ECLI:NL:TADRAMS:2024:185 Raad van Discipline Amsterdam 24-306/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:185 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 08-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-306/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Artikel 60 ab Advocatenwet |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Voor de verwijten van klager dat verweerster de piketmelding onrechtmatig onder zich heeft gehouden én dat zij zich (met haar bezoek aan B) jegens B en zijn familie heeft gedragen alsof zij nog steeds de advocaat van B was, geldt dat het aan verweerster verweten handelen niet kan worden vastgesteld. Hiervoor lopen de stellingen en verklaringen van partijen te zeer uiteen en ter zitting is hierover evenmin duidelijkheid verkregen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster is de raad daarom niet gebleken. Gelet daarop wordt de klacht ongegrond verklaard. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 oktober 2024
in de zaak 24-306/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 mei 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 2 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is, gelijktijdig met klachtzaak 24-305/A/A, behandeld op de zitting
van de raad van 16 september 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van
de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de nagezonden stukken van verweerster van 15 mei 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager en verweerster zijn werkzaam als advocaat op het gebied van het psychiatrisch
patiëntenrecht.
2.3 Op 19 mei 2023 is de heer B (hierna: B) met een ernstige psychose met catatonie
opgenomen in een psychiatrische kliniek. Die avond heeft de psychiater een crisismaatregel
aan hem opgelegd.
2.4 Op 20 mei 2023 had verweerster piketdienst. Die ochtend heeft zij twee piketmeldingen
ontvangen, waaronder de melding met betrekking tot B.
2.5 Op 20 mei 2023 om 10:39 uur hebben klager en verweerster telefonisch contact
met elkaar gehad over de overdracht van de zaak van B aan klager.
2.6 Om 10:50 uur heeft verweerster een e-mailbericht naar klager gestuurd. Hierin
staat, voor zover relevant:
“Bijgaand de medische verklaring van [B]. Zijn moeder heeft jou benaderd en wenst
graag dat jij de zaak verder doet. Ik wens jou verder veel succes met de zaak.”
2.7 Om 11:07 uur heeft klager verweerster een e-mailbericht gestuurd, waarin,
voor zover relevant, staat:
“Kun jij mij ook de piketmelding sturen?”
2.8 Om 11:33 uur heeft klager verweerster nog een e-mailbericht gestuurd. Hierin
staat, voor zover relevant:
“Ik heb even intercollegiaal contact gezocht omtrent deze piketsituatie en kom
tot de navolgende conclusie. Het lijkt mij niet redelijk dat jij dit piket declareert.
Immers heb ik sinds gisteren contact met de piketcentrale gezocht omtrent [B] en gevraagd
wie gisteren hoofdpiket had en dat was [mr. F]. De familie en ik, dachten dat [B]
rond 18:00 uur een crisismaatregel opgelegd zou krijgen, maar dit werd na plus minus
23:00 uur opgelegd. Er is evident sprake van een voorkeursadvocaat in deze. Je stelde
in ons telefoongesprek van vanmorgen dat je reeds werkzaamheden had verricht maar
cliënt nog niet bezocht. Met alle respect, maar de door jou verrichte werkzaamheden
kunnen qua tijdsspanne niet meer dan uit het aannemen van de piketmelding en het lezen
van de medische verklaring hebben bestaan. Het lijkt mij op grond hiervan niet redelijk
dat jij hiervoor een volledige piketmelding declareert. Ik kan mij voorstellen dat
jij hier mogelijk anders over denkt. In dit geval stel ik voor, dat we dan dit geschil
voorleggen aan het bestuur van de werkgroep WvGGZ en ons neerleggen bij hun oordeel.
Ik verneem graag van je.”
2.9 Om 17:18 uur heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd. Hierin
staat, voor zover relevant:
“Ik ben akkoord gegaan met een overdracht niet omdat er sprake van was voorkeur.
[B] is een volwassen man en heeft niet aangegeven dat hij jou als voorkeur advocaat
wilde. Indien jij had aangegeven dat jij niet akkoord was gegaan had ik wellicht de
overdracht gedaan nadat ik hem had bezocht. Jij wilde niet dat ik hem ging bezoeken
omdat zijn vader jou nog niet kende en blijkbaar niet akkoord was met jou. Wij hebben
een afspraak gemaakt dus ik zie geen reden om het voor te leggen.”
2.10 Hierop heeft klager om 20:51 uur gereageerd met:
“Op grond waarvan meen jij het piket te kunnen declareren? En waar baseer je jouw
argument op dat [B] mij niet als voorkeursadvocaat wenste te hebben? Je hebt hem noch
bezocht noch gesproken. Enfin, ik zal de Deken hieromtrent om bemiddeling vragen.”
2.11 In een e-mailbericht van 21 mei 2023 om 08:05 uur heeft klager aan verweerster
geschreven, voor zover relevant:
“Zojuist vernam ik van de familie van [B] dat u gisteren -nadat ik de zaak had overgenomen
en cliënt had bezocht- hem toch in de avond hebt bezocht. Ik kan niet anders stellen
dat ik uw actie schaamteloos en verwerpelijk vindt en hebt hiermee veel verwarring
veroorzaakt. En dit enkel en alleen hebt gedaan om de piketdeclaratie te kunnen declareren.
Dit kan niet zonder gevolgen blijven en zal per ommegaande een officiële klacht bij
de Deken tegen u indienen. (…)”
2.12 Op 25 mei 2023 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de
deken
2.13 Op 29 september 2023 heeft verweerster een klacht tegen klager ingediend
bij de deken (zaaknummer 24-305/A/A).
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerster onrechtmatig een voorkeurspiketmelding onder zich te hebben gehouden en
de cliënt te hebben bezocht, terwijl de zaak al aan klager was overgedragen en klager
de cliënt al had bezocht.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De tuchtrechter toetst bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende
klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in art. 10a Advocatenwet.
De gedragsregels brengen, naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, de
normen onder woorden, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren
te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en zijn bedoeld
als richtlijn voor de advocaat. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel
46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en
wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
5.2 Klager stelt dat hij door een administratieve fout niet als de voorkeursadvocaat
van B stond geregistreerd. Hierdoor is de zaak van B op 19 mei 2023 bij de betreffende
piketadvocaat, te weten verweerster, terecht gekomen. Klager heeft de volgende ochtend
meteen telefonisch met verweerster contact gezocht en dit aan haar uitgelegd. In het
betreffende telefoongesprek heeft klager de zaak van verweerster overgedragen gekregen.
Klager heeft toen ook tegen verweerster gezegd dat niet zij, maar hij, B in de kliniek
zou gaan bezoeken. Over een declaratie is tussen hen niets afgesproken. De volgende
dag kwam klager erachter dat verweerster B in de avond van 20 mei 2023 toch had bezocht.
Hiertoe bestond geen enkele noodzaak, de zaak was immers al aan klager overgedragen.
Dit blijkt ook uit het e-mailbericht van 20 mei 2023 waarin verweerster klager succes
wenst met de zaak. Klager stelt dat verweerster B enkel heeft bezocht om alsnog de
piketmelding te kunnen declareren. Door het bezoek van verweerster aan B ontstond
er bij hem en zijn familie paniek. Dit was onnodig en voor alle betrokkenen erg vervelend.
5.3 Verweerster voert aan zij op 20 mei 2023 telefonisch met klager was overeengekomen
dat klager de zaak overgedragen zou krijgen onder de voorwaarde dat verweerster de
piketfase mocht declareren. Op 20 mei 2023 heeft verweerster contact gehad met de
vader van B, nadat zij een andere cliënt had bezocht op dezelfde locatie. Toen zij
hem sprak wist verweerster niet dat klager B al had bezocht. Verweerster heeft enkel
aan de vader van B gevraagd of klager al langs was geweest. Toen de vader dat bevestigde
heeft verweerster het kort gehouden en is zij weggegaan. Er was niemand in de war
toen verweerster wegging.
5.4 De raad stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier vast dat verweerster
de zaak van B op 20 mei 2023 aan klager heeft overgedragen. Ook staat vast dat verweerster
B de volgende dag in de kliniek heeft gezien en dat zij aldaar met de vader van B
heeft gesproken. Voor de verwijten van klager dat verweerster de piketmelding onrechtmatig
onder zich heeft gehouden én dat zij zich (met haar bezoek aan B) jegens B en zijn
familie heeft gedragen alsof zij nog steeds de advocaat van B was, geldt echter dat
het aan verweerster verweten handelen niet kan worden vastgesteld. Hiervoor lopen
de stellingen en verklaringen van partijen te zeer uiteen en ter zitting is hierover
evenmin duidelijkheid verkregen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster
is de raad daarom niet gebleken. Gelet daarop wordt de klacht ongegrond verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en M.J.E. van den Bergh, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 oktober 2024