ECLI:NL:TADRAMS:2024:149 Raad van Discipline Amsterdam 24-289/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:149 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-09-2024 |
Datum publicatie: | 12-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-289/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat in alle klachtonderdelen gegrond. Verweerder heeft klager zonder enige vorm van bijstand en in onwetendheid achtergelaten. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de raad de oplegging van de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 2 september 2024
in de zaak 24-289/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 september 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2269958/JS/FS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 juli 2024. Daarbij was
klager aanwezig. Verweerder is niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is
proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlage 1.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft een geschil met zijn werkgever B.V. (hierna: de werkgever).
2.3 Verweerder heeft klager in dit geschil bijstaan.
2.4 De werkgever heeft de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) verzocht
de arbeidsovereenkomst met klager te ontbinden.
2.5 Op 23 mei 2023 zou de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek plaatsvinden.
2.6 Op 10 mei 2023 heeft verweerder namens klager een datum voor een kortgeding
aangevraagd bij de rechtbank. Bij de aanvraag is een concept-kortgedingdagvaarding
overgelegd, zonder de bijbehorende producties. Onder punt 3 van de concept-dagvaarding
worden de buitengerechtelijke kosten genoemd.
2.7 Op 23 mei 2023 heeft ten overstaan van de rechter de mondelinge behandeling
plaatsgevonden van het kortgeding en het ontbindingsverzoek. Verweerder heeft als
gemachtigde van klager pleitnotities voorgedragen.
2.8 Op 9 augustus 2023 heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“Hoi [verweerder]. Ik kreeg zojuist een factuur voor griffierecht. Had jij niet de
tegenpartij verzocht de verschillende zaken aan jou te betalen?”
2.9 Op 17 augustus 2023 heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“Goedemorgen [verweerder]. Is het gelukt met [J]?”
2.10 Op 7 september 2023 stond een mediationbespreking gepland tussen klager en
zijn werkgever. Met het oog daarop heeft klager op 6 september 2023 via Signal aan
verweerder geschreven:
“Hoi [verweerder], goedemorgen. Wanneer wilde je voorbereiden voor morgen?”
2.11 Op 7 september 2023 heeft verweerder via Signal aan klager geschreven:
“Hoi [klager], ik ben helaas ziek en kan er niet bij zijn.”
2.12 Daarop heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“Niets ernstigs hoop ik? Zijn er tips die je mij kan geven?”
Daarop heeft verweerder niet meer van klager vernomen.
2.13 Tussen 6 september 2023 en 15 september 2023 heeft klager verweerder meermaals
geprobeerd te bellen.
2.14 Op 11 september 2023 heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“Wanneer zou je kunnen bellen, het is enig[szins] tijdssensitief”
En later die dag:
“Dag [verweerder], graag zsm bellen”
2.15 Op 12 september 2023 heeft klager per WhatsApp aan verweerder geschreven:
“Dag [verweerder]. Ik moet je dringend spreken. Je neemt niet op maar stuurt alleen
een bericht met de vraag of je later terug kan bellen. Tot nu toe heb je dat niet
gedaan. Ik weet dat je vorige week ziek was. Is dat nog steeds zo? Of is er een andere
reden dat ik je niet te pakken krijg, je niet terug belt en niet op voicemails reageert?”
2.16 13 september 2023 heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“Hoi [verweerder], heb je het document al ondertekend retour gestuurd?”
2.17 Daarop heeft verweerder via Signal aan klager geschreven:
“Ik mail je zo. Bel je daarna.”
2.18 Daarop heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“Ik heb je zojuist de samenvatting van [E] van vorige week donderdag doorgestuurd.”
En iets later:
“Ik heb je zojuist een mail doorgestuurd en een mail gestuurd met vaststellingsovereenkomsteisen”
2.19 Op 14 september 2023 heeft klager via Signal aan verweerder geschreven:
“[E] geeft aan dat vandaag geen optie meer is.”
En later die dag:
“[verweerder], je zou vanochtend bellen.”
2.20 Op 14 september 2023 heeft klager per WhatsApp aan verweerder geschreven:
“[Verweerder], je zou mij vanochtend bellen.”
2.21 Op 22 september 2023 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij
de deken.
2.22 Verweerder is op 10 oktober 2023 door de deken verzocht om te reageren op
de klacht.
2.23 Op 2 november 2023 is het verzoek om verweer herhaald. Ondertussen is door
de deken ook geprobeerd om verweerder telefonisch te bereiken, maar dit is niet gelukt.
2.24 Op 12 december 2023 is door de deken een laatste rappel aan verweerder gestuurd.
Ook hierop is door verweerder niet gereageerd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder:
a) niet te reageren op meerdere vormen van communicatie;
b) de kortgedingdagvaarding te laat en alleen in concept in te hebben gediend bij
de rechtbank;
c) in de kortgedingdagvaarding de gemaakte en te maken buitengerechtelijke kosten
onvoldoende te hebben onderbouwd;
d) ondanks dat hij al langer ziek was, niet aan klager hebben laten weten dat hij
hem niet langer bij kon staan.
4 VERWEER
4.1 Ondanks dat verweerder door de deken herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld
om te reageren op de klacht, heeft verweerder hiervan geen gebruik gemaakt. Het standpunt
van verweerder ten aanzien van de klacht is daarom onbekend.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening wordt rekening gehouden
met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan
komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden
gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt
een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. In dit kader is onder meer
relevant dat een advocaat is gehouden om de aan hem toevertrouwde belangen met de
nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat mag worden verwacht dat
hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt.
Klachtonderdelen a) en d)
5.2 Op grond van de inhoud van de overgelegde correspondentie stelt de raad vast
dat klager vanaf augustus 2023 op verschillende manieren heeft geprobeerd contact
te leggen met verweerder, maar dat verweerder op geen enkele wijze hierop (laat staan
inhoudelijk) heeft gerespondeerd. Evenmin heeft verweerder aan klager bericht dat
hij klager niet meer kon bijstaan of de nodige waarborgen getroffen dat er bij zijn
afwezigheid in deugdelijke vervanging werd voorzien. Verweerder heeft slechts eenmalig,
op 7 september 2023, aan klager laten weten dat hij ziek was, maar ook daarna heeft
hij niets meer aan klager laten weten en klager zonder enige vorm van bijstand en
in onwetendheid achtergelaten.
5.3 De raad heeft geen aanleiding gevonden om aan het betoog van klager te twijfelen.
Verweerder heeft, ondanks dat hij hiertoe meermaals in de gelegenheid is gesteld,
geen verweer gevoerd op de klacht en noch aan de deken, noch aan de raad iets laten
horen.
5.4 De raad concludeert dat verweerder gelet op het voorgaande niet heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van hem in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.
De klachtonderdelen a) en d) zijn gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 De raad stelt vast dat verweerder, met het oog op een zitting van 23 mei 2023,
op 10 mei 2023 een conceptdagvaarding heeft ingediend. Uit niets blijkt dat verweerder
deze dagvaarding hierna namens klager in definitieve vorm heeft uitgebracht. Verweerder
heeft hiermee onzorgvuldig gehandeld en niet voldaan aan de binnen de beroepsgroep
vereiste professionele standaard. Klachtonderdeel b) is daarom gegrond.
Klachtonderdeel c)
5.6 De raad stelt vast dat in genoemde conceptdagvaarding weliswaar een vordering
ter zake van buitengerechtelijke kosten wordt genoemd maar dat deze vordering niet
op enige wijze nader is onderbouwd. Verweerder heeft met deze omissie niet gehandeld
met de zorgvuldigheid die van hem verwacht had mogen worden. Klachtonderdeel c) is
gelet daarop gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De klacht is in alle onderdelen gegrond bevonden. Verweerder heeft klager,
als overwogen, zonder enige vorm van bijstand en in onwetendheid achtergelaten. Een
en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de raad de oplegging van de maatregel
van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week. De raad realiseert
zich dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is berispt. Gelet op de ernst van
het verwijtbaar handelen en het feit dat verweerder zowel gedurende het klachtonderzoek,
alsook in de aanloop naar en ter zitting op geen enkele wijze een reactie heeft gegeven
(waarmee de gegrondheid van de klacht wordt onderstreept), acht de raad de oplegging
van deze maatregel passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van één week op;
- bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze
beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden
schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd
maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd
dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4;
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 2 september 2024