ECLI:NL:TADRAMS:2024:176 Raad van Discipline Amsterdam 24-148/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:176
Datum uitspraak: 21-10-2024
Datum publicatie: 25-10-2024
Zaaknummer(s): 24-148/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 21 oktober 2024
in de zaak 24-148/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 april 2024 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 februari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 27 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2213060/JS/FS van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 8 april 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht op grond van artikel 46j Advocatenwet (Aw) kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 7 mei 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is met voorafgaand bericht van 8 september 2024 niet ter zitting verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager bij e-mail van 25 augustus 2024 nagezonden stukken.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling. Klager stelt in dat verband dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist en onvolledig zijn. Verder stelt klager dat verweerder hem onbehoorlijk heeft bejegend. Het geschreeuw van verweerder - dat aldus klager voortkwam uit onmacht omdat verweerder klager niet kon overtuigen van zijn gelijk - is ook door anderen waargenomen. Verweerders onmacht is daarnaast terug te lezen in verweerders brieven. Klager heeft ter onderbouwing nog een e-mail van 3 november 2020 en een brief van 26 oktober 2020 overgelegd, waaruit volgens klager volgt dat verweerder zich onfatsoenlijk jegens hem heeft gedragen en in een telefoongesprek een vijandige toon tegen klager heeft aangeslagen.
2.2 Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid verzet
4.1 De voorzitter stelt allereerst vast dat het verzet van klager tijdig is. Het verzet is op 7 mei 2024 - en daarmee binnen de wettelijke termijn van dertig dagen (artikel 46h Aw) na verzending van de beslissing van 8 april 2024 - door de raad ontvangen. Verder ziet de raad - anders dan verweerder - in de wijze van ondertekening van het verzetschrift (ook zonder voorletters) geen aanleiding eraan te twijfelen dat het verzetschrift door klager is ingediend.
Oordeel
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 Naar het oordeel van de raad slagen de door klager aangevoerde verzetgronden niet. Anders dan klager stelt, is het de raad niet gebleken dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist of onvolledig zijn. In dat verband geldt dat niet alle door partijen naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. Evenmin is gebleken dat er anderszins onjuistheden in de beslissing staan. De voorzitter heeft bij de beoordeling dan ook de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht of inhoudelijke herbeoordeling van de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. C.C. Horrevorts en R. Vos, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 21 oktober 2024