this case I diffidently your office do not have the right to ask me "eigen bedraag" for the case or any ether kind of money, so please do not put your time in the case if your office can not make any appointment with me about the case. (…)”
2.18 Bij e-mailbericht van 19 november 2021 heeft het secretariaat aan klager geschreven, voor zover relevant: “(...) Om de aanvraag van uw toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand compleet te maken moet er een kopie van het verstekvonnis van 21 januari 2021 worden ingediend. Vriendelijk verzoek ik u om een kopie van het verstekvonnis zo spoedig als mogelijk aan ons te doen toekomen. (…)”
2.19 Bij e-mailbericht van 16 december 2021 heeft het secretariaat aan klager gestuurd, voor zover relevant: “Om een toevoeging aan te kunnen vragen bij de Raad voor Rechtsbijstand moeten naast uw gegevens ook de gegevens van uw partner worden doorgegeven. (…) Daarnaast verzoek ik u vriendelijk om het verstekvonnis (…) aan ons te doen toekomen. (…).
2.20 Bij e-mailbericht van 2 januari 2022 heeft klager aan verweerder een vonnis en een doorgestuurd e-mailbericht gestuurd. Klager schrijft in dit bericht aan verweerster: “This is als a vonnis (…)” In het doorgestuurde e-mailbericht van een incassobureau staat voor zover relevant: “Bijgaand het vonnis. De huurovereenkomst is ontbonden. (…)”
2.21 Bij e-mailbericht van 24 januari 2022 heeft het secretariaat aan klager geschreven: “Volgens onze administratie hebben wij nog geen betaling van bijgaande factuur mogen ontvangen. Wij verzoeken u het verschuldigde bedrag binnen 14 dagen over te maken op onze rekening (…)”
2.22 Op 2 februari 2022 zijn klager en verweerster een betalingsregeling overeengekomen.
2.23 Bij e-mailbericht van 11 februari 2022 heeft verweerster aan klager geschreven: “Please send me proof of payment so I can continue my work for you. ”
2.24 Bij e-mailbericht van 16 februari 2022 heeft het secretariaat aan klager geschreven: “(…) Namens [verweerster] bericht ik u dat wij niet meer verder kunnen werken voor u als u niet betaald. Tot op heden hebben wij nog geen (deel)betaling van u ontvangen. (…)”
2.25 Bij e-mailbericht van 2 maart 2022 heeft het secretariaat aan klager geschreven: “A payment agreemenet had been made with you. (…) Your last payment is due March 17,2022. I kindly ask you to make another partial payment. (…)”
2.26 Bij e-mailbericht van 8 maart 2022 heeft het secretariaat aan klager geschreven: “Nu de toevoeging in bovengenoemde zaak definitief is afgewezen is de voorschot factuur voor de eigen bijdrage gecrediteerd. Bijgaand treft u aan de factuur van vandaag in bovengenoemde zaak. U heeft een afbetalingsregeling van EUR 50,- per maand. U heeft 1 termijn voldaan. Ik verzoek u vriendelijk uw maandelijkse betalingen te blijven voldoen op (…).”
2.27 Bij bericht van 7 april 2022 wordt de door verweerster aangevraagde toevoegingsaanvraag in zaak b) door de Raad voor Rechtsbijstand verleend.
2.28 Bij e-mailbericht van 7 juni 2022 heeft het secretariaat aan klager geschreven: “Er is een afbetalingsafspraak met u gemaakt, helaas moeten wij constateren dat u deze niet nakomt. Wilt u per omgaande de betalingsregeling hervatten (…)”
2.29 Bij e-mailbericht van 25 juli 2022 heeft verweerster aan klager geschreven: “(…). Ik zag dat wij geen betaling van u ontvangen hebben in de maanden april, mei, juni 2022 ondanks het feit dat wij een maandelijkse betalingsregeling hebben afgesproken van EUR 50 per maand. Zou u zo vriendelijk willen zijn om het openstaand bedrag van EUR 1201,95 te betalen op bankrekening (…).”
2.30 Op 26 juli 2022 heeft het secretariaat nogmaals een betalingsherinnering aan klager gestuurd.
2.31 Bij e-mailbericht van 9 augustus 2022 heeft verweerster aan klager geschreven: “Thank you tor payment of EUR 200 on August 2, 2022 on the outstanding invoices that amounted on July 26, 2022 to EUR 1201,95. We spoke on telephone on August 3, 2022 and I promised to find out the status of your case. l'm afraid we rested our activities in your case tor some time already as payments were lacking. You asked if we made an appeal. I cannot verify everything at this moment as I am not in the office. But considering the overdue invoices we probably did not take the risk to make the appeal because immediately after we file the appeal our office has to pay the court fee invoice and obviously there was no money to make this payment. (…)”
2.32 Op 31 januari 2023 heeft klager een klacht over verweerster ingediend bij de deken.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij, in strijd met de afspraken die waren gemaakt, althans de verwachtingen die bij hem waren gewekt, geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de ontruiming van zijn horecaonderneming (zaak a).

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 Het betreft een klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat. Bij klachten tegen de eigen advocaat geldt in het algemeen - in het licht van het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet - dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals met betrekking het procesrisico en het kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Bovendien is de advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Ten slotte behoort het tot de taak van een advocaat belangrijke afspraken en adviezen schriftelijk vast te leggen.
5.2 Klager verwijt verweerster dat zij geen hoger beroep heeft ingesteld in zaak a, terwijl hij door de mededelingen van verweerster in de veronderstelling verkeerde dat zij dat wel zou doen. Klager heeft bij e-mailberichten van 8 oktober 2021 en van 2 januari 2022 het verzetvonnis van 6 oktober 2021 aan klager doorgestuurd. Verweerster droeg hier dan ook kennis van. Verweerster heeft op 11 oktober 2021 aan klager laten weten dat zij een rekening zou sturen voor de eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage zag volgens klager ook op het instellen van hoger beroep in de verzetzaak. Verweerster heeft in de maanden na oktober 2021 regelmatig verzocht om betaling van de eigen bijdrage. Zij zou verder gaan met de zaak nadat het bedrag was betaald. Er is een betalingsregeling afgesproken, wat betekende dat verweerster de zaak accepteerde en hoger beroep voor klager zou instellen. Daarbij heeft verweerster telefonisch tegen klager gezegd dat er voor klager een goede kans bestond om de zaak in hoger beroep te winnen, en ook dat het hoger beroep door haar was ingesteld. Klager heeft de betreffende telefoongesprekken op 9 augustus 2022 en 10 augustus op 2022 opgenomen en als bijlagen overgelegd.
5.3 De raad is van oordeel dat de klacht niet slaagt en overweegt hiertoe als volgt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster, heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerster de (gerechtvaardigde) indruk bij hem heeft gewekt dat zij hoger beroep in zaak a voor klager zou instellen. Uit de op 13 april 2021 tussen klager en verweerster overeengekomen dienstverleningsopdracht blijkt dat verweerster een toevoeging voor klager zou aanvragen voor het instellen van verzet tegen de verstekbeslissing. Nadat mr. K (op verzoek van klager) de verzetzaak kort daarna van verweerster overnam, moest verweerster de al door haar aangevraagde toevoeging in deze zaak a nog definitief maken. Uit de in het feitenrelaas weergegeven e-mailcorrespondentie blijkt dat verweerster klager in dat verband diverse malen heeft gevraagd naar zijn BSN-nummer. Uiteindelijk heeft klager zijn BSN-nummer op 8 oktober 2021 aan verweerster verstrekt. Dat klager toen óók het betreffende verzetvonnis aan verweerster zou hebben toegestuurd (met de bedoeling om hiertegen hoger beroep in te stellen), zoals klager stelt, blijkt naar het oordeel van de raad niet. De raad stelt vast dat klager in het e-mailbericht van 8 oktober 2021 zijn BSN nummer aan verweerster heeft gegeven en verweerster daarbij heeft bedankt voor haar geduld. Alhoewel het bewuste verzetvonnis daarbij ook door klager aan de orde is verstrekt en zich ook in het klachtdossier bevindt, blijkt niet dat dit verzetvonnis ook door klager als bijlage aan het betreffende e-mailbericht van 8 oktober 2021 is gehecht en dat dit vonnis op deze wijze toen door klager aan verweerster is toegestuurd. Ook uit het door klager in dit verband genoemde e-mailbericht van 2 januari 2022 blijkt niet dat dit vonnis (toen) door klager aan verweerster is verstrekt. De raad stelt vast dat klager in het bericht van 2 januari 2022 aan verweerster schrijft “this is also a vonnis” en dat bij dit bericht door klager (inderdaad) een vonnis als bijlage is meegestuurd. Onvoldoende duidelijk is echter welk vonnis dit betreft. Verweerster betwist in ieder geval dat dit het verzetvonnis was. Zij heeft aangevoerd dat de bijlage bij dit bericht een tussenvonnis betrof. Wat hier ook van zij, dat klager het verzetvonnis (op enig moment) aan verweerster zou hebben toegestuurd, blijkt naar het oordeel van de raad niet uit de e-mailberichten van 8 oktober 2021 en 2 januari 2022, noch uit de inhoud van het overige klachtdossier.
5.4 Uit de inhoud van het door klager genoemde mailbericht van 11 oktober 2021 van verweerster aan klager, kan de raad ook niet afleiden dat dit bericht zag op het instellen van hoger beroep door verweerster in de verzetzaak. Uit dit bericht blijkt in ieder geval duidelijk dat verweerster pas bij betaling door klager voor hem aan de slag zou gaan. Evenmin kan de raad uit de door verweerster gestuurde aanmaningsberichten aan klager opmaken dat deze zouden zien op het instellen van hoger beroep door verweerster in zaak a. Duidelijk is dat verweerster klager enkel nog bijstond in zaak b en dat zij klager diverse malen heeft gevraagd om zijn betalingsverplichtingen na te komen, wat uiteindelijk niet is gelukt. Gelet daarop heeft verweerster, (refererend aan een telefoongesprek met klager van 3 augustus 2022) klager bij e-mailbericht van 9 augustus 2022 bericht dat de activiteiten voor klager al enige tijd waren gestaakt.
5.5 De raad stelt op grond van het voorgaande vast dat uit de correspondentie niet gebleken is dat verweerster hoger beroep zou instellen tegen het verzetvonnis, noch dat klager verweerster op enig moment zou hebben opgedragen hoger beroep voor hem in te stellen in de verzetzaak, noch dat verweerster een toezegging hierover in de richting van klager zou hebben gedaan of dat hiertoe tussen hen op andere wijze een vorm van overeenstemming is bereikt. De door klager overgelegde telefoongesprekken tussen klager en verweerster vormen hiervoor ook geen aanknopingspunt. De raad kan hieruit slechts opmaken dat verweerster klager in zijn algemeenheid (positief) heeft geadviseerd over de kansen in zijn zaak. In de gesprekken wordt echter niet gesproken over het instellen van hoger beroep door verweerster en uit deze gesprekken kan evenmin worden opgemaakt dat verweerster hiertoe enige verwachtingen bij klager heeft gewekt. Dat er bij klager gaandeweg verwarring kan zijn ontstaan door het verschil in de procedures a en b en de hierin gebruikte termen (verzet en verstek), acht de raad in de gegeven omstandigheden voorstelbaar, maar dat maakt het handelen van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.6 Gelet op het voorgaande heeft verweerster naar het oordeel van de raad gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De klacht is daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2024.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 4 maart 2024