ECLI:NL:TADRAMS:2024:10 Raad van Discipline Amsterdam 23-789/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:10 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-01-2024 |
Datum publicatie: | 01-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-789/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder heeft de grenzen van de vrijheid die hij als advocaat wederpartij geniet niet overschreden. Van intimidatie door verweerder is niet gebleken. Klacht is in zoverre kennelijk ongegrond. Voor zover verweerder onvoldoende professionele distantie tot zijn cliënte wordt verweten, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft geen rechtstreeks eigen belang bij een klacht hierover. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 januari 2024
in de zaak 23-789/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 14 november 2023 met kenmerk 2248817/JS/BF, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 De partner van klaagster is als gebouwenbeheerder in dienst geweest bij Waag
Society. Klaagster heeft na de beëindiging van het dienstverband haar beklag bij Waag
Society gedaan.
1.2 Medio 2021 stelt klaagster dat zij tot de ontdekking is gekomen dat de directeur
van Waag Society, mevrouw S (hierna: mevrouw S) titelfraude pleegt, niet volledig
is over haar nevenfuncties en een belangenverklaring onvolledig invult. Klaagster
heeft haar bevindingen bij verschillende instanties neergelegd en navraag gedaan naar
de nevenfuncties van mevrouw S.
1.3 Bij brief van 22 mei 2023 heeft verweerder zich als advocaat van mevrouw S,
tot klaagster gewend. In deze brief schrijft verweerder, voor zover relevant, het
volgende:
“Uit het bovenomschreven feitelijke verloop in deze zaak valt op te maken dat u thans
al enige jaren opzettelijk activiteiten onderneemt met de uitsluitende bedoeling om
cliënte in diskrediet te brengen en haar daarmee zoveel mogelijk te beschadigen. Dit
is temeer ernstig nu de door u geuite beschuldigingen aan haar adres door derden keer
op keer worden weerlegd, maar dat dit u er kennelijk niet van weerhoudt om hiermee
door te gaan. U schuwt daarbij niet om onwaarheden te verkondigen, zoals het vermeende
onderzoek naar de integriteit van mevrouw S. en het door haar opzettelijk verzwijgen
van nevenactiviteiten. (…) Ik verzoek - en zo nodig sommeer - u bij deze om de genoemde
onrechtmatige gedragingen jegens cliënte onmiddellijk te staken en gestaakt te houden.
Mocht u dit niet doen, dan zal ik cliënte adviseren om u in rechte te betrekken middels
een verbodsverordening tot het doen van diffamerende uitlatingen en andere onrechtmatig
gedrag jegens cliënte, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding
met een maximum van € 50.000,-, alsmede rectificatie van de geuite beschuldigingen
op nader te bepalen wijze, alsmede veroordeling van de gerechtelijke en buitengerechtelijke
kosten die aan de zijde van cliënte zijn en worden gemaakt.”
1.4 Op 9 juli 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) in zijn brief van 22 mei 2023 een valse voorstelling van zaken te geven;
b) klaagster te intimideren en af te dreigen in zijn brief van 22 mei 2023;
c) gezien een eerder vervulde functie, onvoldoende professionele distantie ten
opzichte van zijn cliënte te nemen.
3 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid
van advocaat van de wederpartij. De advocaat van de wederpartij geniet een ruime mate
van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg
met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt
worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,
(b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af
te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
4.2 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder in zijn brief van 22 mei
2023 een valse voorstelling van zaken te geven. Anders dan verweerder in die brief
doet voorkomen, staat het klaagster vrij om in openbaar beschikbare bronnen de gangen
van een publiek figuur na te gaan. Daarbij is het onjuist dat zij al jaren activiteiten
ontplooit om mevrouw S in diskrediet te brengen. Mevrouw S zoekt zelf de publiciteit
en publieke figuren liggen nu eenmaal onder een vergrootglas, zeker als het gaat om
de wijze waarop zij zich in hun werk presenteren. Het is onjuist dat de ‘beschuldigingen’
van klaagster keer op keer worden weerlegd. Integendeel. Het correctiegesprek over
het juiste gebruik van academische titels heeft wel degelijk plaatsgehad. Dit is klaagster
verzekerd door een rector magnificus van de Hogeschool van Amsterdam. De Koninklijke
Academie van Wetenschappen (KNAW) heeft een integriteitsonderzoek ingesteld naar de
gang van zaken rond het rapport ‘Waarde van Wetenschap’ en de bijbehorende belangenverklaring.
De uitslag is vertrouwelijk en kan klaagster daarom niet verstrekken.
4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich voor hetgeen hij in zijn brief van
22 mei 2023 heeft geschreven, heeft gebaseerd op diverse stukken die hij van zijn
cliënte heeft ontvangen en waaruit volgt dat klaagster stelselmatig alle instanties
benadert waar zijn cliënte een rol speelt en aldaar beschuldigingen van titelfraude
uit. Een aantal instanties heeft het signaal onderzocht en is tot de conclusie gekomen
dat zijn cliënte geen titelfraude heeft gepleegd, noch anderszins foutieve of misleidende
informatie heeft verschaft. Volgens verweerder geeft juist klaagster een verkeerde
voorstelling van zaken. Zo stelt zij ten onrechte dat een "correctiegesprek" met zijn
cliënte zou hebben plaatsgevonden en bij de KNAW een "integriteitsonderzoek" zou zijn
uitgevoerd.
4.4 De voorzitter overweegt dat verweerder bij het opstellen van de brief namens
zijn cliënte van 22 mei 2023, mocht afgaan op de juistheid van de informatie die hij
van zijn cliënte had gekregen. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond
waarvan verweerder deze informatie had moeten verifiëren. Het is duidelijk dat klaagster
een ander standpunt inneemt over de in de brief beschreven zaken, maar dat betekent
niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door namens zijn cliënte standpunten
in te nemen die lijnrecht tegenover de standpunten van klaagster staan. Dat is nu
eenmaal inherent aan een juridische strijd. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen
is geen sprake. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.5 Klaagster verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat verweerder met zijn
brief van 22 mei 2023 over de schreef is gegaan. Volgens klaagster wil verweerder
haar met zijn brief op onaanvaardbare wijze onder druk zetten en haar door intimidatie
beletten om de melding bij drie verschillende instanties tegen zijn cliënte door te
zetten. De teneur van de brief vond klaagster zeer intimiderend.
4.6 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met zijn brief de vrijheid die
hij als advocaat van de wederpartij geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen
op een wijze die hem goeddunkt, niet overschreden. De aan klaagster verzonden brief
betreft een gebruikelijke sommatiebrief met daarin een opsomming van de feiten zoals
die volgens de cliënte van verweerder hebben plaatsgevonden, gevolgd door een juridische
kwalificatie van de gedragingen van klaagster en een sommatie om deze gedragingen
te staken. Niet valt in te zien dat verweerder zich daarbij heeft gebezigd van ongeoorloofde
middelen of van middelen die onevenredig nadeel toebrachten aan klaagster. Dat klaagster
de brief als intimiderend heeft ervaren, maakt nog niet dat het handelen van verweerder
als tuchtrechtelijk laakbaar moet worden aangemerkt. Klachtonderdeel b) is daarom
eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.7 Klaagster verwijt verweerder onvoldoende professionele distantie ten opzichte
van zijn cliënte te betrachten, omdat verweerder oud-lid is van de Raad van Toezicht
van Waag Society. Daarnaast bevreemdt het klaagster dat het kantoor van verweerder
zowel Waag Society, als diens directeur in persoon bijstaat.
4.8 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een
advocaat komt alleen toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt
geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het
algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend
door de deken. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster geen rechtstreeks
eigen belang ten aanzien van dit klachtonderdeel. De vraag of verweerder voldoende
professionele distantie betracht ten opzichte van zijn cliënte betreft, betreft een
kwestie tussen verweerder en zijn cliënte. Klaagster, als wederpartij, staat daar
buiten. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter met toepassing van artikel 46j
Advocatenweten klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond verklaren en klachtonderdeel
c) kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdelen a) en b) met toepassing van 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond;
- klachtonderdeel c) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 22 januari 2024