ECLI:NL:TADRAMS:2024:155 Raad van Discipline Amsterdam 24-523/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:155 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-09-2024 |
Datum publicatie: | 20-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-523/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij in een familierechtzaak. Van schending van gedragsregels 6, 7 en 8 is de voorzitter niet gebleken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 september 2024
in de zaak 24-523/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 9 juli 2024 met kenmerk 2298408/JS/KV, digitaal door
de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen
1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn gehuwd geweest. Uit dat huwelijk zijn twee
(nog minderjarige) dochters geboren, M en R. Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld
in een echtscheidingsprocedure. Verweerster staat hierin de ex-echtgenote als advocaat
bij. Klager wordt bijgestaan door zijn eigen advocaat (mr. B). De klacht heeft betrekking
op de hierna weergegeven correspondentie tussen verweerster en klagers advocaat.
1.2 Bij e-mail van 5 januari 2024 heeft de advocaat van klager het volgende aan
klager meegedeeld, voor zover relevant:
“Geachte [klager],
Verwijzend naar ons telefoongesprek van hedenmorgen heb ik de tekst gewijzigd. Daarbij
heb ik de aanpak toch enigszins gewijzigd omdat het anders niet meer aansloot bij
eerdere correspondentie. De concept tekst luidt thans als volgt:
=======
Het is absoluut niet de bedoeling van cliënt om het traject te traineren maar een
uitkoop binnen twee maanden is simpelweg niet haalbaar. Overleg met de bank leerde
dat zodra de hoogte van de partneralimentatie bekend is, ten minste 10 weken nodig
zijn om de financieringsaanvraag te beoordelen. Alvorens daartoe te komen, dienen
eerst alle relevante stukken compleet te zijn die nodig zijn voor de beoordeling,
hetgeen eveneens tijd kost. Hoe sneller de alimentatie komt vast te staan, des te
sneller kan de financiering worden gerealiseerd. Ik verwijs dan ook naar de voorgestelde
bedragen zoals verwoord in mijn e-mail van 11 december 2023 en verneem gaarne uw reactie
daarop. Zodra overeenstemming is bereikt, kan onverwijld opdracht voor een taxatie
worden gegeven. Cliënt stemt in met de door u voorgestelde taxateur. Eerdere taxatie
is onnodig en onverstandig. Immers, indien partijen niet tot overeenstemming komen
over de alimentatie en het oordeel van de rechter moet worden afgewacht, zal het tijdsverloop
er toe leiden dat de taxatie haar geldigheid verliest.
Omtrent de overige aspecten van de echtscheiding is cliënt altijd bereid tot overleg.
Op voorhand bericht ik u dat cliënt zich met de in het verzoekschrift verzochte zorgregeling
niet kan verenigen. Ten aanzien van M(…) streeft cliënt co-ouderschap na omdat zij
zelf heeft aangegeven dat wenselijk te vinden. Omtrent de exacte invulling daarvan
kan nog overleg plaatsvinden. In de alimentatieberekening ben ik al van co-ouderschap
voor M(…) uitgegaan. R(…) heeft aangegeven bij cliënt te willen wonen. Cliënt zal
zich wel inspannen om de omgang met uw cliënte bevorderden en stelt voor dat zij één
weekend per veertien dagen bij uw cliënte verblijft.
Gaarne vernemend,
================
Gaarne verneem ik uw reactie op deze gewijzigde concept tekst.”
1.3 Bij e-mail van 19 januari 2024 heeft verweerster klagers advocaat als volgt
geschreven, voor zover relevant:
“Geachte confrère,
Het is voor cliënte akkoord dat uw cliënt de tijdelijke partneralimentatie zal gaan
betalen vanaf het moment dat het samenwonen wordt beëindigd. Het ziet er naar uit
dat cliënte vanaf 1 februari 2024 een eigen huurwoning heeft in Amstelveen. Dit betekent
dat de partneralimentatie en de afspraken met betrekking tot de echtelijke woning
vanaf 1 februari ingaan. Op het moment dat cliënte het huurcontract heeft getekend
zal ik dat aan u kenbaar maken. Ik verzoek uw cliënt wel om met een termijn te komen
voor het overnemen van de woning. Wanneer verwacht uw cliënt dat hij de woning kan
overnemen en cliënte kan uitkopen? Ik benadruk nogmaals dat cliënte graag zou zien
dat er een deadline hiervoor wordt gesteld.
Zorgregeling R(…) en M(…)
Nu de tijdelijke financiële zaken zijn geregeld zou cliënte toch ook met het vooruitzicht
op de huurwoning ook tijdelijke afspraken willen maken over een tijdelijke zorgregeling,
oftewel totdat een ouderschapsplan tot stand is gekomen of de rechter een beslissing
heeft genomen. Cliënte wil namelijk voorkomen dat zij straks de echtelijke woning
verlaat en dat er vervolgens niets is afgesproken over de kinderen. Cliënte begrijpt
dat R(…) op dit moment niet openstaat voor een al te uitgebreide zorgregeling met
cliënte. Cliënte betreurt dit ten zeerste, maar begrijpt ook dat zij R(…) de ruimte
moet geven om te wennen aan de echtscheiding. Wel moet daarbij gemeld worden dat uw
cliënt nu echt moet stoppen met bepaalde uitingen over de echtscheiding naar de kinderen.
Op die manier beïnvloedt hij de relatie tussen R(…) en cliënte en stimuleert hij R(…)
geenszins om de band met haar moeder te herstellen. Bovendien lijkt hij M(…) hier
ook in mee te nemen. Zo is er recentelijk tijdens het eten met M(…) gesproken over
wat voor cadeautjes zij zou willen voor haar aankomende verjaardag. Hierop heeft uw
cliënt gezegd dat het allemaal niet teveel kon kosten omdat al het geld naar mama
gaat. In een eerdere mail heb ik al aangegeven dat dergelijke uitingen niet in het
belang van de kinderen zijn. Op dit moment is cliënte nog aanwezig om dit soort opmerkingen
enigszins, zeker naar M(…) toe, te neutraliseren. Cliënte is er echter niet gerust
op dat wanneer zij de echtelijke woning verlaat uw cliënt dit soort uitingen niet
doet. Nogmaals doe ik uw cliënt het verzoek om de kinderen nu echt buiten de echtscheiding
te houden en niets meer met betrekking tot de echtscheiding met hen te bespreken waar
zij niet bij betrokken zijn.
Cliënte stelt voor dat M(…) om de week bij partijen verblijft en dat R(…) in ieder
geval één weekend in de veertien dagen bij cliënte verblijft. Hoewel R(…) zich wellicht
niet laat dwingen tot een zorgregeling met cliënte is het wel echt de bedoeling dat
uw cliënt R(…) zoveel mogelijk zal stimuleren om in het weekend van cliënte naar cliënte
te gaan en daar te verblijven. Ik verneem graag of dit een tijdelijke zorgregeling
is waar uw cliënt ook mee akkoord kan gaan. Mocht dit zo zijn dat zou dit ook opgenomen
kunnen worden in het tijdelijke convenant.
Wat betreft de vakanties heeft cliënte conform het concept ouderschapsplan de volgende
vakanties bij haar werk aangevraagd of is zij voornemens om de volgende vakanties
aan te vragen:
(…)
Ik verneem graag van uw cliënt of het voor hem akkoord is dat cliënte deze data
op vakantie kan met R(…) en M(…).
Bankrekeningen
Ten tijde van het indienen van het echtscheidingsverzoek hadden partijen een spaarrekening
waar minstens € 15.000,- op stond. Uw cliënte heeft dit bedrag na het indienen van
het echtscheidingsverzoek overgemaakt naar zijn zakelijke rekening waar cliënte niet
bij kan. Ik neem aan dat u uw cliënt heeft gewezen op artikel 3:194 lid 2 BW en dat
uw cliënt daarbij weet dat dit geldbedrag gewoon verdeeld zal moeten worden. Bovendien
lijkt uw cliënt meer geld weg te sluizen naar allerlei rekeningen.
Ook blijft uw cliënt vragen om de bankrekening van cliënte waar zij sinds de echtscheiding
haar salaris op laat storten. Het komt mij voor dat uw cliënt geen belang heeft bij
het ontvangen van deze bankrekening, aangezien het salaris vanaf het moment van het
indienen van het echtscheidingsverzoek alleen aan cliënte toekomt. Slechts de gezamenlijke
rekeningen met het 2 gemeenschappelijk vermogen dient verdeeld te worden. De bankrekening
van cliënte waar zij sinds het echtscheidingsverzoek haar salaris op laat storten
is hier geen onderdeel van. Uw cliënt heeft op 18 januari 2024 om 22:04 uur een mail
naar cliënte verstuurd waarin hij het volgende schrijft:
“Ik heb nog geen afschriften van jou mogen ontvangen. Mocht ik deze voor het weekend
niet hebben ontvangen, dan weet je wat dat betekent.”
Onduidelijk is wat uw cliënt bedoelt met: "dan weet je wat dat betekent". Ik verzoek
u om uw cliënt erop te wijzen dat dit soort dreigementen niet gepast zijn en dat hij
hier mee dient te stoppen.
Vaste lasten
Voor de maand januari 2024 heeft uw cliënt bovendien niet voldoende geld overgemaakt
om in de vaste lasten te voorzien. Hier komt nog eens bij dat uw cliënt vervolgens
wel geld van deze gezamenlijk rekening opneemt voor persoonlijke uitgaven, zoals zijn
zorgverzekering, vakantie uitgaven en uitgaven die hij via PayPal heeft gedaan. Het
komt mij voor dat uw cliënt dit soort vreemde dingen doet om een reactie bij cliënte
uit te lokken en dit soort kleine treiterijen zullen echt moeten stoppen. De rekening
staat momenteel in het rood en uw cliënt zal dit moeten aanzuiveren.
Ik verneem graag uw reactie op al het bovenstaande.
Met vriendelijke groet, [verweerster]”
1.4 Op 29 januari 2024 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan verweerster,
met onder meer de volgende inhoud:
“Geachte collega,
Verwijzend naar uw e-mail van 22 januari jl. bericht ik u als volgt.
Zoals u waarschijnlijk hebt gezien, heb ik inmiddels een verweerschrift tevens houdende
een zelfstandig verzoek ingediend bij de rechtbank Amsterdam. Dit geschiedde noodgedwongen
omdat de termijn voor indiening verstreek. Niettemin staat cliënt ervoor open te blijven
streven naar een minnelijke oplossing.
Overname aandeel echtelijke woning
Voor wat betreft de overname van het aandeel van uw cliënte in de echtelijke woning
geldt dat zolang er geen overeenstemming bestaat over de alimentatie en die niet is
vastgelegd in een echtscheidingsconvenant, financiering niet kan worden aangevraagd.
Voor het geval er al overeenstemming wordt bereikt, is het, zo bleek na overleg met
de bank, onzeker hoeveel tijd de behandeling van de aanvraag in beslag zal nemen.
Indien die overeenstemming er niet komt, zal de beschikking van de rechtbank moeten
worden afgewacht alvorens de bank de aanvraag daadwerkelijk in behandeling neemt.
Wellicht kunt u nogmaals bij uw cliënt te rade gaan om te zien of we definitief tot
overeenstemming komen. Zoals u uit mijn berekening bij het verweerschrift kunt opmaken,
bedraagt de draagkracht van cliënt thans € 672 bruto per maand, zulks op basis van
de inkomensvergelijking.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Cliënt stemt in met de voorgestelde voorlopige zorgregeling, welke dus inhoudt dat
M(…) om de week bij cliënt verblijft en dat R(…) één weekend in de veertien dagen
bij uw cliënte verblijft.
Met de voorgestelde vakantieregeling kan cliënt zich niet verenigen. In mijn verweerschrift
heb ik de rechtbank verzocht de aldaar verwoorde vakantieregeling vast te stellen.
Echter bij nader inzien heb daar een variant op bedacht die misschien beter aansluit
bij de wensen van beide partijen.
In het verweerschrift heb ik een vakantieregeling verzocht die ervan uitgaat dat
de vakanties aansluiten op het weekend waarin beide kinderen bij een ouder verblijven.
Dus als de kinderen in een oneven week bij vader zijn, zouden zij de daarop volgende
week de eerste helft van de vakantie ook bij vader zijn tot vrijdag 17.00 uur. Het
is echter overzichtelijker om de tweeweekse vakanties (Kerst- en Meivakantie) pas
op maandag te laten beginnen. Ze vallen dan gelijk met de co-ouderschapregeling van
M(…) en de weekend regeling van R(…). Voor de één-weekse vakanties dient dan wél conform
mijn eerdere voorstel te worden gesloten op het weekend bij wie de kinderen het eerste
weekend hebben verbleven om vervolgens op woensdag om 12.00 uur te wisselen.
(…)
Negatieve uitlatingen
Zoals ik al in mijn e-mail van 5 januari heb aangegeven, zal cliënt zich ertoe inspannen
om de omgang tussen uw cliënte en R(…) te bevorderen. In dat verband merk ik meteen
op dat cliënt betwist dat hij zich jegens de kinderen negatief uitlaat over uw cliënte
of over de echtscheiding. De juistheid van die beschuldiging is op geen enkele wijze
onderbouwd en staat zodoende niet vast. Zoals u ook in het verweerschrift zult lezen,
is cliënt zich er zeer wel van bewust dat de kinderen niet met dergelijke uitlatingen
worden belast. Ook wordt betwist dat hij uw cliënte zou hebben bedreigd. Dat is een
uitleg die uw cliënte heeft gegeven aan een opmerking die ertoe strekte dat als cliënt
wel, maar uw cliënte niet de nodige inzage biedt, de rechtstreekse gesprekken over
financiële zaken eindigen en alles via de raadslieden zal verlopen, hetgeen aanvankelijk
door beiden als onwenselijk werd ervaren. Uw cliënte lijkt elke opmerking van cliënt
uit haar verband te trekken en aan te grijpen om hem in een kwaad daglicht te zetten.
De aantijgingen ervaart hij als buitengewoon kwetsend en komen een minnelijke oplossing
niet ten goede. Op mijn beurt roep ik namens cliënt uw cliënte op daarmee op te houden
en zich constructief op te stellen. Mijn cliënt is daartoe zeker wel bereid.
Bankrekening
Cliënt betwist uitdrukkelijk dat hij gemeenschappelijke gelden heeft overgeboekt
naar een zakelijke rekening. Wel heeft hij een geldbedrag van zijn eigen rekening
naar een andere eigen rekening overgeboekt. Dat stond hem echter vrij. Cliënt zal
in het kader van de lopende procedure volledige inzage bieden in zijn bezittingen
op het moment van de peildatum en verlangt hetzelfde van uw cliënt. Op dit moment
wordt alles geïnventariseerd en spoedig zal het formulier verdelen en verrekenen worden
overgelegd, voorzien van de nodige onderbouwing.
Bijdrage in de vaste lasten
Cliënt bestrijdt dat hij heeft verzuimd bij te dragen in de vaste lasten. Nadat
uw cliënte haar werkgever had geïnstrueerd haar loon niet langer over te maken op
de gezamenlijke rekening hebben partijen afspraken gemaakt met betrekking tot de verdeling
van de vaste lasten. Deze hielden in dat cliënt 52% voor zijn rekening en uw cliënte
48% voor haar rekening zou nemen. Voor cliënt is evenwel onduidelijk om welk bedrag
het precies gaat. Uw cliënte heeft eenzijdig diverse lasten doen wegvallen, zoals
de premie zorgverzekering voor de man en de in het verleden door partijen veelvuldig
gedane giften. Zodoende mist cliënt zich op wat hij precies moet overmaken.
Slot
Het valt me op dat we verzanden in een uitgebreide discussie over allerlei onderwerpen
waarin uw cliënte mijn cliënt probeert te overtuigen van haar gelijk of waarin uw
cliënte mijn cliënt van van alles wordt beschuldigd zonder dat dit verder iets toevoegt.
Uit overwegingen van proces-economie zal ik daar niet meer op reageren, waaruit u
dus niet de conclusie mag trekken dat ik uw mening deel. Dat geldt niet voor onderwerpen
waarin partijen mogelijk nog tot een vergelijk kunnen komen zoals de verdeling van
de vakanties, waarover ik in het voorgaande een voorstel heb gedaan.
Gaarne vernemend,”
1.5 Op 25 januari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerster het volgende:
a) verweerster heeft in haar e-mailbericht van 19 januari 2024 onnodig grievende
uitlatingen gedaan en informatie verstrekt waarvan zij weet, althans behoort te weten,
dat die onjuist is (hetgeen in strijd is met gedragsregels 7 en 8);
b) verweerster behandelt de zaak ondoelmatig (hetgeen in strijd is met gedragsregel
6).
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij. Het algemene uitgangspunt
is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt
nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten
(artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich
niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste
informatie geven. Daarbij geldt dat advocaten de belangen van de cliënt dienen te
behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat de cliënt hen verschaft. In dat
verband is van belang dat advocaten in het algemeen mogen afgaan op de juistheid van
dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden zijn de juistheid
daarvan te verifiëren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen
of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij
zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen,
maar moeten zij zich wel onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 In familiekwesties moet de advocaat waken voor onnodige polarisatie tussen
de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden
verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen,
met name belangen van kinderen.
4.3 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij
van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt
door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdelen a) en b)
4.4 De klachtonderdelen lenen zich gelet op hun onderlinge samenhang voor een
gezamenlijke behandeling. Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende
naar voren gebracht: Verweerster schrijft in haar e-mailbericht van 19 januari 2024:
“ik verzoek uw cliënt wel om met een termijn te komen voor het overnemen van de woning.
Wanneer verwacht uw cliënt dat hij de woning kan overnemen en cliënte kan uitkopen?
Ik benadruk nogmaals dat cliënte graag zou zien dat er een deadline hiervoor wordt
gesteld.” Volgens klager gaat verweerster hiermee voorbij aan de eisen van doelmatigheid,
alsmede aan de e-mail van de advocaat van klager van 5 januari 2024. Verder schrijft
verweerster: “Uw cliënte heeft dit bedrag na het indienen van het echtscheidingsverzoek
overgemaakt naar zijn zakelijke rekening.” Volgens klager is dit feitelijk onjuist,
omdat verweerster eenvoudigweg de tenaamstelling had kunnen valideren. Daarnaast schrijft
verweerster: “Ook blijft uw cliënt vragen om de bankrekening van cliënte waar zij
sinds de echtscheiding haar salaris op laat storten.” Ook dit is volgens klager feitelijk
onjuist, aangezien de rekening is geopend voor het indienen van het echtscheidingsverzoek.
Deze informatie staat tot verweersters beschikking of zou in het kader van de echtscheidingsprocedure
tot haar beschikking moeten staan. Voorts schrijft verweerster: “Onduidelijk is wat
uw cliënt bedoelt met: “dan weet je wat dat betekent”. Ik verzoek u om uw cliënt erop
te wijzen dat dit soort dreigementen niet gepast zijn en dat hij hier mee dient te
stoppen.” Verweerster geeft zelf aan dat het onduidelijk is wat klager bedoelt en
om dan te spreken van “dreigementen” is volgens klager dan ook eveneens feitelijk
onjuist en onnodig grievend. Ten slotte schrijft verweerster: “Voor de maand januari
2024 heeft uw cliënt bovendien niet voldoende geld overgemaakt om in de vaste lasten
te voorzien.” Dit is een feitelijk onjuiste bewering en daarmee onnodig grievend.
Volgens klager was de maand januari op 19 januari 2024 namelijk nog niet voorbij en
waren er geen afspraken gemaakt over op welke datum klager het geld zou overmaken.
4.5 De voorzitter overweegt naar aanleiding van deze klachtonderdelen het volgende.
Hij stelt voorop dat de klacht nauw samenhangt met de onderliggende echtscheidingsprocedure
die tussen klager en zijn ex-echtgenote wordt gevoerd. Het behoort niet tot de taak
van de tuchtrechter om in deze procedure een oordeel te geven. Een dergelijk oordeel
is voorbehouden aan de civiele rechter. De rol van de tuchtrechter beperkt zich tot
de vraag of verweerster, gelet op de maatstaf neergelegd in overwegingen 4.1 tot en
met 4.3, met haar handelwijze de grenzen van zijn vrijheid als advocaat van de wederpartij
heeft overschreden. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Ter
toelichting geldt het volgende.
4.6 Zoals verweerster heeft aangevoerd geldt dat zij grote vrijheid heeft in
het behartigen van de belangen van haar cliënte - de ex-echtgenote - en dat slechts
wanneer de belangen van klager daarbij op een onevenredige manier worden benadeeld
er gesproken kan worden van een eventuele ondoelmatige behandeling van de zaak. Van
omstandigheden die duiden op dit laatste is de voorzitter niet gebleken. Verweerster
heeft toegelicht dat zij in het e-mailcontact voorafgaand aan haar e-mailbericht van
19 januari 2024 samen met de advocaat van klager heeft geprobeerd om tot een schikking
te komen in de echtscheidingsprocedure. Het verdelen van de woning was en is nog steeds
een belangrijk onderwerp, de ex-echtgenote had de echtelijke woning verlaten maar
beschikte nog niet over haar deel van de overwaarde, zodat zij een dure huurwoning
moest betrekken in plaats van dat zij een eigen woning kon kopen. Op 5 januari 2024
heeft de advocaat van klager aan verweerster het volgende laten weten: “Het is absoluut
niet de bedoeling van cliënt om het traject te traineren maar een uitkoop binnen twee
maanden is simpelweg niet haalbaar.” Er werd echter geen tegenvoorstel gedaan over
de termijn waarop dit kon worden gerealiseerd. Verweerster heeft toegelicht dat zij
om die reden in haar e-mail van 19 januari 2024 aan de advocaat van klager heeft verzocht
om met een termijn te komen voor het overnemen van de echtelijke woning. Naar het
oordeel van de voorzitter heeft verweerster hiermee juist niet ondoelmatig gehandeld
en slechts gedaan wat zij als partijdige belangenbehartiger in het belang van de ex-echtgenote
behoort te doen. Van schending van gedragsregel 6 is niet gebleken.
4.7 Voor zover klager heeft gesteld dat verweerster in haar e-mailbericht van
19 januari 2024 feitelijk onjuiste stellingen heeft ingenomen over de bankrekeningen
(zie klagers toelichting in overweging 4.4), geldt dat verweerster de belangen van
haar cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënte
aan haar verschaft en dat zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is om de juistheid
ervan te verifiëren. Verweerster heeft dan ook terecht aangevoerd dat zij mocht uitgaan
van de informatie die de ex-echtgenote haar over de bankrekeningen had verstrekt.
Verder heeft verweerster terecht naar voren gebracht dat de advocaat van klager in
zijn reactie van 29 januari 2024 weliswaar betwist dat het geld door klager naar zijn
zakelijke rekening zou zijn overgemaakt, maar dat hij wel erkent dat klager geld van
de ene rekening naar de andere rekening heeft overgemaakt. Al met al komt de voorzitter
tot de slotsom dat niet gebleken is van het innemen van feitelijk onjuiste stellingen,
maar dat veeleer sprake is van verschillende visies van partijen op de feiten. Zelfs
als echter de informatie over de bankrekeningen waar verweerster vanuit gegaan is
niet juist zou zijn, geldt dat hier geen sprake is van een uitzonderingsgeval waarin
verweerster gehouden was de juistheid van de aan haar verstrekte informatie te verifiëren.
Van schending van gedragsregel 8 is geen sprake.
4.8 Tot slot stelt klager dat de zin over het overmaken van geld voor de maand
januari in het e-mailbericht van 19 januari 2024 feitelijk onjuist is en daarmee onnodig
grievend jegens hem is. De voorzitter volgt klager niet in zijn standpunt. Van onnodig
grievende uitlatingen kan (pas) worden gesproken wanneer bewoordingen apert onjuist
zijn, zeer kwetsend of neerbuigend zijn, dan wel als grievende bewoordingen in redelijkheid
geen bijdrage kunnen leveren aan het debat waarin de bewoordingen zijn gebruikt. Van
dit alles is de voorzitter niet gebleken. Verweerster heeft toegelicht dat de ex-echtgenote
ten tijde van het versturen van haar e-mailbericht van 19 januari 2024 haar deel van
de bijdrage aan vaste lasten al had overgemaakt en klager nog niet. De gezamenlijke
rekening stond in het rood doordat een groot deel van de vaste lasten in het begin
van de maand wordt afgeschreven. Bovendien zou de hypotheek spoedig worden afgeschreven.
Verweerster heeft de advocaat van klager aangeschreven om klager hierop te attenderen
en aan te geven dat hij de rekening moest aanvullen. De boodschap van verweerster
was dan ook functioneel en in het belang van de ex-echtgenote. Als verweerster de
advocaat van klager later had aangeschreven, dan was dit te laat geweest aangezien
de hypotheek dan niet had kunnen worden afgeschreven, zo heeft verweerster toegelicht.
De uitlating is daarom niet onnodig grievend. Voor zover klager stelt dat het kwalificeren
door verweerster van de opmerking 'dan weet je wat dat betekent' als dreigement feitelijk
onjuist is en daardoor onnodig grievend, volgt de voorzitter klager evenmin in dit
standpunt. Verweerster heeft toereikend aangevoerd dat klager deze zinsnede misschien
niet als dreigement heeft bedoeld, maar dat haar cliënte het wel op deze manier heeft
geïnterpreteerd. Het stond verweerster aldus vrij om dit namens de ex-echtgenote aan
klager kenbaar te maken. Ook deze opmerking kan derhalve niet gekenschetst worden
als een onnodig grievende uitlating. Van schending van gedragsregel 7 is daarmee geen
sprake.
4.9 Voor zover klager zich tot slot op het standpunt stelt dat verweersters handelen
op gespannen voet staat met de gedragscode die van toepassing is op advocaten die
aangesloten zijn bij de Vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators,
de zogenaamde vFAS, geldt dat de raad niet toetst aan deze gedragscode. Los hiervan
geldt bovendien dat verweerster heeft aangegeven dat zij niet lid is van de vFAS en
derhalve niet gebonden is aan deze gedragscode.
4.10 De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerster
bij de behandeling van de echtscheidingsprocedure en de in dat kader gevoerde onderhandelingen
binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de ex-echtgenote
geniet. Dat klager zich niet kan vinden in de standpunten die verweerster namens de
ex-echtgenote heeft ingenomen is inherent aan de juridische strijd die tussen klager
en de ex-echtgenote speelt en waarbij de belangen van klager nu eenmaal niet dezelfde
zijn als die van de ex-echtgenote.
4.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing
van artikel 46j Advocatenwet daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 16 september 2024