ECLI:NL:TADRAMS:2024:41 Raad van Discipline Amsterdam 24-044/A/A 24-054/A/A 24-055/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-02-2024 |
Datum publicatie: | 04-03-2024 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaten van de wederpartij. De klacht over het kantoor is kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de klacht niet gaat over de organisatie van het advocatenkantoor als zodanig. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 26 februari 2024
in de zaken 24-044/A/A, 24-054/A/A en 24-055/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 januari 2024 met kenmerken 2275887/JS/BF, 2256495/JS/BF en 2275956/JS/BF, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder 1 staat als advocaat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
(hierna: HHNK) bij. Verweerder 1 en verweerster 2 zijn verbonden aan het advocatenkantoor
van verweerster 3.
1.2 Op 5 mei 2023 heeft klager 2 als secretaris van de klaagster 1 tegen de bestuurders
van HHNK aangifte gedaan van een aantal vermeende strafbare feiten, waaronder dwang,
bedreiging, aanjagen van angst en inbreuk persoonlijke levenssfeer.
1.3 Bij brieven van 7 juni 2023 heeft verweerder 1, “i/o” ondertekend door zijn
kantoorgenote verweerster 2, namens HHNK aangetekende brieven verzonden aan een aantal
dijkbewoners van de Ringdijk te Wijdewormer, onder wie aan klager 2.
1.4 In deze brieven staat dat HHNK al geruime tijd met de dijkbewoners in gesprek
is om tot juridische formalisering van het gebruik van de percelen gelegen aan de
Ringdijk komen. In de brieven is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“HHNK is na dit lange en intensieve traject tot weloverwogen en evenwichtige huurovereenkomsten
gekomen waarin de belangen van alle individuele bewoners voor zover mogelijk zijn
meegenomen. De huurovereenkomsten zijn marktconform en de huurprijzen zijn door een
onafhankelijke taxateur vastgesteld. HHNK realiseert zich dat zij niet aan alle wensen
van de bewoners tegemoet kan komen, maar is van mening dat zij u met de huidige huurovereenkomsten
een redelijk aanbod doet. De huurovereenkomsten zullen door HHNK niet (verder) worden
aangepast. Daarmee is het gesprek met de bewoners van de Ringdijk en de Vereniging
voor HHNK tot een einde gekomen. (…)
In het verlengde hiervan verzoek ik u mij uiterlijk binnen twee weken na dagtekening
van deze brief de door u ondertekende huurovereenkomsten (…) te doen toekomen. (…)
Indien de door u ondertekende huurovereenkomsten niet uiterlijk binnen twee weken
na dagtekening van deze brief door mij zijn ontvangen, dan zal ik overgaan tot het
starten van een gerechtelijke procedure waarin (onder meer) ontruiming van de Percelen
op straffe van dwangsommen zal worden gevorderd. Alle daarmee gepaard gaande kosten
zullen op u worden verhaald. HHNK hoopt dat het zover niet hoeft te komen.”
1.5 In de brief van 7 juni 2023 die is gericht aan klager 2, en ook geadresseerd
aan een medebewoonster mevrouw N (hierna N), is verweerder 1 namens HHNK tevens inhoudelijk
ingegaan op van klager 2, in zijn hoedanigheid van architect, ontvangen sommaties
over inbreuk op auteursrechten.
1.6 Op 9 augustus 2023 hebben klagers - wat klager 2 betreft in zijn hoedanigheid
van dijkbewoner en directeur van een architectenbureau - bij de deken een klacht over
verweerders ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar
hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Klagers verwijten verweerders het volgende:
a) verweerders treden in samenspanning met hun cliënte, HHNK, waartegen aangifte
is gedaan van strafbare feiten (dwang, bedreiging, aanjagen van angst, inbreuk persoonlijke
levenssfeer);
b) verweerders komen, vanuit onvoldoende of geen dossierkennis, met ongefundeerde
veronderstellingen die de advocatuur discrediteren;
c) de ondertekening van de brief van 7 juni 2023 voldoet aan de criteria van valselijke
opmaak in geschrifte.
2.3 Klager 2 verwijt verweerders verder:
d) door middel van de brief van 7 juni 2023 informatie van een andere zaak - namelijk
dat van het architectenbureau - openbaar te hebben gemaakt aan geadresseerden.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid klaagster 1
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagster 1 kan
worden ontvangen in haar klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht
in te dienen over een advocaat komt alleen toe aan diegene die door het handelen of
nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden
getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist,
wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
4.2 De voorzitter stelt vast dat het gestelde verwijtbaar handelen van verweerder
1 is gebaseerd op de brief van 7 juni 2023, die verweerder 1 namens zijn cliënt HHNK
aan klager 2 en N heeft gestuurd. De brief is toegespitst op de situatie van klager
2 (en N). Zo gaat de brief in op diverse sommaties die HHNK heeft ontvangen van klager
2 (in zijn hoedanigheid van architect). De brief is niet gericht aan klaagster 1 als
belangenvereniging, zodat zij niet rechtstreeks in haar belang is getroffen door deze
brief. Voor zover klaagster 1 in repliek heeft gesteld dat zij de belangen van de
(overige) dijkbewoners vertegenwoordigt en gemachtigd is namens hen te spreken, geldt
dat de brief evenmin gericht is aan de overige dijkbewoners en dat daarmee ook zij
niet rechtstreeks door deze specifieke brief in hun belang zijn getroffen. Klaagster
1 is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk in haar klachten over verweerders.
4.3 De raad zal dan ook alleen de klachten van klager 2 moeten beoordelen.
Beoordeling klacht klager 2 over verweerster 3
4.4 Voor zover de klacht gericht is tegen verweerster 3 als het advocatenkantoor
waar verweerders 1 en 2 werkzaam zijn, geldt het volgende.
4.5 De voorzitter stelt voorop dat het tuchtrecht voor advocaten ziet op klachten
over het handelen van een individuele advocaat. Enkel indien het gedrag waarover wordt
geklaagd alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een vennootschap kan
worden aangerekend, kan de klacht volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline
worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap of bestuurders
van die vennootschap. Slechts in bepaalde gevallen kan een klacht tegen het kantoor
ontvankelijk zijn, namelijk wanneer de klacht te maken heeft met de organisatie van
het advocatenkantoor als zodanig.
4.6 Dat van laatstbedoelde situatie sprake is, is de voorzitter op basis van de
stukken in het klachtdossier niet gebleken. Ook de klacht over de bedrijfscultuur
van verweerster 3 valt niet aan te merken als een klacht die verband houdt met de
organisatie van het kantoor, nog afgezien van het feit dat het klachtdossier voor
dit verwijt geen feitelijke grondslag biedt. Op grond hiervan is de voorzitter van
oordeel dat verweerster 3 in het onderhavige geval niet tuchtrechtelijk kan worden
aangesproken door klager 2. De klacht van klager 2 over verweerster 3 is daarmee kennelijk
niet-ontvankelijk.
Beoordeling klachten klager 2 over verweerders 1 en 2 (hierna ook verweerders)
4.7 De klacht betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
die de raad bij de beoordeling daarvan hanteert is mede ingegeven door de kernwaarde
partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in.
Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van
zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de
advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat
geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen,
(c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van
de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.8 Verder geldt dat de advocaat van de wederpartij de belangen van zijn cliënt
dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft,
en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen
gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen
niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen
waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij
toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd
ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn
cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
4.9 In klachtonderdeel a) verwijt klager 2 verweerders in samenspanning te treden
met hun cliënte, HHNK, tegen wie aangifte is gedaan van strafbare feiten. Ter toelichting
heeft klager 2 gesteld dat HHNK als publiekrechtelijke rechtspersoon de dijkbewoners
in een onaanvaardbare en ontoelaatbare doorkruising van het publiekrecht naar privaatrecht
ongevraagd en ongewild heeft bestookt met onvolledige privaatrechtelijke handelsvoorstellen.
De dijkbewoners zijn valselijk voorgelicht dat alles publiekrechtelijk is en onder
valse voorwendselen zijn gegevens verkregen en ingezet voor privaatrechtelijke handelsovereenkomsten.
De dijkbewoners zijn tegen hun wil aangeschreven om het handelsvoorstel te ondertekenen.
Verweerders hebben deze handelwijze van HHNK voortgezet en zich daarmee schuldig gemaakt
aan samenspanning. Verweerders hadden HHNK volgens klager 2 moeten wijzen op dit onrechtmatig
handelen. Verweerders hadden zich ervan bewust moeten zijn dat zij de intimidatie
en het angst aanjagen van HHNK overnamen en daarmee in samenspanning traden en zich
schuldig maakten aan dezelfde strafbare feiten als HHNK. Bij brief van 7 juni 2023
is zonder rechtsgrond de woonzekerheid bedreigd en dat is bedreigend en intimiderend,
aldus steeds klager 2.
4.10 Dit klachtonderdeel faalt. Het staat verweerders als partijdige belangenbehartigers
vrij - en het is zelfs hun plicht - het standpunt van HHNK te vertolken. Dat hebben
verweerder gedaan in de brief van 7 juni 2023. Het feit dat klager 2 het (inhoudelijk)
niet eens is met dit standpunt is inherent aan het conflict tussen klager 2 en HHNK
en maakt niet dat de brief tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De brief van 7 juni 2023
betreft een in de advocatuur gebruikelijke sommatiebrief en stelt namens HHNK inderdaad
een ultimatum en geeft inzicht in de keuzes die HHNK aan klager 2 (en N) laat, te
weten het tot stand komen van een huurovereenkomst of een gang naar de rechter. Dat
klager 2 dat als intimiderend of angstaanjagend heeft ervaren moge zo zijn, maar maakt
nog niet dat verweerders tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. Van bewoordingen
die in tuchtrechtelijke zin niet door de beugel kunnen is naar het oordeel van de
voorzitter geen sprake. Verder is niet gebleken dat verweerders zich in de brief onnodig
grievend hebben uitgelaten over klager 2. Evenmin is gebleken van het poneren van
(aperte) onwaarheden waarmee de belangen van klager 2 onnodig of onevenredig zonder
redelijk doel zijn geschaad. Dat klager 2 aangifte heeft gedaan tegen (medewerkers
van) HHNK staat hem vrij, maar betekent nog niet dat sprake is van vaststaande strafbare
feiten die zouden moeten leiden tot tuchtrechtelijk ingrijpen. Van de door klager
2 gestelde samenspanning van verweerders met HHNK is geen sprake. Klachtonderdeel
a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.11 In dit klachtonderdeel verwijt klager 2 verweerders dat zij met onvoldoende
of geen dossierkennis ongefundeerde veronderstellingen uiten die de advocatuur discrediteren.
Een privaatrechtelijke handelsovereenkomst behoeft wederzijdse instemming, terwijl
uit het dossier blijkt dat die instemming er niet is en de handelsovereenkomsten van
HHNK steeds geweigerd zijn. HHNK heeft voorts als publiekrechtelijke rechtspersoon
niet voldaan aan de precontractuele informatieplicht en is niet gerechtigd tot rechtsmaatregelen.
Met name de notariële akte is niet boven water gekomen. Daarmee heeft de bemoeienis
van verweerders geen enkele rechtsgrond, aldus steeds klager 2.
4.12 Dit klachtonderdeel faalt eveneens. Voor zover klager 2 al belang heeft bij
een verwijt dat verweerders de advocatuur zouden discrediteren, nu dit een algemeen
belang betreft een geen persoonlijk belang, geldt het volgende. Verweerders hebben
terecht aangevoerd dat de argumenten die klager 2 ter onderbouwing van dit verwijt
naar voren brengt, uitsluitend argumenten betreffen die betrekking hebben op de (rechts)verhouding
tussen klager 2 en HHNK en het geschil daarover. Verweerders mochten daarbij afgaan
op de juistheid van de feiten die HHNK hen heeft verschaft en hoefden slechts in uitzonderingsgevallen
de juistheid ervan verifiëren. Van een dergelijk uitzonderingsgeval is de voorzitter
niet gebleken. Klachtonderdeel b) is daarmee kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.13 In dit klachtonderdeel verwijt klager 2 verweerders dat de ondertekening van
de brief van 7 juni 2023 voldoet aan criteria van valselijke opmaken in geschrifte.
Het valselijk opmaken in de zin van artikel 225 wetboek van Strafrecht omvat volgens
jurisprudentie van de Hoge Raad ook het plaatsen van de handtekening of naam van een
derde aangezien daardoor een onjuist beeld ontstaat omtrent de identiteit van de auteur.
Een geschrift is voorts valselijk opgemaakt indien het de onjuiste voorstelling wekt
afkomstig te zijn van iemand wiens ondertekening het draagt. Degene die onder een
geschrift de handtekening van een ander stelt, maakt het vals. Verder draagt de retourenveloppe
een andere naam als geadresseerde dan de brief van 7 juni 2023 waarmee de opsteller
van de brief zich verschuilt achter een valse naam en een valse hoedanigheid, zo voert
klager 2 steeds aan.
4.14 Dit klachtonderdeel slaagt niet. Verweerders hebben terecht aangevoerd dat
de brief van 7 juni 2023 in naam van verweerder 1 is verstuurd en in zijn opdracht,
oftewel “i.o.”, is ondertekend door verweerster 2. Een dergelijke manier van ondertekening
betreft geen valsheid in geschrifte noch tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Het is
gebruikelijk dat advocaten soms brieven voor elkaar ondertekenen indien de opsteller
van de brief buiten kantoor is op het moment dat de brief verzonden moet worden. Van
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel c) is daarmee
kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.15 In dit klachtonderdeel verwijt klager 2 verweerders dat zij door middel van
de brief van 7 juni 2023 informatie van een andere zaak - namelijk die van het architectenbureau
– openbaar hebben gemaakt aan geadresseerden, klager 2 en N. Er zijn door het architectenbureau
van klager 2 verschillende sommaties aan personen in privé verzonden. In de brief
van 7 juni 2023 is hierop namens HHNK (en niet namens de privépersonen) gereageerd.
Deze brief is aan klager 2 gericht als dijkbewoner (en niet als architect). Hiermee
is informatie openbaar gemaakt aan N (als medebewoner) die juridisch niet betrokken
is bij zaken die het architectenbureau betreffen en is informatie openbaar gemaakt
over het architectenbureau.
4.16 Ook dit klachtonderdeel slaagt niet. Verweerders hebben onderbouwd toegelicht
dat ervoor gekozen is om in de brief van 7 juni 2023 aan klager 2 en N zowel in te
gaan op het geschil over de woonboten waarbij klager 2 als dijkbewoner betrokken is,
als ook te reageren op verschillende sommaties van klager 2 als architect aan het
adres van HHNK over een door hem gestelde schending van zijn auteursrechten. Verweerders
keuze om die onderwerpen in één brief te combineren is, zo begrijpt de voorzitter,
gelegen in het feit dat de dijkbewoner en de architect dezelfde natuurlijke persoon
betreffen in de hoedanigheid van klager 2. Klager 2 oefent zijn architectenbureau
als eenmanszaak uit, althans dat hebben verweerders aangenomen omdat er geen registratie
bekend is in het architectenregister noch het handelsregister. Er is dus geen sprake
van het openbaar maken van informatie aan een derde. Aan klager 2 kan worden toegegeven
dat dit niet geldt voor N, die tevens geadresseerde is van de brief, maar verweerders
stellen terecht dat dit niet dusdanig laakbaar is dat daarmee sprake is van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
4.17 De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de klacht
van klager 2 over verweerders 1 en 2 in alle onderdelen kennelijk ongegrond is. De
voorzitter voegt hieraan ten overvloede toe dat dit meebrengt dat, in het geval de
klacht van klaagster 1 namens de overige dijkbewoners toch ontvankelijk zou zijn,
die klacht dan ook kennelijk ongegrond zou zijn.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht van klaagster 1 in de zaken 24-044/A/A, 24-054/A/A en 24-055/A/A
- de klacht van klaagster 1 met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk
niet-ontvankelijk;
de klacht van klager 2 in de zaak 24-055/A/A
- de klacht van klager 2 over verweerster 3 met toepassing van artikel 46j Advocatenwet
kennelijk niet-ontvankelijk;
De klacht van klager 2 in de zaken 24-054/A/A en 24-044/A/A
- De klacht van klager 2 over verweerder 1 (24-054/A/A) en over verweerster 2 (24-044/A/A)
met toepassing van artikel 46j Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari
2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 26 februari 2024