ECLI:NL:TADRAMS:2024:152 Raad van Discipline Amsterdam 24-459/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:152 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-09-2024 |
Datum publicatie: | 20-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-459/A/A |
Onderwerp: | Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Verzoek artikel 60b Advocatenwet toegewezen: schorsing en benoeming waarnemer. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 9 september 2024
in de zaak 24-459/A/A
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet van:
deken
tegen:
verweerster
gemachtigde: mr. A. Çimen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 18 juni 2024 met kenmerk 2350365/JS/KV, heeft de deken van
de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) ten aanzien
van verweerster een verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet (Aw) bij de raad
ingediend. Daarbij heeft de deken tevens verzocht een voorziening te treffen met betrekking
tot de praktijkvoering van verweerster.
1.2 Eerder, op 16 mei 2024, heeft de deken op grond van artikel 46f Aw een dekenbezwaar
over verweerster ingediend. Het dekenbezwaar, dat separaat op een later moment wordt
behandeld, is bij de raad geregistreerd onder het zaaknummer 24-356/A/A/D.
1.3 Het 60b-verzoek is achter gesloten deuren behandeld op de zitting van de
raad van 24 juni 2024. Daarbij waren aanwezig de deken met twee stafmedewerkers (mrs.
[V] en [S]). Verweerster is ongeveer 10 minuten na aanvang van de zitting ook verschenen.
Haar toenmalige gemachtigde, mr. [B] kon niet bij de zitting aanwezig zijn.
1.4 Op de zitting heeft de raad besloten de behandeling van het 60b-verzoek aan
te houden en verder te behandelen op de zitting van 28 augustus 2024. Met betrekking
tot het verzoek om het treffen van een voorziening is op de zitting van 24 juni 2024
(kort gezegd) afgesproken dat verweerster de deken uiterlijk op 1 juli 2024 een overzicht
van haar lopende zaken zou verstrekken en een en ander zou regelen met betrekking
tot de (volledige) waarneming van haar praktijk door haar waarnemer, mr. [K]. Indien
verweerster deze zaken naar tevredenheid van de deken had geregeld, dan zou de deken
het verzoek om een voorziening intrekken. De behandeling van het 60b-verzoek is op
verzoek van verweerster aangehouden tot 28 augustus 2024 zodat mr. [B] bij de zitting
aanwezig zou kunnen zijn om verweerster bij te staan.
1.5 De deken heeft de raad bij e-mailbericht van 4 juli 2024 laten weten dat
verweerster haar aanvullende vragen voorlopig voldoende had beantwoord en een beslissing
over de gevraagde voorziening niet meer noodzakelijk was.
1.6 Op 29 juli 2024 heeft de deken een nieuw verzoek om een voorziening op grond
van artikel 60b Advocatenwet bij de raad ingediend. Dit verzoek hangt samen met het
eerder op 18 juni 2024 ingediende schorsingsverzoek en is daarom gelijktijdig met
dit schorsingsverzoek op de besloten vervolgzitting van 28 augustus 2024 behandeld.
Daarbij waren aanwezig de deken met twee stafmedewerkers (mrs. [S] en [R]). Ook was
verweerster met haar huidige gemachtigde aanwezig. Mr. [B] was niet aanwezig.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde verzoek van de deken
en de daarbij gevoegde bijlagen 1 tot en met 10. Ook heeft de raad kennisgenomen van
de brief met bijlagen van deken van 18 juni 2024, waarmee de deken het dekenbezwaar
heeft toegezonden met het verzoek om de feiten zoals daarin opgenomen ook bij beoordeling
van het 60b-verzoek te betrekken. Verder heeft de raad kennisgenomen van het nieuwe
verzoek om een voorziening ex artikel 60b Advocatenwet van 29 juli 2024. Tot slot
heeft de raad kennisgenomen van de door verweerster bij e-mail van 14 augustus 2024
nagezonden stukken en van de bij e-mail van 26 augustus 2024 door de deken nagezonden
stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het 60b-verzoek gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
Opgave Nieuw Kantoor
2.2 Verweerster is sinds 10 januari 2006 advocaat. Per 12 mei 2022 heeft verweerster
- na een korte periode in een ander arrondissement te hebben gewerkt - haar kantoor
opnieuw gevestigd in Amsterdam.
2.3 Op 2 juni 2022 heeft de deken verweerster uitgenodigd om het formulier Opgave
Nieuw Kantoor (ONK) in te vullen. Naar aanleiding van verweersters (her)inschrijving
bij het arrondissement Amsterdam heeft deken verweerster ook uitgenodigd voor een
gesprek op 16 juni 2022. Tijdens dit gesprek, in de daarop volgende brief van 21 juni
2022 en ook in een e-mailbericht van 22 juni 2022, is verweerster erop gewezen dat
zij de ONK nog niet had ingevuld. Op 4 juli 2022 heeft verweerster enkele documenten
ten behoeve van de ONK ingediend.
2.4 In augustus 2022 is de zoon van verweerster betrokken geraakt bij een verkeersongeval
en aan de gevolgen hiervan overleden. Verweerster is daarna enige tijd uitgevallen.
Mr. [K] heeft haar toen waargenomen.
2.5 Op 7 december 2022 is namens de deken telefonisch contact gezocht met mr.
[K], die aangaf dat verweerster midden in een rouwproces zat waarbij elke vorm van
stress diende te worden vermeden. Op 7 maart 2023 is namens de deken telefonisch contact
opgenomen met verweerster. Verweerster liet weten weer aan het werk te zijn.
2.6 Bij e-mailbericht van 10 juli 2023 is verweerster namens de deken geïnformeerd
dat haar ONK nog niet compleet is. Onder meer de kantoorklachtenregeling (artikel
6.28 juncto 7.4 van de Voda) en een betalingsbewijs van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering
(artikel 6.24 juncto 6.25 van de Voda) ontbraken. Verder ontbrak het kantoorhandboek
(artikel 6.4 van de Voda juncto artikel 32 van de Roda), de statuten van de stichting
derdengelden en de overeenkomst tussen het kantoor en de stichting derdengelden. Verweerster
is in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende documenten binnen twee weken aan te
leveren.
2.7 Bij e-mailbericht van 4 december 2023 heeft verweerster laten weten dat het
haar niet was gelukt om via de toegezonden link de aanvullende vragen aan te vinken.
Bij e-mailbericht van 5 december 2023 is verweerster namens de deken bericht dat zij
de ontbrekende stukken per e-mail kon toesturen. Verweerster heeft hier niet op gereageerd.
De stukken zijn niet ingestuurd.
CCV
2.8 Op 1 februari 2024 heeft de deken verweerster verzocht binnen vier weken
opgave Centrale Controle op de Verordening (CCV) over 2023 te doen. Verweerster heeft
niet binnen de daartoe gestelde termijn voldaan aan het verzoek.
2.9 Aan verweerster is op 5 maart 2024 een eerste herinnering verzonden. Bij
e-mailbericht van 25 maart 2024 is aan verweerster een tweede herinnering gezonden
met het verzoek de opgave CCV alsnog te doen vóór 7 april 2024.
2.10 Op 24 april 2024 heeft de deken aan verweerster aangekondigd dat zij voornemens
was een last onder dwangsom op te leggen als verweerster niet alsnog binnen twee weken
zou voldoen aan haar verplichting opgave CCV te doen. Hierbij is verweerster erop
gewezen dat zij op grond van gedragsregel 29 verplicht is om alle gevraagde inlichtingen
aanstonds te verstrekken.
2.11 Verweerster heeft op 28 april 2024 haar CCV opgave over 2023 gedaan.
Kantoorbezoek
2.12 Bij e-mailbericht van 13 februari 2024 heeft de deken verweerster meegedeeld
dat op 26 maart 2024 haar kantoor bezocht zou worden. In dat verband is verweerster
verzocht om uiterlijk twee weken voorafgaand aan het kantoorbezoek een aantal stukken
aan het dekenbureau toe te sturen, zoals recente jaarstukken en een bewijs van betaling
van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
2.13 Bij e-mailbericht van 27 februari 2024 heeft de deken het kantoorbezoek
verplaatst naar 11 april 2024. De deken heeft verweerster daarbij verzocht om de ontvangst
van deze e-mail te bevestigen. Aangezien verweerster niet tijdig had gereageerd op
dit bericht, is aan verweerster op 25 maart 2024 een herinnering gestuurd. Bij e-mailbericht
van 2 april 2024 heeft verweerster laten weten dat zij door ziekte niet in staat was
geweest te reageren en heeft zij om uitstel verzocht tot 7 april 2024 voor het inzenden
van de vragenlijst. Dit uitstel is per e-mailbericht van 2 april 2024 verleend.
2.14 Wegens het uitblijven van een reactie van verweerster, is zij op 8 april
2024 namens de deken verzocht de stukken uiterlijk die dag aan te leveren en is daarbij
aangegeven dat een nader uitstel niet zou worden verleend. Bij e-mailbericht van 11
april 2024 heeft verweerster wederom om uitstel verzocht. Diezelfde dag belde verweerster
ook om te melden dat het op die dag geplande kantoorbezoek wegens ziekte geen doorgang
kon vinden. Verweerster liet in dat gesprek weten dat zij genoodzaakt was om als advocaat
te blijven werken en dat zij dit tegen het advies van haar huisarts bleef doen.
2.15 Bij e-mailbericht van 11 april 2024 heeft de deken verweerster verzocht
om (onder meer) een overzicht van alle lopende zaken toe te sturen. Daarbij is verweerster
ook verzocht de in het kader van het kantoorbezoek opgevraagde informatie (zie 2.12)
uiterlijk 18 april 2024 aan te leveren. Hierop heeft verweerster niet gereageerd.
2.16 Op 30 april 2024 heeft de deken haar dekenbezwaar in concept aan verweerster
toegezonden met het verzoek daarop binnen twee weken te reageren. Verweerster heeft
hierop bij e-mailbericht van 17 mei 2024 het volgende geschreven:
“Mijn reactie stond ter verzending klaar, maar ik wilde het nog laten checken door
een collega om het uiterlijk morgen naar u toe te zenden. Deze email kunt u zien als
mijn verweer. Graag verzoek ik deze aan te hechten aan al uw bezwaren richting de
commissie van discipline. In de tussentijd zal ik doorgaan met mijn werk en mijn uiterste
best blijven doen voor die paar cliënten die ik nog met hart en ziel bijsta. Ook zal
ik ondanks uw dekenbezwaar op korte termijn de door u verzochte stukken documenten
aan u doen toekomen.
De grootste angst van iedere moeder is 20 maanden geleden voor mij een onomkeerbare
werkelijkheid geworden. Ik heb mijn zoontje van 8,5 jaar oud, het tweelingbroertje
van mijn achtergebleven dochter, voor mijn eigen ogen zien verongelukken. Elke dag
word ik wakker met een dolkstoot in mijn hart. Het trauma van het gevecht dat ik mijn
zoontje en ik samen op 16 augustus 2022 hebben geleverd om hem in leven te houden
maakt mij kapot. Inmiddels meer dan 20 maanden leef ik dag in dag uit met de grootste
pijn die ik ooit heb gekend. Elke dag breek ik een paar keer. Vandaag duurde mijn
huilaanval 50 minuten. De enige reden waarom ik nog rechtop probeer te staan is om
mijn dochtertje [R] te kunnen opvoeden. In haar bijzijn probeer ik mijn best te doen
om vrolijk over te komen en haar veel liefde en aandacht te geven. Ik huil niet, maar
zij voelt mijn verdriet.
Mijn dochter is het overlijden van haar broertje gestopt met praten, heeft inmiddels
2 verjaardagen zonder hem de kaarsjes op haar taart moeten uitblazen. Ze pakt elke
dag mijn hand en zegt: "mamma samen naar [A] toe". Nachts roept ze zijn naam. Overdag
probeert ze heel vrolijk over te komen. Ze tekent elke dag tientallen tekeningen met
een vergelijkbaar beeld; een verdrietige moeder en een vrolijk blond broertje die
op een ster zit.
[R] heeft naast een taalstoornis ook een vorm van autisme dat zich kenmerkt in dwingend
en agressief gedrag. Haar vader heeft een vergelijkbare vorm van Autisme. Vader en
dochter zijn financieel en emotioneel afhankelijk van mijn functioneren.
Naast mentaal ben ik ook lichamelijk helemaal op. Ik heb inmiddels een hartritmestoornis,
darmklachten, een maagzweer en een evenwichtsstoornis. Dankzij de medicijnen die mijn
huisarts en psychiater voorschrijven kan ik nog enigszins werken. Niet omdat ik wil,
maar omdat ik geen andere keuze heb.
Het feit dat ik van binnen elke dag steeds meer dood ga is voor niemand een reden
om de verwachtingen bij te stellen. Ik moet doorgaan met het voldoen aan alle verwachtingen
van de samenleving, waaronder ook die van U.
Wat jammer dat het zo ontzettend moeilijk voor u is gebleken om zich in mijn situatie
te proberen te verplaatsen. Het had u als deken, collega, mens, vrouw en wie weet
misschien als moeder gesierd om uw hand uit te reiken en een klein gebaar van medeleven,
een teken van bezorgdheid over mij als moeder en mens te tonen.
Het staat u vrij om vooral door te gaan met uw acties om mij nog verder in de ellende
te duwen en mij wellicht van het tableau geschrapt te krijgen, zodat ik mijn gezin
financieel ook niet meer kan onderhouden. Ik sta machteloos tegenover uw handelswijze.
Ik hoop dat noch u noch iemand anders ooit in een vergelijkbare situatie terecht
hoeft te komen. Mocht er ooit wel iets vergelijkbaars gebeuren, dan hoop ik dat vanuit
uw omgeving mag rekenen veel voldoende liefde, steun, begrip en hulp om een vergelijkbaar
trauma ooit te kunnen verwerken”
2.17 Bij e-mailbericht van 21 mei 2024 heeft de deken aan verweerster het volgende
geantwoord:
“Uiteraard heb ik begrip voor uw zware persoonlijke omstandigheden en in de gesprekken
die zijn geweest is ook juist daar aandacht voor geweest. Juist vanwege uw persoonlijke
omstandigheden is aan u ook diverse malen (langer dan gebruikelijk) uitstel verleend.
En juist vanwege uw persoonlijke omstandigheden is diverse keren bezorgdheid geuit
over uw welzijn en uw gezondheid. Ik heb aangegeven dat het vanwege uw persoonlijke
omstandigheden en gezondheid beter zou zijn indien u tijdelijk zou stoppen met de
praktijk. U heeft echter de uitdrukkelijke wens om de praktijk voor te zetten. Zoals
in het dekenbezwaar aangegeven bent u zo lang als u de praktijk blijft uitoefenen
verplicht om (uiteindelijk) aan alle voor advocaten geldende verplichtingen te voldoen.
Als u daartoe zelf niet in staat bent, kunt u dat ook aan uw waarnemer overlaten.
Zolang u de praktijk blijft uitoefenen ben ik als deken verplicht om te zorgen dat
de regels worden nageleefd en dat de belangen van cliënten niet in het geding komen.”
2.18 Op 2 juli 2024 is namens de deken aan verweerster het voorstel gedaan een
kantoorbezoek in te plannen op 15 of 16 juli 2024. Verweerster heeft bij e-mail van
4 juli 2024 verzocht om te wachten met het plannen van een kantoorbezoek tot na terugkeer
van haar toenmalige gemachtigde, mr. [B], van vakantie op 7 augustus 2024.
2.19 Bij e-mail van 8 juli 2024 is verweerster hierop namens de deken twee data
gegeven voor een kantoorbezoek, te weten op 20 augustus 2024 en 22 augustus 20204.
In dat verband is verweerster tevens verzocht een vragenlijst uiterlijk twee weken
voorafgaand aan het kantoorbezoek ingevuld en ondertekend retour te sturen. Het kantoorbezoek
is vervolgens gepland op 22 augustus 2024. Op 14 augustus 2024 heeft verweerster de
deken verzocht of het kantoorbezoek digitaal kon plaatsvinden. Het kantoorbezoek heeft
op 22 augustus 2024 niet plaatsgevonden.
Signaal Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en overnameverzoek
2.20 Op 6 juni 2024 heeft de deken een signaal ontvangen met de mededeling dat
verweerster op die datum zonder bericht afwezig zou zijn geweest bij een zitting in
een strafzaak bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het gerechtshof), waarin verweerster
één van de verdachten bijstond. Verweerster zou ten tijde van de zitting ook niet
telefonisch bereikbaar zijn geweest. Daarbij is eveneens gemeld dat verweerster een
aantal dagen daarvoor zou zijn aangehouden door de politie, en mogelijk nog vast zou
zitten.
2.21 De deken heeft nader onderzoek laten doen naar dit signaal. De stafmedewerker
van de deken heeft geprobeerd contact te leggen met verweerster maar kreeg haar telefonisch
niet te pakken. Wel sprak zij met de waarnemer van verweerster, mr. [K]. Mr. [K] wist
van niets, maar gaf aan contact te zullen opnemen met verweerster. Enige uren later
nam verweerster telefonisch contact op met het dekenbureau en liet zij weten dat zij
geen zitting had gemist bij het gerechtshof en ook niet was aangehouden door de politie.
2.22 Bij e-mailbericht van 7 juni 2024 heeft de stafmedewerker aan mr. [K] nadere
informatie verstrekt die zij had ontvangen van een aanwezige bij de zitting bij het
gerechtshof. De stafmedewerker schrijft, voor zover relevant:
“In vervolg op ons telefonisch contact van gisterenmiddag bericht ik u dat wij de
informatie hebben verkregen van een aanwezige bij de openbare zitting bij het Gerechtshof
Arnhem op 6 juni 2024 om 11.50. De zitting betrof cliënt [P]. Toen bleek dat [verweerster]
niet aanwezig was (haar cliënt was er wel), is de afwezigheid kennelijk besproken
waarbij op enig moment de parketpolitie meldde dat [verweerster] eerder in de week
zou zijn aangehouden en daarom niet aanwezig was.
Het is standaardpraktijk dat als er een dergelijk bericht binnenkomt, wij navraag
doen. Als toezichthouder is de deken dat ook verplicht. Ik begreep van u dat [verweerster]
u heeft verteld dat zij niet is aangehouden en dat zij niet op de hoogte was van een
zitting bij het Gerechtshof waar zij als advocaat aanwezig zou moeten zijn.
Ik hoor nog wel graag van u of [verweerster] of [P] wel een cliënt van [verweerster]
is en of er met betrekking tot die cliënt op 6 juni wel een zitting heeft plaatsgevonden.
Wij willen graag weten wat er nu precies aan de hand kan zijn geweest.”
2.23 Op 11 juni 2024 ontving het dekenbureau een telefoontje van mr. [L]. De
heer [P] had haar verzocht de zaak van verweerster over te nemen. Gelet op gedragsregel
28 en omdat verweerster nog steeds vermeld stond als advocaat op de parketrol en derhalve
verweersters medewerking vereist was om de zaak over te nemen, wilde mr. [L] in contact
treden met verweerster. Mr. [L] kon verweerster echter niet bereiken en nam daarom
contact op met de deken. De deken heeft mr. [L] verwezen naar verweersters waarnemer,
mr. [K].
2.24 Bij e-mailbericht van 13 juni 2024 heeft de deken verweerster nogmaals verzocht
om nadere informatie te geven over de zitting van 6 juni 2024 bij het gerechtshof.
De deken heeft dit e-mailbericht op 17 juni 2024 doorgestuurd aan mr. [K]. Mr. [K]
heeft hierop bij e-mailbericht van 18 juni 2024 als volgt gereageerd, voor zover relevant:
“Om een en ander na te gaan heb ik het PV ttz d.d. 27 mei 2024 opgevraagd, hetgeen
ik pas vrijdag jl. heb ontvangen. Uit dit PV blijkt dat kennelijk op de pf zitting
d.d. 27 mei 2024 waar zowel [verweerster] als haar cliënt - in overleg - beiden afwezig
waren de inhoudelijke datum 6 juni 2024 is bepaald. Daarbij is uiteraard bepaald dat
zowel [verweerster] als haar cliënt hiervan op de hoogte moeten worden gebracht door
middel van een oproep. Van [verweerster] heb ik begrepen dat zowel zij als haar cliënt
geen oproep voor de inhoudelijke zitting d.d. 6 juni 2024 hebben gehad. Ook heeft
zij pas recent nadat ik om het PV d.d. 27 mei 2024 heb verzocht kennis van de inhoud
van het PV kunnen nemen. [Verweerster] was derhalve niet op de hoogte van de zitting
d.d. 6 juni 2024.”
2.25 De deken had (eveneens op 13 juni 2024) ook de strafgriffie van het gerechtshof
verzocht om informatie te verstrekken over de gang van zaken rondom de zitting van
6 juni 2024. De raadsheer bij wie de zaak van de heer [P] op zitting stond heeft de
deken bij e-mailbericht van 14 juni 2024 geïnformeerd en daarbij tevens het proces-verbaal
van de zitting gevoegd. De raadsheer schrijft - voor zover relevant - het volgende:
“[Verweerster] fungeert naar zeggen van de heer [P] al sinds jaar en dag als zijn
advocaat, maar zij verscheen 6 juni niet op zitting en bleek ook niet bereikbaar op
de telefoonnummers die we van haar hadden. Haar is op 28 mei jl. een kopie van de
oproep van verdachte voor deze zitting toegezonden door het ressortsparket.
Verdachte vertelde desgevraagd dat hij zo’n twee weken vóór de zitting nog telefonisch
contact met [verweerster] had en dat ze hem had toegezegd dat ze hem nog driemaal
zou bezoeken in de PI voordat zijn zaak inhoudelijk op 6 juni zou worden behandeld.
Hij heeft vervolgens niet meer van haar vernomen. Zij had hem te kennen gegeven dat
ze zou stoppen met haar advocatenpraktijk, maar dat ze zijn zaak als laatste nog zou
doen.
(…)
Wij hebben de zaak van [P] aangehouden en hem aangeraden met spoed (via de Raad
voor Rechtsbijstand) een nieuwe advocaat te zoeken, met verzoek aan onze Verkeerstoren
zijn zaak op een termijn van 3 maanden of daaromtrent opnieuw op zitting aan te brengen
voor inhoudelijke behandeling.
(…)
Overigens informeer ik u graag dat de zaak ook in juli 2023 is aangehouden wegens
persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de raadsrouw (zij is op enig moment haar
zoontje door een ongeluk verloren).
Ook voor verdachte zelf een uiterst ongelukkige gang van zaken. Hij is in maart
2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren voor betrokkenheid bij drugsdelicten,
en nadat in hoger beroep in november ’22 een aantal getuigen zijn gehoord wacht de
zaak op een inhoudelijke behandeling. Voor de getuigenverhoren was de raadsvrouw behoorlijk
opgeroepen maar niet verschenen.”
2.26 Tijdens de zitting van de raad op 24 juni 2024 heeft verweerster gereageerd
op de verklaring van de raadsheer dat zij ondanks behoorlijke oproeping in november
2022 niet bij het getuigenverhoor aanwezig was. Zij heeft hierover, blijkens het proces-verbaal
van de zitting, het volgende verklaard:
“Zij heeft niet twee zittingen, maar één zitting gemist. Dat is de zitting van de
heer [P] van 6 juni 2024 bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat zij ook zonder
bericht niet bij het getuigenverhoor aanwezig was, is niet juist. Verweerster was
weliswaar niet in persoon aanwezig, maar had schriftelijk vragen gesteld. Er was sprake
van ontlastend bewijs en verweerster had gevraagd om een medeverdachte als getuige
te horen. De advocaat-generaal was in de pauze naar haar toe gekomen om medeleven
te betuigen. Juist dat soort situaties maakt haar kwetsbaar. Op z’n moment stort zij
in. Tot aan de schorsing ging het goed met haar en had zij de belangen van de cliënt
niet geschaad. De advocaat-generaal had tegen verweerster gezegd dat zij er niet zou
moeten zijn en dat de zaak op een ander moment kon worden gepland. Met dat voorstel
heeft verweerster ingestemd.”
2.27 Omdat deze verklaring van verweerster niet in lijn leek te zijn met hetgeen
de deken eerder op 14 juni 2024 van de raadsheer, bij wie de zaak van de heer [P]
in behandeling was, had begrepen heeft de deken hierover navraag gedaan. Op 9 juli
2024 heeft de stafmedewerker van de deken een bericht van de betreffende raadsheer
ontvangen. Hij schrijft hierin het volgende:
“In antwoord op uw vraag kan ik u thans als volgt berichten. Op 8 november 2022
is een oproep brief voor de verhoren van 18 november 2022 aan [verweerster]. De verhoren
stonden vanaf 09:00 uur ingepland.
Op 18 november heeft het kabinet RHC om 13:19 uur een mail ontvangen dat [verweerster]
wegens ernstige gezondheidsklachten niet kon komen en dat haar werkzaamheden door
mr. [K] overgenomen zouden worden indien haar gezondheid op korte termijn niet zou
verbeteren. In het proces-verbaal van bevindingen betreffende deze verhoren is door
de behandelend raadsheer-commissaris het volgende opgenomen - voor zover van belang:
In bovenvermelde zaken was het getuigenverhoor gepland op vrijdag 18 november 2022
vanaf 09:00 uur. De raadsvrouw van [P], mr. 1. [verweerster] is niet verschenen, hoewel
behoorlijk opgeroepen. De griffier heeft getracht telefonisch contact op te nemen
met kantoor van de raadsvrouw, maar dit is niet gelukt. Na het eerste getuigenverhoor
is het gelukt de secretaresse van de raadsvrouw te spreken. De secretaresse gaf aan
dat de raadsvrouw ziek was en dat zij zich zou hebben afgemeld. Bij het kabinet van
de raadsheer-commissaris is geen afmelding van de raadsvrouw binnengekomen. Begin
van de middag is er nog een mail binnen gekomen van de secretaresse van de raadsvrouw,
waarin werd bevestigd dat de raadsvrouw ernstige gezondheidsklachten zou hebben. Aangezien
deze dag meerdere getuigen dienden te worden gehoord in aanwezigheid van meerdere
raadslieden en de Advocaat-generaal zijn de verhoren doorgegaan.
Er zijn geen vragen ingestuurd door [verweerster] in verband met deze verhoren.”
Klacht mevrouw [G]
2.28 Op 15 april 2024 heeft de deken van mevrouw [G] een klacht over verweerster
ontvangen. Mevrouw [G] had eerder op 8 januari 2024 ook al een klacht over verweerster
ingediend maar had deze klacht op 15 februari 2024 weer ingetrokken, omdat zij verweerster
nog een kans wilde geven. De klachten gaan over verweersters dienstverlening aan mevrouw
[G]. De strekking was dat mevrouw [G] al maanden probeerde een afspraak te maken met
verweerster, maar verweerster niet (voldoende) reageerde op de contactverzoeken van
mevrouw [G] en haar zaak onvoldoende voortvarend behandelde.
2.29 De klacht van mevrouw [G] wordt momenteel door de deken onderzocht. De deken
heeft verweerster meerdere malen verzocht om een reactie op de klacht te geven. Bij
e-mailbericht van 4 juni 2024 heeft verweerster vanwege gezondheidsredenen om uitstel
van de reactietermijn verzocht. Aan verweerster is uitstel verleend tot 8 juli 2024.
2.30 Op 7 juli 2024 heeft verweerster de deken laten weten dat het haar niet
ging lukken om haar verweer op die datum in te dienen, omdat de link naar de stukken
zou zijn verlopen. Verweerster heeft opnieuw verzocht om uitstel. Dit uitstel is slechts
gedeeltelijk verleend, en wel tot 12 juli 2024. Op 15 juli 2024 heeft verweerster
opnieuw laten weten dat het haar (wederom) niet was gelukt om haar verweer in te dienen,
omdat een zoon van een vriend en vriendin was overleden. Bij e-mailbericht van 16
juli 2024 is aan verweerster een laatste uitstel verleend tot 19 juli 2024 om 17:00
uur. Op 19 juli 2024 om 23:54 uur heeft de deken het verweer van verweerster ontvangen.
Waarneming door mr. [K]
2.31 Op de zitting van 24 juni 2024 is afgesproken dat mr. [K] de praktijk van
verweerster voorlopig volledig zou waarnemen. Op 5 juli 2024 heeft verweerster in
reactie op een aankondiging van de deken voor een kantoorbezoek de deken een e-mail
gestuurd, waarin zij het volgende schrijft:
“Om u een beeld te geven wat mijn verplichtingen zijn voor de maand juli en augustus:
1- 8 juli het indienen van mijn verweer tegen de klacht van mw. [G]
2. 10 juli opgave van verhinderdata en indienen van nadere onderzoek wensen in de
zaak [R]. Ik heb ten behoeve van onderling overleg voor dinsdag 9 juli een bespreking
met client afgesproken
3- in de zaak gunning dien ik uiterlijk op 12 juli ter teruggave van de inbeslaggenomen
goederen, waaronder zijn laptop en telefoon, een klaagschrift 552a SV bij de rechtbank
moeten indienen. Het concept zal ik uiterlijk donderdag 11 juli met client moeten
bespreken.
4- Op 29 juli een belangrijke zitting van mevrouw [O] bij het hof den Bosch. Zij
is in eerste aanleg onder bijstand van een andere advocaat veroordeeld voor witwassen.
Ik heb de zaak in hoger beroep overgenomen en heb het hof om aanvullend onderzoek
verzocht. Ik meen dat naar aanleiding van de uitkomsten van nader onderzoek client
een goede kans heeft om integraal te worden vrijgesproken. Client verblijft met haar
zoontje in het AZC in Assen. Onze communicatie verloopt in het Engels. Ik heb de laatste
2 weken van juli geblokt om intensief aan deze zaak te werken. Na mijn concept verweer
zal ik met client een bespreking plannen over onze strategie, en zal ik op 29 juli
ter zitting uiteraard haar verdediging voeren.
5- mijn huurovereenkomst van mijn huidige kantoorruimte loopt af op 31-7. Ik heb
inmiddels gelukkig een nieuwe locatie gevonden. Ik zal uiterlijk woensdag 31 juli
mijn kantoor moeten hebben ontruimd
6- op 30 juli 2024 om 14.00 uur heb ik een bespreking met de reclassering, bewindvoerder
en maatschappelijk werker van de heer [Gu], omdat de woningbouw voornemens is client
uit de woning te zetten.
7- van maandag 15 juli tot 12 augustus is de dagopvang van mijn dochter wegens vakantie
gesloten. Ik zal in deze periode veel tijd moeten vrijmaken voor de verzorging en
dagbesteding van mijn dochter.
8- 16 augustus is de sterfdag van [A], het is dan precies 2 jaar geleden. We gaan
hem als gezin en met goede vrienden op zijn rustplaats herdenken en nadien een kleine
bijeenkomst houden. U kunt zich voorstellen hoe zwaar het nu al voelt. Ik weet van
de eerste herdenking dat het voor mij ontzettend zwaar was en ik weken nodig heb gehad
om enigszins te herstellen.
9- op 28 Augustus Staat de zitting voor de voortzetting van het 60 B verzoek gepland.
Mevrouw [B] komt op 7 augustus terug. Ik zal naast alle andere verplichtingen ook
voldoende tijd moeten vrijmaken om deze zaak samen met mw. [B] goed voor te bereiden.
10- 30 september staat de behandeling voor het dekenbezwaar op zitting. Zoals gezegd
kan mw. [B] pas na 7 augustus 24 beide zaken bestuderen, waarop wij vervolgens inhoudelijk
overleg kunnen plannen. In de tussentijd ben ik ook verplicht om de belangen van mijn
cliënten te blijven behartigen en besprekingen met hen te houden en te voldoen aan
reguliere Administratieve deadlines zoals het toezenden van de ccv kantooropgave en
opgave kengetallen naar de orde e.d.
Ik wil u daarom vriendelijk doch met klem verzoeken om mij enige ruimte te gunnen
en uw verdere verzoeken, waaronder het plannen van een kantoorbezoek aan te houden
tot de terugkomst van mr. [B]. Gelet op alle verplichtingen in de maanden juli en
augustus is het plannen van een kantoorbezoek voor mij niet haalbaar.”
2.32 Bij e-mail van 8 juli 2024 heeft (de stafmedewerker van) de deken hierop
als volgt gereageerd, voor zover relevant:
“Tot slot merk ik op dat tijdens de mondelinge behandeling van het 60b-verzoek op
24 juni 2024 is afgesproken dat u uw praktijk volledig zou laten waarnemen door mr.
[K], kunt u uitleggen waarom u dan kennelijk thans nog werkzaamheden voor cliënten
verricht?”
2.33 Hierop heeft de deken geen reactie van verweerster ontvangen.
Signaal Raad voor Rechtsbijstand
2.34 Bij e-mail van 26 augustus 2024 heeft de deken een signaal ontvangen van
de Raad voor Rechtsbijstand. Hierin staat het volgende, voor zover relevant:
“Hierbij zend ik u een formeel signaal met betrekking tot [verweerster]. In het
afgelopen jaar speelden een aantal zaken. Op 19 februari 2024 heeft de Raad [verweerster]
bericht dat zij in de periode augustus 2023 tot begin januari 2024 elf piketmeldingen
heeft ontvangen, waarvan zij er slechts twee (tijdig) heeft opgepakt. De andere meldingen
werden te laat of niet geaccepteerd. De Raad heeft [verweerster] gemeld dat vanaf
het moment van de toezending van deze brief de piketmeldingen weer tijdig moeten worden
geaccepteerd en opgepakt. Met een waarschuwende opmerking met betrekking tot het Maatregelbeleid.
Op 18 juni 2024 is [verweerster] aangeschreven door het Register van de Raad over
het vereiste aantal zaken om te blijven voldoen aan de specialisatievereisten Strafrecht.
Ook zijn de opleidingspunten opgevraagd. [Verweerster] reageert op 19 augustus 2024
met een verzoek om coulance. Beide correspondenties zijn bij deze e-mail gevoegd.
De redenen waarom de piketten niet werden opgepakt en waarom [verweerster] niet voldoet
aan de vereisten voor de specialisatie vloeien voort uit het overlijden van haar zoon
nu twee jaar geleden. De Raad maakt zich zorgen over de kwaliteit van [verweerster].
Zij is duidelijk door deze traumatische gebeurtenis getroffen, maar als zij stelt
te kunnen werken, dan moet zij er ook voor 100% kunnen zijn.”
2.35 Met het signaal is een aantal brieven meegestuurd, waarvan de inhoud, voor
zover relevant, hieronder is weergegeven.
2.36 Op 19 februari 2024 heeft de Raad voor Rechtsbijstand verweerster aangeschreven
over haar deelname aan het piketrooster. Deze brief luidt als volgt, voor zover relevant:
“In de periode augustus 2023 tot en met begin januari 2024 heeft u elf piketmeldingen
ontvangen. Hiervan heeft u slechts twee (tijdig) opgepakt. De andere meldingen heeft
u te laat, of niet geaccepteerd. Vanwege de familieomstandigheden die u doormaakt,
hebben wij de afgelopen tijd geen uitvoering gegeven aan het maatregelenbeleid, zoals
vervat in het Reglement Piket (zie bijlage).
Deze gang van zaken kan niet blijven voortduren. Wij willen dringend met u bespreken
wat wij vanaf nu van uw deelname aan de piketroosters kunnen verwachten. Om die reden
heb ik verschillende keren getracht telefonisch contact met u op te nemen. Helaas
heb ik geen contact met u kunnen krijgen. Om die reden bericht ik u langs deze weg
namens de Raad als volgt.
Met ingang van heden verwachten wij van u dat u piketmeldingen weer in lijn met
het reglement piket (tijdig) accepteert en oppakt. In geval van niet (tijdig) accepteren
van een melding, beoordelen wij met ingang van heden ook weer in hoeverre al dan niet
sprake is van een verschoonbare reden. Indien blijkt dat geen sprake is van een verschoonbare
reden, passen wij met ingang van heden ook het maatregelenbeleid weer toe, zoals dat
is opgenomen in het meegestuurde Regelement Piket.”
2.37 Op 18 juni 2024 heeft het Register Wrb van de Raad voor Rechtsbijstand verweerster
gewezen op de vereisten waaraan moet worden voldaan om ingeschreven te blijven staan
voor de specialisatie strafrecht bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uit de administratie
was gebleken dat er vijf toevoegingen op het terrein van strafrecht aan verweerster
zijn verstrekt, terwijl het minimum aantal te behandelen zaken 15 zou moeten zijn.
Verweerster is gevraagd om uiterlijk op 2 juli 2024 een toelichting hierop te geven.
Na deze e-mail volgen er rappel e-mails op 2 augustus 2024, 12 augustus 2024 en op
19 augustus 2024.
2.38 Bij e-mail van 19 augustus 2024 heeft verweerster als volgt geantwoord:
“Allereerst mijn welgemeende excuses voor mijn te late reactie.
Met uw welvinden zet ik mijn inschrijving graag voort in het Strafrecht. Afgelopen
vrijdag 16 augustus was het precies 2 jaar geleden dat mijn zoontje [A] op 8 jarige
leeftijd is omgekomen. Hij is op 16 augustus 2022 is hij overleden. Het verdriet en
de pijn is voor mij nog dagelijks een grote strijd. Ik heb heel lang nauwelijks tit
binna [RvD: tot bijna] niet kunnen werken. sinds begin dit jaa [RvD: jaar] heb ik
mij praktijk weer parttime opgepakt strafrecht is mijn passie. Ik zou daarom ook heel
graag ingeschreven willen blijven met een beroep op uw coulance. Ik zal het tekort
aan zaken dit jaar inhalen.”
Advocaat in dienstbetrekking
2.39 Bij e-mail van 14 augustus 2024 heeft verweerster de deken en de raad bericht
dat zij met ingang van 12 augustus 2024 als advocaat in loondienst is getreden bij
het Internationaal bedrijf [I] met onder andere vestigingen in Nederland en Turkije
(hierna: het bedrijf). Verweerster heeft als bijlage een onvolledig ingevuld professioneel
statuut meegestuurd. In verband met haar indiensttreding heeft verweerster verder
aangegeven dat zij haar vijf nog lopende zaken heeft overgedragen aan mr. [Ki]. Mr.
[Ki] heeft zich nog niet voor de cliënten van verweerster gesteld.
2.40 Bij e-mail van 20 augustus 2024 heeft de deken het bericht ontvangen van
het Informatiepunt NOvA dat verweerster op 14 augustus 2024 via Mijn Orde een nieuw
kantoor heeft aangemeld, het onder 2.39 genoemde bedrijf. Verweerster had daarbij
aangegeven dat het een dienstbetrekkingskantoor betreft.
3 VERZOEK
Schorsing
3.1 De deken heeft de raad verzocht verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet
voor onbepaalde tijd in de uitoefening van haar praktijk te schorsen. Zij voelt zich
hiertoe genoodzaakt omdat de kwaliteit van verweersters rechtshulpverlening als gevolg
van ernstige privéproblemen onder een verantwoord niveau is geraakt. De deken licht
haar verzoek als volgt toe.
3.2 Verweerster reageert niet alleen niet of nauwelijks op verzoeken van de deken,
maar ook het gerechtshof, een overnemende advocaat (mr. [L]) en cliënten van verweerster
(mevrouw [G] en de heer [P]) kunnen niet of nauwelijks contact met verweerster krijgen.
Verweerster was in de zaak van de heer [P] zowel bij de getuigenverhoren als bij de
inhoudelijke behandeling zonder bericht afwezig. De verklaring van verweerster dat
zij niet op twee, maar slechts op één zitting zonder afbericht niet aanwezig was,
heeft het gerechtshof tegengesproken. Verweerster geeft er geen blijk van haar praktijk
behoorlijk te kunnen uitoefenen. Het is daarbij volstrekt onduidelijk wanneer zij
daar wellicht wel weer toe in staat zal zijn. Deze situatie kan zo niet langer voortduren
en vraagt aldus de deken om direct ingrijpen. Uit de berichten van verweerster lijkt
te volgen dat verweerster erkent dat zij niet in staat is om te werken, maar dat zij
zich gedwongen voelt om dit toch te blijven doen. Telefonisch liet verweerster immers
op 11 april 2024 weten dat zij zich genoodzaakt voelt te blijven werken, tegen het
advies van haar huisarts in. Bij e-mailbericht van 17 mei 2024 schrijft verweerster:
“Vader en dochter zijn financieel en emotioneel afhankelijk van mijn functioneren.
Naast mentaal ben ik ook lichamelijk helemaal op. Ik heb inmiddels een hartritmestoornis,
darmklachten, een maagzweer en een evenwichtsstoornis. Dankzij de medicijnen die mijn
huisarts en psychiater voorschrijven kan ik nog enigszins werken. Niet omdat ik wil,
maar omdat ik geen andere keuze heb.”
3.3 Ook de nieuwe omstandigheid dat verweerster zich heeft laten inschrijven
als advocaat in dienstbetrekking wijzigt de opvatting van de deken over de noodzaak
van het 60b-verzoek niet. Het bedrijf waarbij verweerster nu in dienstbetrekking is
heeft volgens de Kamer van Koophandel (KvK) slechts één werknemer. Verweerster kan
dus nog steeds op niemand terugvallen. Verweerster zegt onderdeel te zijn van een
internationaal team, maar op de website wordt geen melding gemaakt van zo’n team.
Het enige dat de website vermeldt is dat er in verschillende landen datacenters zijn.
Ook Nederlandse vestiging heeft zo’n datacenter, maar van een kantoor in Nederland
is geen sprake. De deken vraagt zich af of er in andere landen wel kantoren zijn.
En ook al zou er een team van buitenlandse advocaten of juristen zijn, dan kunnen
zij een Nederlandse advocaat niet adviseren over Nederlands recht en die advocaat
ook niet vervangen of assisteren in procedures. Verweerster staat er daarom alleen
voor. Bovendien is verweerster ervaren op het gebied van strafrecht, maar niet op
het gebied van civielrecht. In haar huidige functie als corporate lawyer is dat wel
wat zij gaat doen. Dat betekent dat verweerster zich zal moeten laten bijscholen.
Gezien haar privésituatie en gezondheid vraagt de deken zich af hoe verweerster dat
in combinatie met haar werk gaat doen. De deken vindt het een zorgelijke situatie.
3.4 Het professioneel statuut dat verweerster heeft overgelegd is onvolledig
ingevuld. Zo ontbreekt hierin de naam van de werkgever, de gegevens van de werknemer,
de functieomschrijving, de werktijden en de datum van ondertekening. Ook ontbreekt
het vereiste KvK uittreksel van de werkgever met betrekking tot de bevoegdheid van
de ondertekenaar. Bovendien is het statuut niet zoals artikel 5.15 lid 1 van de Voda
bepaalt voorafgaand aan de praktijkoefening toegestuurd, maar pas nadat verweerster
al was begonnen bij het bedrijf. Verder mist de deken een kopie van de polis van de
verzekeraar waaruit blijkt dat verweerster als advocaat in dienstbetrekking verzekerd
is voor beroepsaansprakelijkheid ten opzichte van derden, alsmede de verklaring van
de werkgeverovereenkomst genoemd in artikel 6.24 lid 2 van de Voda (vrijwaring voor
schade) en de vervangingsregeling en het kantoorhandboek.
3.5 Uit de e-mail van verweerster van 19 augustus 2024 aan de Raad voor Rechtsbijstand
(zie 2.38), welke e-mail verweerster heeft verstuurd toen zij al in dienst was als
advocaat in dienstbetrekking, blijkt bovendien dat verweerster van plan is om haar
strafrechtpraktijk te blijven voeren en dat zij het tekort aan zaken dit jaar nog
wenst in te halen. Het is volgens de deken onmogelijk dit allemaal tegelijk te doen.
Daarbij komt dat verweerster tijdens haar dienstverband bij het bedrijf niet ook piketdienst
kan doen en strafzaken voor cliënten kan blijven doen.
Voorziening
3.6 Verder is volgens de deken duidelijk dat verweerster zich niet houdt aan
de op de zitting van 24 juni 2024 gemaakte afspraak met betrekking tot de waarneming,
waardoor de deken geen vertrouwen meer heeft in de waarneming door mr. [K]. Met de
e-mail van verweerster van 5 juli 2024 heeft verweerster laten zien zich niet aan
de afspraak te houden over die waarneming door mr. [K]. De deken kan zich niet aan
de indruk onttrekken dat verweerster meent zelf in staat te zijn haar zaken te behandelen
en daarom zo min mogelijk gebruik maakt van de waarneming door mr. [K]. De mededelingen
op de website en in de e-mail over de waarneming zijn daarmee een dode letter geworden.
Gelet op de hechte band tussen verweerster en mr. [K] bestaat voorts het gevaar dat
mr. [K] bij de waarneming niet de belangen van de cliënten, maar de belangen van verweerster
voorop zal stellen.
3.7 De deken acht het in het kader van de bescherming van de belangen van de
cliënten beter als verweerster wordt waargenomen door iemand die verder van haar af
staat. De deken heeft hiertoe mr. [Van der M], advocaat te [plaats], bereid gevonden
om de waarneming van de praktijk van verweerster op zich te nemen.
3.8 De deken heeft de raad daarom ook verzocht om bij wijze van voorziening op
grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet te bepalen dat mr. [Van der M] wordt aangewezen
als waarnemer van de praktijk van verweerster, waarbij verweerster verplicht is mr.
[Van der M] toegang te verschaffen tot haar praktijkruimte, laptop en/of computer
om in het belang van de cliënten van verweerster al die maatregelen te nemen die nodig
zijn met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft allereerst toegelicht dat het feit dat zij na de zitting
van 24 juni 2024 zelf zaken is blijven behandelen en niet alle zaken aan haar waarnemer
mr. [K] had overgedragen het gevolg is van een misverstand. Zij had de op de zitting
gemaakte afspraak zo begrepen - en zo heeft zij het ook gezegd, al stelt het proces-verbaal
van de zitting iets anders - dat zij cliënten voor nieuwe zaken zou verwijzen naar
mr. [K], maar dat zij haar lopende zaken wel zelf mocht blijven behandelen.
4.2 Verweerster heeft verder aangevoerd dat zij sinds 2006 advocaat is en al
18 jaar strafzaken doet. Strafrecht is haar passie en zij staat met name kwetsbare
volwassenen, minderjarigen en slachtoffers bij. Twee jaar geleden heeft een tragische
gebeurtenis plaatsgevonden. Sindsdien is het voor verweerster erg moeilijk om haar
werk goed te blijven doen. Verweerster begrijpt dat het de taak van de deken is om
erop toe te zien dat sprake is van een behoorlijke praktijkuitoefening. Verweerster
erkent dat er problemen in haar praktijkvoering waren en in verband daarmee heeft
zij haar praktijk al geminimaliseerd. Er zijn echter nooit cliënten door haar toedoen
in de problemen geraakt. Verweerster heeft moeite met het standpunt van de deken dat
verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Een dergelijke beslissing
is aan de raad en niet aan de deken. De klacht die over haar is ingediend loopt bovendien
nog. In de 18 jaar dat verweerster advocaat is, is dat de enige klacht die over haar
is ingediend. Het dekenbezwaar dat de deken bij de raad heeft ingediend moet nog door
de raad worden behandeld. Verder is er één signaal over haar afgegeven. De conclusies
die deken trekt over verweersters functioneren zijn dan ook veel te voorbarig. Verweerster
meent, anders dan de deken, dat zij wel goed in staat is om het werk als advocaat
in dienstbetrekking te verrichten. Het werk van een advocaat in dienstbetrekking is
veel rustiger. Verweerster heeft zich na de vorige zitting bij de raad op 24 juni
2024 gerealiseerd dat zij op dit moment niet in staat is om een advocatenpraktijk
te voeren. Dat was voor haar het omslagpunt. Noodgedwongen heeft zij de beslissing
genomen om zich niet meer met het strafrecht bezig te houden, maar met het civielrecht.
Zodoende heeft zij een baan als advocaat in dienstbetrekking geaccepteerd.
4.3 De zaken die zij nog in behandeling heeft, zal zij overdragen aan mr. [Ki].
In verband met zijn vakantie tot 25 augustus 2024 zal dit binnenkort worden geregeld,
zo heeft verweerster op zitting verklaard. Verweerster heeft hierover wel al overleg
gevoerd met mr. [Ki] en ook al haar cliënten hebben ingestemd met een overdracht aan
mr. [Ki]. Anders dan de deken stelt, gaat verweerster in haar nieuwe dienstbetrekking
geen civiele praktijk voeren. Het werk zal met name bestaan uit advieswerk op het
gebied van - onder meer - contractenrecht, IT-recht en de AVG. Indien nodig zal zij
voor haar werkgever eenvoudige procedures voeren, zoals incassoprocedures. Verweerster
vraagt zich gelet hierop dan ook af waarom zij per direct geschorst moet worden. Dat
is een veel te zwaar middel in deze omstandigheden.
4.4 Over haar e-mail van 19 augustus 2024 aan de Raad voor Rechtsbijstand voert
verweerster aan dat zij daarover niet goed nagedacht had. Zij wilde inderdaad strafzaken
blijven doen, omdat strafrecht haar passie is. Achteraf gezien was het geen goed idee
van haar om dit aan de Raad voor Rechtsbijstand te schrijven. De afspraak met haar
nieuwe werkgever is dat wanneer er ruimte is en zij een voorkeursmelding ontvangt,
zij die zaak zou mogen behandelen. Verweerster is echter met de deken eens dat het
niet haalbaar is om het behandelen van strafzaken te combineren met haar nieuwe baan.
Dat was een ondoordacht idee van haar en zij gaat haar e-mail aan de Raad voor Rechtsbijstand
intrekken. Verweerster is verder niet van plan om haar kantoor uit te schrijven bij
de KvK. Zij is er nog niet aan toe gekomen om haar website uit de lucht te halen.
Daar heeft verweerster nog vier weken voor nodig.
5 BEOORDELING
5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 Aw kan de raad op verzoek van de deken een
advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te
kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen en/of
een of meer voorzieningen treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van de
betrokken advocaat die de raad geboden acht.
Schorsing
5.2 Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en de op de zittingen van 24
juni 2024 en 28 augustus 2024 door de deken en verweerster gegeven toelichting is
de raad tot het oordeel gekomen dat verweerster gelet op haar privéomstandigheden
en haar gezondheid op dit moment niet in staat is de praktijk van advocaat behoorlijk
uit te oefenen, ook niet de praktijk van een advocaat in dienstbetrekking. De raad
licht zijn oordeel als volgt toe.
5.3 Verweerster laat volgens de gedingstukken al meerdere jaren een ernstig patroon
zien van het zich niet (kunnen) houden aan afspraken en termijnen en van het keer
op keer om uitstel vragen. Dit volgt allereerst uit het contact tussen verweerster
en de deken. De deken heeft in de afgelopen jaren uit coulance met de situatie waarin
verweerster verkeert, al vele malen uitstel gegeven voor het voldoen aan haar administratieve
verplichtingen die de advocatenpraktijk met zich brengt. Ter illustratie wordt verwezen
naar de hiervoor weergegeven feiten over het invullen van het ONK-formulier, het doen
van de opgave CCV en het inplannen van een kantoorbezoek. Gedurende die periode is
verschillende malen contact geweest tussen de deken en verweerster en verweerster
heeft de deken meermaals verzekerd dat zij slechts moeite had met haar administratieve
verplichtingen, maar dat haar cliënten geen nadelen ondervonden van haar privésituatie.
Dit standpunt heeft verweerster ook ter zitting herhaald.
5.4 De raad deelt deze opvatting van verweerster niet. De signalen van het gerechtshof
en de Raad voor Rechtstand, evenals de klacht van mevrouw [G] en de melding van mr.
[L] schetsen het beeld dat verweerster op dit moment niet in staat is op verantwoorde
wijze adequate rechtsbijstand te bieden aan cliënten. Zo was verweerster niet bereikbaar
voor de griffier van het gerechtshof (in de zaak van de heer [P]) en niet voor de
overnemende advocaat (mr. [L]), dan wel voor haar cliënte (mevrouw [G]) of voor de
Raad voor Rechtsbijstand. Daarnaast was verweerster zonder bericht afwezig bij zowel
de getuigenverhoren als bij de inhoudelijke behandeling in de zaak van de heer [P]
en heeft zij in de periode augustus 2023 tot begin januari 2024 elf piketmeldingen
ontvangen, waarvan zij er slechts twee (tijdig) heeft opgepakt.
5.5 Verweerster heeft ter zitting onvoldoende aangevoerd om bovenstaand beeld
weg te nemen. Verweerster heeft juist erkend dat zij op dit moment niet in staat is
om een advocatenpraktijk te voeren. Verweerster meent echter dat zij wel in staat
is om naar behoren te functioneren als advocaat in loondienst bij het bedrijf waar
zij sinds 12 augustus 2024 werkzaam is. De raad volgt verweerster niet in haar stelling.
Allereerst roepen de verstrekte feiten rondom het dienstverband en de manier waarop
verweerster van plan is invulling te geven aan het dienstverband veel vragen bij de
raad op. Verweerster heeft geen arbeidsovereenkomst overgelegd en in het professioneel
statuut zijn zoveel gegevens niet ingevuld - zoals de naam van de werkgever, de gegevens
van de werknemer, de functieomschrijving, de werktijden en datum van ondertekening
- dat niet valt na te gaan hoe verweerster de zaken met het bedrijf heeft geregeld.
De tegenstrijdige verklaringen die verweerster op zitting heeft gegeven over de invulling
van haar werkzaamheden wekken daarbij bovendien weinig vertrouwen dat met dit dienstverband
de situatie van verweerster zal verbeteren. Zo heeft verweerster enerzijds verklaard
geen eigen (strafrecht)praktijk meer te zullen voeren naast haar werk in loondienst,
maar heeft zij anderzijds verklaard dat zij met haar werkgever heeft afgesproken dat
wanneer zich een voorkeursmelding voordoet en zij ruimte heeft, zij die zaak zou mogen
behandelen. In verband daarmee heeft verweerster ook de Raad voor Rechtsbijstand op
19 augustus 2024 - en dus na indiensttreding - laten weten dat zij van plan is haar
strafrechtpraktijk te blijven voeren en het tekort aan behandelde zaken dit jaar nog
in te halen. De verklaring van verweerster ter zitting dat zij dit achteraf een ondoordacht
idee vindt van haarzelf en toch niet van plan was deze strafzaken te blijven doen,
overtuigt de raad niet. Verweerster had haar e-mail aan de Raad voor Rechtsbijstand
ook (nog) niet ingetrokken. Verder heeft verweerster op zitting verklaard met haar
huidige kantoor bij de KvK ingeschreven te willen blijven en heeft zij haar website
nog niet offline gehaald. Al deze omstandigheden leiden de raad niet tot de overtuiging
dat verweerster zich, zoals zij zelf stelt, bij het bedrijf slechts zal bezighouden
met uitzoekwerk en advieswerk en zo nu en dan met het voeren van een eenvoudige incassoprocedure.
Voor dit soort werkzaamheden is het voeren van de titel van advocaat bovendien niet
noodzakelijk. Het geheel van deze feiten en omstandigheden hebben de raad dan ook
niet het vertrouwen gegeven dat de situatie van verweerster met dit dienstverband
op korte termijn zal verbeteren.
5.6 Hoewel de situatie van verweerster schrijnend is en de raad begrip heeft
voor de wens van verweerster om het werk als advocaat voort te zetten, laten de privéomstandigheden
van verweerster en haar gezondheid zich momenteel niet verenigen met een advocatenpraktijk.
De raad wijst het verzoek van de deken dan ook toe en schorst verweerster in de uitoefening
van haar praktijk.
Voorziening
5.7 Nu verweerster wordt geschorst, zal de raad ook de door de deken verzochte
voorziening toewijzen, te weten dat mr. [Van der M] wordt aangewezen als de waarnemer
van verweersters praktijk (zoals weergegeven in het dictum). De deken heeft genoegzaam
toegelicht dat mr. [K] gelet op haar band met verweerster in dit geval geen geschikte
waarnemer is. Verder geldt dat verweerster ter zitting heeft verklaard dat zij de
vijf zaken die zij nog in behandeling heeft aan mr. [Ki] gaat overdragen. Aangezien
mr. [Ki] heeft bevestigd dat hij de zaken zal overnemen, maar de overname nog niet
is geformaliseerd en hij zich nog niet voor de cliënten van verweerster heeft gesteld,
bestaat voor de raad toch reden om een waarnemer te benoemen.
Slotopmerking
5.8 De raad hecht eraan op te merken dat de schorsing en de getroffen voorziening
op grond van 60b van de Advocatenwet geen ordemaatregel betreft maar vooral een maatregel
om verweerster tegen zichzelf te beschermen. Zodra verweerster (weer) in staat is
om de praktijk van advocaat behoorlijk uit te oefenen, kan zij de raad verzoeken de
schorsing en de getroffen voorziening op te heffen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerster op grond van artikel
60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van
de praktijk;
- bepaalt dat bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 van de
Advocatenwet mr. [Van der M], advocaat te [plaats], de bevoegdheid heeft zich, zo
nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(s) waarin
de praktijk van verweerster wordt gevoerd en tot de daarbij behorende voorzieningen,
opdat mr. [Van der M] in het belang van de cliënten van verweerster al die maatregelen
kan nemen waartoe verweerster als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in
overleg met de cliënten van verweerster onder kan brengen bij andere advocaten of
rechtsbijstandverleners, en alle overige voorzieningen kan treffen die mr. [Van der
M], zo nodig in overleg met de deken, nodig acht met het oog op de behartiging van
de belangen van die cliënten.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 9 september 2024