ECLI:NL:TADRAMS:2024:107 Raad van Discipline Amsterdam 24-183/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:107 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2024 |
Datum publicatie: | 11-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-183/A/NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; klacht van een advocaat over een advocaat; door de cliënte van klaagster zonder toestemming van klaagster rechtstreeks aan te schrijven, heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in gedragsregel 25 lid 1. Ondanks dit gegeven voert het de raad echter te ver om in dit specifieke geval het handelen van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Een dergelijke fout kan immers een keer gemaakt worden en verweerder heeft direct erkend verkeerd te hebben gehandeld en daarvoor tot tweemaal toe zijn excuses aan klaagster aangeboden. De klacht is ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
Van 24 juni 2024
in de zaak 24-183/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
gemachtigde: mr. L. van Leeuwen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 november 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 22 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ss/2280424
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 mei 2024. Klaagster
is met voorafgaand bericht niet op de zitting verschenen. Verweerder was met zijn
gemachtigde op de zitting aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 De cliënte van verweerder, Local Corporate Management B.V. (hierna: LCM), is
een corporate dienstverlener gevestigd in Amsterdam. In verband met verhuizing naar
een nieuwe locatie is zij met de cliënte van klaagster, Room Rebelle (hierna: RR)
een overeenkomst van opdracht aangegaan voor de verbouwing en realisatie van de nieuwe
locatie.
2.3 Bij de uitvoering van de werkzaamheden en oplevering van het project is tussen
LCM en RR een discussie ontstaan. Volgens LCM zijn de werkzaamheden niet naar behoren
uitgevoerd en ook niet afgerond. Daarnaast bestaat een discussie over de wijze van
factureren en verantwoording daarover door RR. Binnen dit geschil speelt dat RR in
het kader van haar werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van derde partijen, waaronder
interieurbouwer ROMS (hierna: ROMS).
2.4 Waar het de werkzaamheden van ROMS betreft, neemt ROMS de stelling in dat LCM
niet bij haar moet zijn, maar bij haar opdrachtgever RR. ROMS is niet bereid om inzicht
te geven in de door haar gemaakte kosten in het kader van de opdracht van LCM. ROMS
zet alleen de nodige stappen indien zij daarvoor de instructie krijgt van RR.
2.5 Bij (per e-mail verzonden) brief van 11 juli 2023 heeft klaagster verweerder
namens RR laten weten dat het niet was toegestaan om rechtstreeks contact op te nemen
met ROMS, de leverancier van RR. Zij schrijft in dat verband:
“Het rechtstreeks benaderen van leveranciers van [RR] is dus in strijd met de afspraken,
in strijd met de voorwaarde waaronder [RR] inzage in haar facturen heeft gegeven en
bovendien verre van constructief om dit geschil op te lossen.”
2.6 Bij e-mail van 7 september 2023 heeft klaagster verweerder geschreven:
“Mijn vorige bericht was duidelijk. Ik zie geen aanknopingspunten voor verder overleg.”
2.7 Bij e-mail van 10 november 2023 heeft verweerder RR namens LCM rechtstreeks
aangeschreven. Hij schrijft hierin het volgende, voor zover relevant:
“Het is voor LCM onduidelijk wat voor een overeenkomst ten grondslag ligt aan de verhouding
tussen [RR] en ROMS en of die overeenkomst in naam van LCM is gesloten of namens [RR].
Nu zowel [RR] als ROMS niet thuisgeven laat dit LCM geen andere keuze: zij is dan
genoodzaakt om een gerechtelijke procedure aanhangig maken waarin beide partijen hoofdelijk
aansprakelijk worden gesteld. Voordat LCM hiertoe overgaat stelt zij [RR] en ROMS
nog één laatste keer in de gelegenheid om openheid van zaken te geven en de gebreken
te herstellen.
Verzoek dan wel sommatie
Op grond van het voorgaande verzoek, en voor zover nodig sommeer ik u binnen 8 dagen
na heden:
1. inzage te geven over de specificaties van de facturen met ROMS;
2. inzage te geven over de overeenkomst met ROMS, ten minste onderbouwd door overlegging
van de overeenkomst met ROMS;
3. de gebreken (…) te herstellen door binnen gestelde termijn daartoe een afspraak
te maken: (…)
Indien niet tijdig en volledig gehoor wordt gegeven aan het voorgaande zal LCM zonder
nadere aankondiging vooraf jegens u hoofdelijk rechtsmaatregelen treffen. De daaraan
verbonden kosten zullen op u worden verhaald, waaronder mede begrepen de kosten voor
de herstelwerkzaamheden van voormelde gebreken.”
2.8 Op 13 november 2023 heeft RR de e-mail van verweerder aan klaagster doorgestuurd.
2.9 Op 16 november 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerder
ingediend.
2.10 Op 21 november 2023 heeft verweerder klaagster zijn excuses gemaakt voor zijn
handelwijze en schrijft in dat verband:
“In het verzenden van de sommatie ben ik ervan uitgegaan dat u niet langer betrokken
bent als advocaat van [RR]. Dit heeft te maken met de laatste berichten van uw hand
waarin door u ieder verder contact werd uitgesloten. Kennelijk blijkt deze aanname
nu onjuist te zijn.
Ik bied daarvoor mijn excuses aan en in het vervolg zal ik mij vanzelfsprekend weer
rechtstreeks tot u wenden.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
dat hij op 10 november 2023 haar cliënte, RR, zonder toestemming van klaagster rechtstreeks
heeft aangeschreven terwijl hij wist dat RR werd vertegenwoordigd door klaagster.
Daarmee heeft verweerder gehandeld in strijd met gedragsregel 1 lid 4 en gedragsregel
25.
3.2 Als verzwarende omstandigheid bij de klacht geldt volgens klaagster dat verweerder
in zijn e-mail van 10 november 2023 dreigende taal heeft gebezigd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht moet de tuchtrechter
het verweten handelen of nalaten toetsen aan de normen van artikel 46 Advocatenwet.
Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die
regels kunnen, ook gelet op het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel
van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per
geval beoordeeld.
5.2 In gedragsregel 25 lid 1 is bepaald dat een advocaat een wederpartij, waarvan
hij weet dat hij door een advocaat wordt bijgestaan, zich niet anders in verbinding
stelt met die wederpartij dan via diens advocaat.
5.3 De raad stelt het volgende voorop. Hoewel klaagster in het klachtformulier
heeft ingevuld namens haar kantoor te klagen en de deken dit heeft overgenomen in
zijn aanbiedingsbrief, gaat de raad er gelet op de inhoud van de klacht vanuit dat
dit een verschrijving is en klaagster namens zichzelf klaagt.
5.4 Niet in geschil is dat verweerder bij e-mail van 10 november 2023 de cliënte
van klaagster zonder haar toestemming rechtstreeks heeft aangeschreven. Ter beoordeling
ligt voor of verweerder hiermee in het onderhavige geval tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld.
5.5 Verweerder heeft aangevoerd dat hij de cliënte van klaagster abusievelijk rechtstreeks
heeft benaderd met zijn e-mail van 10 november 2023. Hij verkeerde - achteraf gezien
ten onrechte - in de veronderstelling dat klaagster gelet op haar e-mail van 7 september
2023 niet meer bij de zaak betrokken was. Verweerder had dit vooraf eerst bij klaagster
moeten nagaan. Dit heeft hij niet gedaan en hiervoor heeft hij aan klaagster zijn
verontschuldigingen aangeboden. Deze verontschuldigingen heeft hij nogmaals herhaald
ten tijde van het onderzoek van de deken.
5.6 De raad leest net als klaagster - en verweerder achteraf gezien ook - in de
e-mail van 7 september 2023 geen aanknopingspunten op grond waarvan verweerder mocht
aannemen dat klaagster niet meer als advocaat voor RR optrad. Door de cliënte van
klaagster op 10 november 2023 zonder toestemming van klaagster rechtstreeks aan te
schrijven, heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in gedragsregel 25
lid 1. Ondanks dit gegeven voert het de raad echter te ver om in dit specifieke geval
het handelen van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Een dergelijke
fout kan immers een keer gemaakt worden en verweerder heeft direct erkend verkeerd
te hebben gehandeld en daarvoor tot tweemaal toe zijn excuses aan klaagster aangeboden.
Klaagsters stelling dat gelet op de voorgeschiedenis in het dossier de excuses van
verweerder totaal ongeloofwaardig zijn, heeft klaagster niet nader onderbouwd. Verweerder
heeft ter zitting aangevoerd dat hij die opmerking niet kan plaatsen. Verweerder en
klaagster hebben slechts één keer telefonisch met elkaar gesproken. Hoewel dit geen
prettig gesprek was, kan daarmee volgens verweerder niet gesproken worden van een
voorgeschiedenis tussen hem en klaagster. Dit was namelijk het enige rechtstreekse
contact dat hij met klaagster heeft gehad. Toch heeft klaagster enkele dagen na de
e-mail van verweerder van 10 november 2023 direct een klacht over verweerder bij de
deken ingediend. Naar het oordeel van de raad had van klaagster verwacht mogen worden
dat zij de situatie eerst collegiaal met verweerder had besproken. Advocaten moeten
immers streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen
(gedragsregel 24).
5.7 De raad acht de gebezigde bewoordingen in de e-mail verder geen dreigende taal.
De e-mail betreft niet meer dan een zakelijke weergave van het standpunt van verweerders
cliënte (LCM) en het gevolg dat zij daaraan wenste te verbinden, indien geen gehoor
werd gegeven aan de sommatie. Dat van een sommatie een zekere dreiging uitgaat is
gebruikelijk.
5.8 De raad komt gelet op het voorgaande tot de slotsom dat de klacht ongegrond
is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en I.J. de Laat, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 juni 2024