ECLI:NL:TADRAMS:2024:128 Raad van Discipline Amsterdam 24-174/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:128 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-07-2024 |
Datum publicatie: | 23-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-174/A/NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft een procedurele handeling verricht terwijl de zaak reeds voor uitspraak stond. Daarnaast heeft verweerder feitelijke informatie verstrekt waarvan hij wist of had behoren te weten dat die onjuist was. Hiermee heeft verweerder de gedragsregels 8 en 21 geschonden. De raad acht alles overziend de maatregel van een waarschuwing passend. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 15 juli 2024
in de zaak 24-174/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 oktober 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 11 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk re/ss/2273881
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 juni 2024. Daarbij waren
klager verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Tevens heeft de raad kennisgenomen
van de nagezonden stukken van klager van 13 maart 2024 en van de nagezonden stukken
van verweerder van 25 maart 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager staat W c.s. (hierna ook: de kopers) bij in een geschil over de aankoop
van een woning waaraan nadien bouwkundige gebreken zijn vastgesteld.
2.3 De wederpartij (hierna: U c.s. of: de verkopers) wordt in het geschil bijgestaan
door verweerder.
2.4 Kopers en verkopers verschillen van mening over onder andere de oorzaak van
de schade, de vraag of sprake is geweest van deugdelijk herstel van de woning en de
hoogte van de schadevergoeding.
2.5 Op 1 juni 2022 heeft de firma Lamon (hierna: Lamon) een opleverrapport van
de woning opgesteld. Onder “opdrachtgever” staat een handtekening van de architect
(hierna: de heer K). In het rapport staat, voor zover relevant: “
2e etage behandeld tegen zwam, nog zwam aanwezig, geen garantie”.
2.6 Op 14 juli 2023 heeft er door Lamon een inspectie in de woning plaatsgevonden.
In het inspectierapport staat, voor zover relevant:
“(…) Meerdere houten regels en balken, die in de constructie zijn verwerkt, zijn aangetast
door zwam. De draagkracht van deze houten delen zijn door de aantasting van zwam verzwakt.
(…)Geadviseerd wordt om de door zwam aangetaste delen en de door de oppervlakte besmette
delen te vervangen. (…)”
2.7 Op 25 juli 2023 heeft Lamon het inspectierapport aan de verkopers toegestuurd.
2.8 In een e-mailbericht van 26 juli 2023 heeft klager aan verweerder gevraagd
of het inspectierapport van Lamon aan hem kan worden toegestuurd. Verweerder heeft
hier dezelfde dag op gereageerd met:
“Er zijn nog geen voorlopige bevindingen en meer informatie dan dat mijn collega u
heeft aangegeven is er niet. Ik ben zelf met vakantie en stel dan ook voor om het
hierbij te laten en verder geen onvolledige informatie te verspreiden totdat de rapporten
gereed zijn.”
2.9 Op 28 juli 2023 heeft verweerder namens de verkopers in kort geding de opheffing
van het door de kopers (inmiddels) gelegde conservatoire beslag gevorderd. In randnummer
25 van de dagvaarding staat, voor zover relevant:
“Het lokale vochtprobleem op de 2° verdieping van de woning ter hoogte van de badkamer
is hiermee opgelost. Tot op heden is dit nog steeds het geval, nu er in de vloeren,
ook door Kopers, geen verrotting, zwamvorming of vocht is aangetroffen. Dit laat ook
zien dat de stelling van Kopers omtrent de oorzaak van de schade (onjuiste opbouw
van de gevel) onjuist is.
2.10 Op 16 augustus 2023 heeft klager aan een collega van verweerder (met verweerder
in de cc) bericht, voor zover relevant:
“(…) Verder verzoek ik u om mij een kopie te verstrekken van het rapport van bevindingen
van Lamon.”
2.11 Hierna is er door partijen verder gecorrespondeerd over onder meer het rapport
van Lamon. Klager heeft in diverse berichten om een rapport met bevindingen van Lamon
verzocht en verweerder heeft hierop (steeds) gereageerd met de mededeling dat er geen
rapport is opgesteld door Lamon.
2.12 Op 23 augustus 2023 schrijft verweerder, voor zover relevant:
“Uw verbazing laat onverlet dat uw cliënten geen recht hebben op afschrift van intern
gevoerde correspondentie. Zoals gesteld is er uitsluitend sprake van een door Lamon
opgesteld rapport, maar van onderzoek, welke bevindingen zijn besproken met RR Bouwadvies.
Uw verzoek ter zake de email van Lamon aan cliënt (…)d.d. 10 mei 2022 ziet op "bestrijding
van zwam in de woning op het adres (…). Ik begreep van de architect dat Lamon de aldaar
aanwezige zwam heeft bestreden middels impregneren van de vloer. De betreffende email
is de enige schriftelijke vastlegging van die opdracht.
2.13 Op 30 augustus 2023 heeft verweerder namens zijn cliënten een incidentele
conclusie tot oproeping in vrijwaring van de aannemer (hierna: de vrijwaringsprocedure)
bij de rechtbank ingediend.
2.14 Op 1 september 2023 is het kort geding tussen partijen behandeld ter zitting
van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank).
2.15 In randnummers 31 en 32 van de pleitnota van verweerder staat, voor zover
relevant:
31. “[Kopers] stel[en] dat [verkopers] zaken zou hebben verzwegen. Dit ten onrechte,
waar in randnummer 20 t/m 25 van de dagvaarding al uitvoerig op is ingegaan. Uit productie
37 blijkt duidelijk dat de schade in 2022 onder begeleiding van diverse deskundigen
integraal is behandeld en volledig is hersteld. Er is keurig melding van gemaakt in
de vragenlijst. Er is geen enkele sprake van de door [kopers] gestelde verzwijging.
32. De verklaringen van de buren en huurder zien enerzijds op de schade aan de vloer.
Zoals aangegeven is die keurig in overleg met diverse deskundigen en op zeer integrale
wijze, hersteld. En bovendien gemeld op het vragenformulier. Anderzijds wordt gerefereerd
aan scheefstand van de woning. De scheuren zijn eveneens keurig gemeld in de vragenlijst.
Die zijn mede aanleiding geweest om deskundigen in te schakelen en onderzoeken te
doen voorafgaand aan de verkoop. Die scheefstand is in 2022 ook door [de verkopers]
gemeld en viel toen volgens Willemsen binnen de reguliere krimp van houtskeletbouw.
In randnummer 21 e.v. van de dagvaarding is dit reeds uitvoerig uiteen gezet. Er is
dan ook niets verzwegen. [Kopers] tracht[en] [verkopers] ten onrechte zwart te maken.”
2.16 Op 13 september 2023 heeft klager namens zijn cliënten een conclusie van antwoord
ingediend in de vrijwaringsprocedure.
2.17 Op de rol van 13 september 2023 heeft de rechtbank bepaald dat op 11 oktober
2023 vonnis zal worden gewezen in de vrijwaringsprocedure.
2.18 In een e-mailbericht van 14 september 2023 om 17:21 uur heeft klager aan de
rechtbank, met verweerder in de cc, geschreven, voor zover relevant:
“(…)Partijen hebben afgesproken dat zij de rechtbank verzoeken een deskundige te benoemen
(…) De mondelinge behandeling hoeft dan geen doorgang te vinden.”
2.19 Op 15 september 2023 heeft klager het opleverrapport van 1 juni 2022 aan verweerder
gezonden.
2.20 In e-mailberichten van 19 september 2023 om 09:26 uur en 21:12 uur heeft klager
aan de rechtbank geschreven dat verweerder over een inspectierapport van een deskundige
(Lamon) beschikt, maar dat hij dit rapport aan klager weigert te verstrekken.
2.21 Op 20 september 2023 heeft de rechtbank aan klager en verweerder bericht dat
de eerder geplande mondelinge behandeling van het verzoekschrift tot het benoemen
van een voorlopig deskundige op 21 september 2023 niet doorgaat omdat de rechtbank
zich voldoende geïnformeerd acht om op basis van de stukken te beslissen op het verzoek.
2.22 Op 22 september 2023 heeft een medewerkster van het kantoor van verweerder
aan verweerder gemaild, voor zover relevant:
“[mevrouw B] van de rechtbank Noord Holland heeft gebeld (…) Jullie hebben hier al
contact over gehad zei ze. Je zou namelijk maandag (…) uitsluitsel doorgeven. Gaat
over incident vrijwaring en voeging. Dit maandag NIET doorbellen maar graag schriftelijk
naar de griffie in Alkmaar reactie geven. Ze is er namelijk zelf niet.”
2.23 Op 25 september 2023 heeft verweerder aan de rechtbank, met klager in de cc
een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“In onderstaande kwestie bericht ik u dat er dezerzijds op 30 augustus 2023 een incidentele
conclusie tot oproeping in vrijwaring is ingediend, waarin abusievelijk is opgenomen
dat er tevens een incidentele conclusie tot voeging zou zijn ingediend namens [de
heer K] voor de rol van 2 augustus 2023. Ik kan u meedelen dat dit op een misverstand
berust, welke de volgende achtergrond heeft. Bijgaand treft u de incidentele conclusie
tot oproeping in vrijwaring, waarin de abusievelijk opgenomen passages zijn doorgehaald
en welke dan ook buiten beschouwing gelaten kunnen worden. (…) Zoals reeds hiervoor
gesteld treft u bijgaand de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring aan,
waarin de abusievelijk opgenomen passages zijn doorgehaald en welke dan ook buiten
beschouwing gelaten kunnen worden. (…) Bevoegdheid van uw rechtbank: Namens [kopers]
is aangevoerd dat uw rechtbank niet bevoegd zou zijn om over het geschil te oordelen
omdat (…) Allereerst geldt dat (…) Ten tweede geldt dat (…) Kwalitatief recht: Namens
[kopers] wordt ook een beroep gedaan op het overgedragen zijn van de aanspraken jegens
(…), waardoor [verkopers] zelf geen vorderingsrecht op (…) (meer) zouden hebben. Ook
dit is om meerdere redenen onjuist. Zonder hierin op dit moment uitputtend te zijn,
voeren [verkopers] hiertoe het volgende aan. (…)”
In randnummers 18 en 19 van de bijgevoegde incidentele conclusie staat, voor zover
relevant:
18. “Na dit plaatselijke herstel van de vloer hebben Verkopers ook een expert ingeschakeld
op het gebied van zwambestrijding; Lamon B.V.; productie 10. Uit de informatie op
de website van dit bedrijf blijkt dat zwambestrijding zeer goed mogelijk is. (…) Dit
via bestrijding en vervanging van aangetaste delen.
19. Het lokale vochtprobleem op de 2e verdieping van de woning ter hoogte van de
badkamer is hiermee opgelost. Tot op heden is dit nog steeds het geval, nu er in de
vloeren, ook door Kopers, geen verrotting, zwamvorming of vocht is aangetroffen. Dit
laat ook zien dat de stelling van Kopers omtrent de oorzaak van de schade (onjuiste
opbouw van de gevel) onjuist is.
2.24 Klager heeft naar aanleiding van voornoemd bericht in een e-mailbericht van
25 september 2023 aan de rechtbank, met verweerder in de cc, geschreven, voor zover
relevant:
“Ter rolle van 13 september jl. is bepaald dat de zaak, de door [U c.s.] ingediende
incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, na indiening dezerzijds van de
conclusie van antwoord in dat incident op die datum, op 11 oktober 2023 voor vonnis
in het incident staat. [W c.s] verzoeken de rechtbank geen kennis van onderstaande
email van [verweerder] namens [U c.s.] te nemen, en derhalve geen deel te laten uitmaken
van het procesdossier. Ten eerste omdat het toepasselijke procesreglement in artikel
5.2. bepaalt dat, nadat vonnis is bepaald, de rechtbank van nadien ingediende berichten
aan de rechtbank geen kennis neemt. Duidelijk is dat de email van [verweerder] van
heden is ingediend nadat de zaak voor vonnis is bepaald. Ten tweede is de email van
[verweerder] niet anders op te vatten als een inhoudelijk betoog (…) Dit inhoudelijke
betoog is naar mijn mening niet toegestaan, en dus ook niet in deze vorm en op dit
tijdstip, omdat uw rechtbank eisers in het incident niet hebben verzocht noch hebben
toegestaan om te mogen reageren op de dezerzijds op 13 september jl. ingediende conclusie
van antwoord in het incident. De zaak stond en staat niet op de rol voor conclusie
van repliek in het incident. (…)”
2.25 Op 26 september 2023 om 14:04 uur heeft klager aan verweerder gemaild, voor
zover relevant:
“(…) Het andere rapport (van Lamon) was er eerst niet, en later in voorlopige vorm,
en is thans nog niet definitief ondanks u mededeling ter zitting van 1 september jl.
dat binnenkort een overleg zou volgen opdat het rapport definitief zou worden gemaakt.
Uw email wordt door mij niet beschouwd als een antwoord op mijn emails van vanochtend
9.58 uur en 10.06 uur. In de email van 9.58 uur verzocht ik u om reactie op het opleveringsrapport
van Lamon d.d. 1 juni 2022. Uw onderstaande email bevat geen enkel woord dat over
dat rapport van 1 juni 2022 gaat (of zou kunnen gaan). U reageert ook niet op mijn
herhaaldelijk gestelde vraag hoe u de stelling uwerzijds in de diverse processtukken
dat destijds de vloer volledig was ontdaan van zwammen, gaat corrigeren. Voor de laatste
maal dring ik er dan ook bij u op aan inhoudelijk te reageren, en de stellingen in
de processtukken te corrigeren. Blijft een reactie en correctie uit dan is duidelijk
hoe u als advocaat art. 21 Rv invult. In de tweede email verzocht ik om de stand van
zaken m.b.t. u geplande overleg met Lamon. Ik begrijp uw email dat u dat overleg nog
niet voerde. Mijn derde email, van heden 9.51 uur, beantwoordde u niet. Ik vroeg naar
een reactie op mijn email van 7 september jl., welke email u weken geleden al aan
uw cliënten voorlegde. Het al dan niet voeren van overleg met Lamon (over haar rapport
van 14 juli jl.) staat daar los van. Ook hier dring ik aan op uw reactie.”
2.26 Op 11 oktober heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken.
2.27 Bij vonnis van 18 oktober 2023 heeft de rechtbank de incidentele vordering
tot oproeping in vrijwaring toegewezen. Onder 2.3 van het vonnis staat, voor zover
relevant:
“De rechtbank heeft geconstateerd dat op de griffie geen conclusie tot voeging van
[de heer K] is ingekomen. De griffier heeft [verweerder] verzocht zich hierover schriftelijk
uit te laten. Bij e-mail van 25 september 2023 heeft [verweerder] medegedeeld dat
sprake is van een misverstand en dat hij geen conclusie tot voeging heeft ingediend
namens [de heer K]. [Verweerder] heeft onder meer een gewijzigde conclusie tot oproeping
bijgevoegd waarin [de heer K] als eisende partij in het onderhavige incident is doorgehaald.
Het vrijwaringsincident is dus uitsluitend ingediend door [U c.s.] De rechtbank slaat
geen acht op de nadere inhoud van de e-mails van partijen van 25 september 2023.”
2.28 In een e-mailbericht van 20 oktober 2023 heeft klager aan verweerder bericht,
voor zover relevant:
“In uw email van 26 september jl. deelde u mij mee dat, tot irritatie van u, er wegens
vakantie van de betrokkenen aan de zijde van Lamon nog geen overleg heeft plaatsgevonden.
Naar ik aanneem, heeft dat overleg inmiddels wel plaatsgevonden, zodat ik u verzoek
mij de uitkomst van dat overleg mee te delen en bovenal het rapport van Lamon terzake
haar inspectie van de woning d.d. 14 juli jl. te verstrekken. Tevens herinner ik u
eraan dat ik nog wacht op de inhoudelijke reactie op mijn email van 7 september jl.
12.25 uur en op het opleveringsrapport d.d. 1 juni 2022, dat ik u op 15 september
jl., 08.55 uur deed toekomen.”
2.29 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 10:36 uur gereageerd met, voor zover
relevant:
“Het overleg heeft plaatsgevonden, maar moest halverwege worden afgebroken door een
afspraak aan de zijde van Lamon. (…). Tijdens het gesprek bleek ook dat Lamon niets
voor haar inspectie heeft ontvangen en ook niet is verzocht om een rapportage. In
allerijl zijn wat bevindingen aan het papier toevertrouwd, welke - door haar beperkte
omvang en algemene strekking - echter niet bedoeld zijn om als rapportage te dienen.
(…) Ter zake het opleverrapport van Lamon kan ik u meedelen dat dit mij en cliënten
niet bekend was. U dient zich dienaangaande dan ook tot de advocaten van [de heer
K] te wenden. Cliënten verkeren in de overtuiging dat het gebrek toentertijd volledig
en deugdelijk is hersteld. Herstel heeft immers plaatsgevonden onder begeleiding van
diverse deskundigen, waaronder een deskundige vanuit de verzekeraar en Lamon. Lamon
heeft toen de zwambehandeling voorgesteld, zoals ook op het opleverdocument is genoteerd.
(…)”.
2.30 Op 30 november 2023 is namens Lamon een e-mailbericht aan klager gestuurd.
Hierin staat, voor zover relevant:
“(…) Door de inspecteur van Lamon is aangegeven dat hij de zwamvorming en de schade
zeer ernstig vond. [Verweerder] heeft getracht deze bevindingen te bagatelliseren,
echter de situatie is wel degelijk ernstig te noemen. (…)”
2.31 In een e-mailbericht van 22 februari 2024 heeft verweerder aan klager geschreven,
voor zover relevant:
“De bevindingen van de deken lezende bied ik mijn welgemeende excuses aan. Op geen
enkel moment had ik de intentie om klachtwaardig te handelen. In lijn met onze overige
correspondentie in de verzoekschriftprocedure, waarin we vrij uitvoerig met de rechtbank
corresponderen over diverse vraagstukken, meende ik met de email in kwestie ook te
kunnen uitweiden op de door mij gedane wijze. Doordat de procedure op dat moment voor
vonnis stond, was dat echter kennelijk niet toegestaan en in 'the heat of the moment'
was mij dat eerlijk gezegd ook ontschoten. Nogmaals; door de wijze waarop wij voor
het overige met de rechtbank correspondeerden, meende ik dat dit wel toegestaan was.
Kennelijk c.q. mogelijk ten onrechte. Er is dan ook geen sprake van kwade opzet mijnerzijds.
Ik hoop dat u dit ook inziet en bereid bent genoegen te nemen met dit excuus.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij:
a) zich tot de rechter heeft gewend, nadat in de zaak vonnis was bepaald;
b) incorrecte informatie aan de rechter heeft verstrekt;
c) niet inhoudelijk heeft gereageerd op e-mailberichten.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde
partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in.
Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te
behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich
niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten
mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts
dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan
op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient,
opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de
advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of
die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig
nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
5.2 In gedragsregel 21 lid 3 staat dat het de advocaat niet geoorloofd is om zich,
nadat de uitspraak is bepaald, zonder toestemming van de wederpartij tot de rechtbank
te wenden.
5.3 De raad stelt vast dat verweerder op 30 augustus 2023 een incidentele conclusie
oproeping in vrijwaring aan de rechtbank heeft gestuurd. Vervolgens heeft de rechtbank
op 14 september 2023 contact gezocht met verweerder in verband met het ontbreken van
een voegingsformulier van de heer K. Verweerder heeft hierover op 25 september 2023
aan de rechtbank bericht dat sprake was van een misverstand en dat hij geen conclusie
tot voeging heeft ingediend namens de heer K. Verweerder heeft bij het bericht van
25 september 2023 een gewijzigde conclusie tot oproeping gevoegd, waarin de heer K
als eisende partij is doorgehaald. In zijn bericht van 25 september 2023 heeft verweerder
tevens enkele inhoudelijke punten aan de rechtbank over de zaak naar voren gebracht
die onder meer zien op de bevoegdheid van de rechtbank en het toepasselijk kwalitatief
recht. De zaak stond op dat moment reeds voor vonnis op 11 oktober 2023 en verweerder
had hier, als advocaat van de wederpartij, bekend mee moeten zijn. Dat verweerder
dit niet zou hebben geweten, zoals hij in zijn verweer heeft aangevoerd, komt voor
zijn rekening. Ook zijn verweer dat klager zich eveneens schuldig zou hebben gemaakt
aan vergelijkbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, gaat naar het oordeel van
de raad niet op. Vaststaat dat verweerder zich in zijn mailbericht van 25 september
2023 niet slechts heeft beperkt tot een enkele reactie op de vraag van de rechtbank
over de voeging van de heer K, maar hierin ook een uitvoerige inhoudelijke reactie
heeft gegeven en meerdere zaken heeft aangestipt die niets met de vraag van de rechtbank
van doen hadden, terwijl de zaak toen reeds voor vonnis stond. Hiermee is naar het
oordeel van de raad sprake van een proceshandeling van verweerder en daarmee van tuchtrechtelijk
verwijtbaar “napleiten” in de zin van gedragsregel 21 lid 3.
5.4 Klachtonderdeel a) is gelet op het voorgaande gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 In gedragsregel 8 staat dat een advocaat zich zowel in als buiten rechte dient
te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans
behoort te weten, dat die onjuist is.
5.6 De raad stelt vast dat verweerder zowel in de dagvaarding van 28 juli 2023,
als in zijn pleitnota van 1 september 2023 heeft aangevoerd dat sprake was van een
volledig herstel van de vloer in de woning, terwijl in het opleverrapport van 1 juni
2022 staat dat enkel de tweede etage behandeld was tegen zwam en dat er nog zwam in
de woning aanwezig was. Daarnaast blijkt uit het op 25 juli 2023 aan de verkopers
toegestuurde inspectierapport van Lamon dat meerdere houten regels en balken door
zwam waren aangetast en dat door Lamon wordt geadviseerd om de door zwam aangetaste
delen en de door de oppervlakte besmette delen te vervangen. Klager heeft verweerder
in verschillende e-mails om deze rapporten van Lamon verzocht, maar verweerder heeft
hierop steeds geantwoord dat er geen sprake was van een (definitief) rapport. Hij
heeft de rapporten niet aan klager verstrekt, noch heeft hij hiervan melding gemaakt
in de procedure. Dat verweerder niet bekend was met het rapport van 1 juni 2022, zoals
hij heeft aangevoerd, acht de raad onwaarschijnlijk. De raad weegt hierin mee dat
het rapport is ondertekend door de heer K, architect van de woning, waarmee verweerder
als advocaat van de verkopers contact had. Het verweer van verweerder dat de bevindingen
van Lamon door haar beperkte omvang en algemene strekking niet bedoeld waren om als
rapportage te dienen (zoals hij ook in zijn e-mail van 20 oktober 2023 aan klager
heeft geschreven), gaat daarbij naar het oordeel van de raad evenmin op. De raad weegt
hierin mee dat het niet aan verweerder is om te bepalen of een document als “rapport”
kan dienen, zeker niet als hierom expliciet en meermaals door de wederpartij is verzocht.
Vaststaat hoe dan ook dat de verkopers, cliënten van verweerder, het inspectierapport
op 25 juli 2023 toegestuurd hebben gekregen en dat verweerder het opleverrapport in
ieder geval op 15 september 2023 door klager toegezonden heeft gekregen. Vanaf dat
moment droeg verweerder dan ook kennis van het bestaan en de inhoud van dit rapport.
Ondanks dat, heeft hij ook in zijn op 25 september 2023 nagezonden (gewijzigde) incidentele
conclusie (nog steeds) volgehouden dat Lamon de zwam in de woning volledig had bestreden.
5.7 Gelet op het voorgaande overweegt de raad dat verweerder heeft nagelaten om
zowel het opleverrapport van 1 juni 2022 als ook de inspectierapportage van juli 2023
in de procedure in te brengen, dan wel de rechtbank hierover op de juiste wijze te
informeren, terwijl hij hiervan wel kennis droeg. Door in de procedure te stellen
dat de zwam in de woning volledig was bestreden, heeft verweerder feitelijke informatie
verstrekt waarvan hij wist, of in ieder geval kon weten, dat die onjuist was. Daarmee
heeft verweerder gedragsregel 8 geschonden. Klachtonderdeel b) is daarom gegrond.
Klachtonderdeel c)
5.8 Klager verwijt verweerder niet te hebben gereageerd op door klager aan hem
gestelde vragen onder andere over de vraag of hij het inspectierapport zou mogen ontvangen,
terwijl verweerder ter zitting had toegezegd dit te zullen doen.
5.9 De raad stelt vast dat er zich in het klachtdossier veelvuldige correspondentie
tussen partijen bevindt waarin klager verweerder verzoekt om verstrekking van rapportages
van Lamon. Alhoewel verweerder hiertoe steeds niet over wilde gaan, blijkt naar het
oordeel van de raad echter niet dat verweerder niet, of onvoldoende, op de vragen
van klager zou hebben gereageerd. Dat de reacties van verweerder klager niet bevielen,
betekent niet dat verweerder hiermee dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.10 Klachtonderdeel c) is gelet op het voorgaande ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft een procedurele handeling verricht terwijl de zaak reeds voor
uitspraak stond. Daarnaast heeft verweerder feitelijke informatie verstrekt waarvan
hij wist of had behoren te weten dat die onjuist was. Hiermee heeft verweerder de
gedragsregels 8 en 21 geschonden. De raad acht alles overziend de maatregel van een
waarschuwing passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op
grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van
€ 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager op
de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. W. Aardenberg, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en R. Vos, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 juli 2024