ECLI:NL:TADRAMS:2024:157 Raad van Discipline Amsterdam 24-534/A/A 24-542/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:157 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-09-2024 |
Datum publicatie: | 04-10-2024 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening; Van schending van de geheimhoudingsplicht is ook niet gebleken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 september 2024
in de zaken 24-534/A/A en 24-542/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder sub 1
verweerder sub 2
samen ook: verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 16 juli 2024 met kenmerken 2307712 en 2316484/JS/YH,
digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst
genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Bij e-mail van 18 oktober 2023 om 19:39 uur heeft klager het kantoor van
verweerders als volgt geschreven, voor zover relevant:
“Ik schrijf u als de curator verantwoordelijk voor de Rembrandt-schilderijen in
een particuliere kunstcollectie in Spanje. Onlangs heb ik een schilderij verworven
dat uitgebreid is onderzocht en mogelijk is bevestigd als een werk van Rembrandt.
Specifiek lijkt het misschien een tweede versie te zijn van 'Een Poolse Edelman',
(…)
Gezien deze omstandigheden blijf ik achter met vragen over de nauwkeurigheid van
deze ‘kopie’ aanduiding en of deze al dan niet een vervalsing van de certificering
vormt. Ik zoek begeleiding over de beste stappen voor onze volgende stappen. Moeten
we een formele klacht indienen of juridische stappen overwegen om de ware toeschrijving
van dit schilderij vast te stellen, dat naar onze mening terecht zijn plaats in een
museum zou moeten vinden?
Tijdens deze onderzoeken in de laatste 3 jaar, zijn we ook systematisch tegengewerkt
door C(…) [Rvd: een netwerk van conservatoren]. Daarom wil ik de verantwoordelijken
van C(…), het RKD en het [museum A] aanklagen voor: 1) Geen enkele medewerking verlenen
in het vaststellen van 2 mogelijke Rembrandt(s) 2) Medewerking aan vervalsingen en
vervalsing van documentatie. 3) Geen onderzoek instellen naar aanwijzingen dat de
aangekochte ‘Vaandeldrager’ van Rembrandt, niet van de hand van Rembrandt is maar
van een leerling.
Dit alles zijn geen verdenkingen, maar hebben we naar onze mening bewijzen hiervoor.
(…) De verantwoordelijken moeten, naar onze mening, gestopt worden. Dit schaadt namelijk
ons land als expert en objectief onderzoeksland. Ik begrijp dat dit ernstige beschuldigingen
zijn, maar daarom zoeken we juridische adviezen. (…)
Ik waardeer uw tijd en overweging in deze.”
1.2 Op 23 oktober 2023 heeft verweerder sub 1 klager telefonisch gesproken en
hem daarna een opdrachtbevestiging toegestuurd. In de opdrachtbevestiging staat, voor
zover relevant, het volgende:
“Hierbij bevestigen wij dat u ons kantoor opdracht heeft gegeven u te adviseren
over authenticiteitskwesties rondom één (en mogelijk twee) werk(en) die naar uw inzicht
moet/moeten worden toegeschreven aan de Nederlandse schilder Rembrandt van Rijn. Afgesproken
is dat wij binnen een door u te bepalen termijn zullen beschikken over de nodige stukken,
die wij vervolgens zullen analyseren waarna wij u een eerste advies zullen voorleggen.
(…)
In beginsel zal de zaak door [verweerder sub 1] worden behandeld. (…) Indien dit
een efficiënte zaakbehandeling dient, staat het ons vrij om andere kantoorgenoten
te betrekken bij de uitvoering van de opdracht. (…)”
1.3 Op 23 oktober 2023 om 22:41 uur heeft klager verweerder sub 1 een ZIP-bestand
met documenten gestuurd. Op 25 oktober 2023 heeft klager verweerder sub 1 de code
voor het openen van de documenten in het ZIP-bestand gestuurd.
1.4 Bij e-mail van 6 november 2023 heeft verweerder sub 2 klager als volgt bericht:
“We hebben de stukken kunnen bekijken. We begrijpen dat u sinds 2020 eigenaar bent
van een schilderij ‘Portret van een Poolse edelman”, waarvan het vermoeden bestaat
dat het om een Rembrandt gaat. Het is opmerkelijk dat [museum A], maar ook de RKD
en C(…) u op voorhand de deur hebben gewezen. [Museum A] kan worden beschouwd als
de opvolger van E(…) van de W(…), voorheen de onbetwiste expert als het gaat om de
authenticatie van het werk van Rembrandt. [Museum A] heeft in die hoedanigheid een
zorgvuldigheidsplicht, wat mede inhoudt dat er in ieder geval een gedegen authenticiteit
onderzoek wordt uitgevoerd – zoals bepaald in bijgevoegde jurisprudentie van het Gerechtshof
Amsterdam.
Tegelijkertijd is van belang dat een verzoek zorgvuldig wordt ingekleed. In dat
verband zouden wij u adviseren om, naast het technisch onderzoek, ook een autoriteitsargument
te voeren. De authenticiteit zal nu eenmaal bepaald worden door (1) technisch onderzoek,
(2) provenance en (3) beoordeling door een kunsthistorisch expert (‘the eye’). Met
betrekking tot deze laatste twee criteria stellen wij voor om uw verzoek eerst voor
te leggen aan een kunsthistorica waarmee we frequent samenwerken, (…). Als u hiermee
akkoord bent, kunnen we uw documenten naar haar doorsturen en een redelijk tarief
voor haar werkzaamheden afstemmen.”
1.5 Bij e-mail van 7 november 2023 heeft klager verweerder sub 2, als volgt geantwoord,
voor zover relevant:
“Ik denk te begrijpen hoe u dit wilt benaderen. Ik bereid in te stemmen met uw voorstel
de genoemde kunsthistorica te benaderen. Graag vooraf een indicatie van de kosten.
Verder ter verduidelijking; Sinds 15 maart 2023 ben ik in het bezit van het schilderij
"Portret van een Poolse edelman" uit 1637, en sinds 2020 ben ik eigenaar van het schilderij
"Gijsbert van Campen" uit 1631. Volgens onze onderzoeken zijn beide werken van de
hand van Rembrandt. Ik ben altijd bereid meer informatie te verstrekken.”
1.6 Bij e-mail van 8 november 2023 heeft verweerder sub 2 als volgt gereageerd:
“We hebben uw informatie over de twee schilderijen doorgestuurd aan [de kunsthistorica]
en zullen vanmiddag contact met haar hebben. In dat verband zouden wij graag nog foto’s
in hoge resolutie (van zowel voor- en achterkant van de schilderijen) ontvangen. Kunt
u die naar ons sturen per mail? [De kunsthistorica] zou daarnaast de werken graag
in het echt willen zien. Kunt u aangeven waar de werken zich momenteel bevinden?”
1.7 Hierop heeft klager op 8 november 2023 om 12:35 uur geantwoord:
“Bijgevoegd de gevraagde Highress opnamen (geen password nodig om te openen). De
schilderijen zijn in Galicia, Spanje.”
1.8 Bij e-mail van 8 november 2023 om 13:14 uur heeft verweerder sub 2 klager
als volgt bericht:
“Wij hebben zojuist kunnen bellen met [de kunsthistorica]. Helaas moeten we u berichten
dat zij het authenticiteit onderzoek niet kan oppakken. Zij deelde met ons dat zij,
"op basis van de documenten en foto's, geen enkele aanwijzing ziet die enigszins in
de richting van Rembrandt wijst." Het opsturen van hoge resolutie foto’s en/of de
originele werken aan haar adres zal in die zin dus weinig kunnen helpen.
Zonder een opinie van een kunsthistorisch expert wordt het ons inziens ook lastig
u verder te kunnen helpen in een claim dan wel verzoek richting [museum A]/RKD of
C(…).
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende richting te hebben gegeven omtrent het juridisch
kader.
Mogelijk lukt het u om de kwestie met een andere kunsthistorisch verder op te pakken.”
1.9 Daarop heeft klager aan verweerder sub 2 geschreven:
“In uw mail geeft u aan dat [de kunsthistorica] “op basis van de documenten en foto's,
geen enkele aanwijzing ziet die enigszins in de richting van Rembrandt wijst.” Welke
indicatie heeft ze dan wel gegeven?”
1.10 Bij e-mail van 8 november 2023 om 15:04 uur heeft verweerder sub 2 klager
het volgende meegedeeld:
“Wij hebben [de kunsthistorica] vanmiddag gesproken, dat was nog voordat u de hoge
resolutie foto’s heeft toegestuurd. In de meeste gevallen is [de kunsthistorica] met
dergelijke foto’s geholpen (vandaar mijn vraag), maar in dit geval gaf zij in dit
eerste gesprek al aan dat het versturen van hoge resolutie foto’s/ zien van het originele
werk geen invloed zal hebben op haar visie. Zij gaf aan dat de documenten geen aanknopingspunten
bieden voor onderzoek en heeft dus ook geen inhoudelijk oordeel of ‘indicatie’ willen
afgegeven.”
1.11 Klager heeft hierop diezelfde datum als volgt geantwoord:
“Graag hoor ik van U wanneer het eerste contact moment is geweest (datum, tijdstip)
met haar. Misschien moet ik het anders formuleren. Wanneer heeft zij de documenten
ontvangen.”
1.12 Op 8 november 2023 om 15:30 uur heeft verweerder sub 2 aan klager geschreven:
“[De kunsthistorica] heeft de documenten gister, 7 november 2023, ontvangen om 15:21.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
1.13 Bij e-mail van 25 november 2023 heeft klager verweerder sub 2 gevraagd welke
bestanden hij naar de kunsthistorica heeft gestuurd. Verweerder sub 2 heeft daarop
geantwoord dat zij de bestanden uit het ZIP-bestand hebben doorgestuurd, zoals met
klager was afgestemd.
1.14 Bij e-mail van 27 november 2023 heeft klager aan verweerder sub 2 geschreven:
“Ik zou van U willen vernemen, over welke bestanden het exact gaat. Een specificatie
svp.”
1.15 Daarop heeft verweerder sub 2 klager diezelfde dag geantwoord:
“Het betreft de onderstaande bestanden. Het bestand met uw samenvatting heb ik voor
het gemak omgedoopt tot de titel ‘samenvatting’.”
1.16 Op 14 december 2023 heeft klager hierop als volgt geantwoord, voor zover
relevant:
“Dit zijn alle bestanden die ik eerder naar uw kantoor heb verstuurd. Heeft u deze
vooraf doorgenomen? Omdat ik uw kantoor ingehuurd heb als mijn belangenbehartiger
ben ik daar wel vanuit gegaan. Heeft u mijn belangen behartigd? Niet alle bestanden
hebben directe betrekking op het schilderij. En niet nodig voor een beoordeling van
het schilderij.
Het bestand (…), dat u voor het gemak maar even een andere naam heeft gegeven te
weten ‘Samenvatting’, bevat ook vertrouwelijke informatie. Of heeft u dit niet als
zodanig herkend?”
1.17 Op 9 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder
sub 1. Op 23 februari 2024 heeft klager dezelfde klacht ingediend over verweerder
sub 2.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerders de confidentialiteit niet te hebben gewaarborgd, de belangen van klager
niet voldoende te hebben behartigd en zijn vertrouwen te hebben geschonden.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben gezamenlijk tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter
zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een
klacht het aan de advocaat verweten handelen toetst aan artikel 46 Advocatenwet. Daarbij
is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen daarbij
wel van belang zijn. De gedragsregels zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat.
Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter
per geval beoordeeld.
4.2 De klacht gaat over de dienstverlening door de eigen advocaten van klager.
Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als
bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat de
tuchtrechter de taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover
wordt geklaagd. Daarbij houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor
de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet
onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn
werk moet voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Die professionele
standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.3 Op grond van artikel 11a Advocatenwet, nader uitgewerkt in gedragsregel 3,
is de advocaat verplicht tot geheimhouding; zo dient de advocaat te zwijgen over bijzonderheden
van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van
diens belangen.
LinkedIn-profiel
4.4 Klager stelt allereerst dat er informatie over zijn dossier is doorgespeeld
aan museum B. Klager heeft dit verwijt als volgt toegelicht. Nadat klager op 23 oktober
2023 verweerder sub 1 als advocaat had ingeschakeld, is zijn LinkedIn-profiel tussen
24 en 31 oktober 2023 bezocht door twee verschillende personen: iemand van het advocatenkantoor
van verweerders en iemand van museum B. Klager heeft hiervan een screenshot overgelegd.
Klager heeft nooit met museum B in contact gestaan. Verweerder sub 2 heeft een nevenfunctie
bij dit museum als bestuurslid. Klager verdenkt verweerder sub 2 ervan dat hij de
naam van klager en informatie over zijn zaak aan medebestuursleden of personeelsleden
van museum B heeft doorgespeeld, waarna iemand van het museum zijn profiel heeft bekeken
op LinkedIn. Dit is, aldus klager, de eerste schending van de geheimhoudingsplicht.
4.5 De voorzitter is van oordeel dat de klacht niet slaagt. Verweerders hebben
genoegzaam weerlegd dat verweerder sub 2 contact met museum B heeft gehad over het
dossier van klager. Het algoritme van LinkedIn werkt aldus verweerders zo, dat als
verweerder sub 2 de LinkedIn-pagina van klager bezoekt, het bezochte profiel automatisch
te zien krijgt dat twee instanties naar zijn profielpagina hebben gekeken, namelijk
zowel het kantoor van verweerders als museum B, aangezien verweerder sub 2 bij LinkedIn
heeft aangegeven dat hij bij beide instanties betrokken is. Het gaat echter maar om
één persoon en niet om twee verschillende personen.
4.6 De voorzitter is met verweerders van oordeel dat uit dit gegeven dan ook
niet kan worden afgeleid dat er derden zijn die van het dossier van klager afweten
bij museum B. Schending van de geheimhoudingsplicht is dan ook niet komen vast te
staan. Hetgeen klager verder hierover heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel
leiden. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.
Doorsturen vertrouwelijke bestanden
4.7 De tweede schending van de geheimhoudingsplicht is volgens klager het versturen
van vertrouwelijke documenten uit het met een wachtwoord beveiligde zipbestand aan
derden. Het ZIP-bestand dat klager op 23 oktober 2023 aan verweerder sub 1 heeft toegestuurd
bevatte, onder andere, informatie over vijf schilderijen en een door klager geformuleerde
aanklacht tegen de gevestigde kunstwereld met verzameld bewijs en namen en e-mailadressen
van betrokkenen. Deze informatie was vertrouwelijk en enkel bestemd voor verweerders.
Bovendien was de informatie niet relevant voor het authenticiteitsonderzoek waarop
de opdracht aan verweerders zag. Deze documenten hadden volgens klager nooit doorgestuurd
mogen worden aan derden. Verweerder sub 2 heeft echter de gehele inhoud van het ZIP-bestand
met als naam het kantoor van verweerders herbenoemd naar ‘samenvatting’ en doorgestuurd
aan de kunsthistorica. Klager vraagt zich af of verweerders de bestanden wel eerst
hebben bekeken en is van mening dat zij met het duursturen van alle stukken onvoldoende
zorgvuldigheid hebben betracht. Als verweerders klager hadden geschreven dat zij alle
documenten uit het ZIP-bestand zouden doorsturen, dan had klager daar zeker op gereageerd.
Als gevolg van dit handelen heeft een derde persoon, die niet een advocateneed heeft
afgelegd, de gehele zaak nu ter inzage gehad en kan die persoon de vertrouwelijke
informatie gewoon verspreiden. Klager denkt ook dat dit gebeurd is. Nadat de stukken
door verweerders aan de kunsthistorica waren doorgestuurd, heeft het RKD namelijk
zijn website gewijzigd en is belastende informatie (zoals door klager geïdentificeerd
in het ZIP-bestand) van de website van de RKD verwijderd. Ook wil geen enkele andere
kunsthistoricus die klager heeft aangeschreven nog een schilderij van klager beoordelen.
Klager meent dit het gevolg is van de door verweerders gelekte informatie.
4.8 Klager heeft verweerder sub 1 tijdens hun eerste telefonisch contact gewezen
op de grote tegenwerking waarmee hij te kampen heeft en met welke instanties. Ook
heeft klager aangegeven dat de zaak meer omvat en uitgebreider is dan alleen maar
de authenticiteitskwesties waarmee het onderzoek van klager begonnen is. Er zijn voorbeelden
van (mogelijke) strafbare feiten die gebruikt kunnen worden in een civiele zaak. Het
aanspannen van een civiele zaak tegen de betreffende instanties is na het eerste gesprek
met verweerder sub 1 niet meer aan de orde gekomen. Ook in dat opzicht zijn zijn belangen
onvoldoende door verweerders behartigd. Het is de vraag of een civiele zaak überhaupt
nog gestart kan worden, nu de informatie van klager gelekt is. Door het handelen van
verweerders is de weg naar de rechter ernstig belemmerd, aldus klager.
4.9 Naar het oordeel van de voorzitter faalt dit klachtonderdeel eveneens. Uit
de gedingstukken volgt dat verweerders de bestanden pas aan de kunsthistorica hebben
doorgestuurd, nadat dit met klager was afgestemd. Zo heeft verweerder sub 2 klager
op 6 november 2023 (zie 1.4) geschreven: “Als u hiermee akkoord bent, kunnen we uw
documenten naar haar doorsturen en een redelijk tarief voor haar werkzaamheden afstemmen.”
en heeft klager op 7 november 2023 (1.5) geantwoord: “Ik bereid in te stemmen met
uw voorstel de genoemde kunsthistorica te benaderen.” Hieruit blijkt afdoende dat
verweerder sub 2 voorafgaand aan het verzenden van de bestanden klager om toestemming
heeft gevraagd en dat klager hiermee heeft ingestemd zonder hierbij een voorbehoud
te maken. Het had op de weg van klager gelegen om op dat moment uitdrukkelijk aan
te geven dat bepaalde bestanden die hij aan verweerders had doorgestuurd niet mochten
worden doorgestuurd aan de kunsthistorica. Dat heeft klager niet gedaan. De voorzitter
is het met verweerders eens dat het verzenden van de bestanden een wezenlijk onderdeel
van de afgestemde opdracht was. Bovendien hebben verweerders toereikend toegelicht
dat een zinvolle reactie van de kunsthistorica onmogelijk zou zijn geweest zonder
de verzending van het door klager zelf opgestelde bestand dat aanvankelijk de naam
van het kantoor van verweerders droeg en door verweerders was herbenoemd tot ‘samenvatting’.
Alle door klager gedeelde bestanden bevatten volgens verweerders relevante informatie
over onder andere de herkomst, beschrijvingen, technisch vooronderzoek en wijze van
verwerving. Klager had zelf aangegeven dat de schilderijen in de gehele (meegestuurde)
context moesten worden beoordeeld, omdat zijn documenten verbanden legden tussen eerdere
toewijzingen, afwijzingen en de herkomst van bewuste schilderijen, hetgeen dienend
had kunnen zijn voor de betrokken kunsthistorica. De voorzitter komt op grond van
deze feiten en omstandigheden tot de slotsom dat het voor verweerders niet kenbaar
was dat klager niet wilde dat alle door hem aan verweerders toegezonden stukken aan
de kunsthistorica werden doorgestuurd. Van een schending van de geheimhoudingsplicht
of zorgvuldigheidsplicht en daarmee van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan
ook geen sprake.
4.10 Ook volgt de voorzitter klager niet in zijn verwijt dat verweerders de belangen
van klager onvoldoende hebben behartigd, doordat het aanspannen van een civiele zaak
niet meer op een later moment aan de orde is gekomen. Verweerders hebben toereikend
aan klager uitgelegd dat met de zeer afwijzende reactie van de geraadpleegde kunsthistorica,
duidelijk was dat het lastig zou worden om nog een geloofwaardige zaak te starten
en dat zij de kosten van het voortzetten van de zaak naar klager toe niet zouden kunnen
verantwoorden. Van verwijtbaar handelen is niet gebleken. De klacht hierover is kennelijk
ongegrond.
4.11 De voorzitter komt tot de slotsom dat van een ondermaatse dienstverlening
niet is gebleken en zal de klachten over verweerders met toepassing van artikel 46j
Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht over verweerder sub 1 met kenmerk 24-534/A/A kennelijk ongegrond;
- de klacht over verweerder sub 2 met kenmerk 24-542/A/A kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 september 2024