ECLI:NL:TADRAMS:2024:182 Raad van Discipline Amsterdam 24-311/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:182
Datum uitspraak: 28-10-2024
Datum publicatie: 15-11-2024
Zaaknummer(s): 24-311/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; Klager is niet-ontvankelijk in zijn verzet. Klacht te laat ingediend

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 oktober 2024
in de zaken 24-309/A/A en 24-311/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 juni 2024 op de klacht van:

klager

over:

1.
verweerder
2.
verweerster
hierna samen ook te noemen: verweerders


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 december 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Op 30 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerknummers 2284421/JS/AS en 2296719 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 10 juni 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 11 juli 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 6 september 2024. Daarbij waren klager met zijn echtgenote en verweerder aanwezig. Verweerster was niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft ook kennisgenomen van de door klager nagezonden stukken van 18 augustus 2024.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van de voorzitter niet gemotiveerd, niet logisch en onjuist is.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Klager is niet ontvankelijk in zijn verzet. Hij heeft niet voldaan aan de wettelijke vereisten die gelden voor het indienen van verzet. Op grond van artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet dient verzet tegen een voorzittersbeslissing namelijk binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan.
4.2 De termijn voor het instellen van verzet liep tot en met 10 juli 2024. De raad stelt vast dat klager op 16 juni 2024, binnen de termijn, heeft laten weten dat hij verzet wenst in te stellen. De gronden van het verzet heeft klager op 11 juli 2024, dus buiten de hiervoor genoemde termijn van verzet, ingediend. Dit betekent dat klager niet tijdig een gemotiveerd verzetschrift heeft ingediend. Op grond van de mededeling van de griffier onder de voorzittersbeslissing en het bericht van de raad van 17 juni 2024 wist klager dit ook, althans had hij dit kunnen weten. In beide berichten wordt immers meegedeeld dat binnen de termijn van verzet een gemotiveerd verzetschrift ingediend moet worden.
4.3 Overigens merkt de raad op dat een wel op tijd ingediend verzet ook niet had geleid tot een andere uitkomst. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Verweerders hebben ten slotte aandacht gevraagd voor het volgende. Volgens verweerders heeft klager over dezelfde kwestie nu driemaal een klachtprocedure (klacht en verzet) gevoerd en is hij daarbij steeds in het ongelijk gesteld. De klachten zijn steeds op dezelfde feiten gebaseerd. Verweerders verzoeken de raad om aandacht te besteden aan het leerstuk van misbruik van klachtrecht.
4.5 Uit de gegeven toelichting van verweerders leidt de raad af dat klager het advocatentuchtrecht gebruikt om zijn ongenoegen over zijn geschil met verweerders onder de aandacht te blijven brengen. Zijn klachten gaan daarbij vrijwel steeds om dezelfde dan wel vergelijkbare gedragingen die verweerders worden verweten. Geen van de door klager ingediende klachten heeft tot gegrondverklaring van enig klachtonderdeel geleid. Klager moet er dan ook rekening mee houden dat een volgende klacht over (ongeveer) dezelfde feiten en gedragingen niet meer in behandeling zal worden genomen door de deken en/of de raad vanwege misbruik van recht.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en D.V.A. Brouwer, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 28 oktober 2024