ECLI:NL:TADRAMS:2023:92 Raad van Discipline Amsterdam 22-999/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:92
Datum uitspraak: 01-05-2023
Datum publicatie: 04-05-2023
Zaaknummer(s): 22-999/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Klager stelt onder meer dat verweerster slecht te bereiken is geweest, stukken niet aan hem heeft doorgezonden en dat verweerster zijn belangen onvoldoende heeft behartigd. Deze klachten zijn ongegrond. Daarnaast worden andere door klager ingediende klachten niet-ontvankelijk verklaard omdat deze zien op gebeurtenissen die langer dan drie jaar geleden hebben plaatsgevonden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
Van 1 mei 2023
in de zaak 22-999/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:
    
verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 31 januari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 20 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1735780/JS/AS van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 maart 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 30 januari 2023 door klager nagezonden stukken, alsmede van de op 2 januari 2023 en 6 maart 2023 door verweerster nagezonden stukken.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    In 2010 is klager bij verweerster gekomen voor juridische bijstand in verband met meldingen van de buren van klager bij Woningstichting Lieven De Key (hierna: De Key), de verhuurder van de woning van klager, dat klager overlast zou veroorzaken. De Key had naar aanleiding daarvan aan klager aangekondigd een ontruimingsprocedure te zullen starten. In deze zaak werd klager eerst bijgestaan door een andere advocaat. 
2.3    In 2011 heeft er een gesprek met De Key plaatsgevonden, waarbij ook vertegenwoordigers van de GGD en Jellinek aanwezig waren. Dit heeft ertoe geleid dat klager door De Key een aantal andere woningen is aangeboden en dat klager in 2011 ook een andere woning heeft geaccepteerd. 
2.4    Tijdens het traject van het aanbieden van een andere woning kwam er een nieuwe melding binnen bij De Key, namelijk dat klager een buurman met de dood zou hebben bedreigd. Dit heeft geleid tot een strafzaak in 2012, waarin klager door een kantoorgenoot van verweerster als advocaat is bijgestaan. Klager is in die procedure vrijgesproken.
2.5    In september 2013 is het dossier inzake de strafzaak op verzoek van klager naar een ander advocatenkantoor gezonden (Advocatenkantoor R).
2.6    Na de verhuizing naar de andere woning heeft klager bij De Key gebreken in die andere woning gemeld. Klager werd daarbij bijgestaan door een andere advocaat. De Key was in eerste instantie bereid om de klachten te verhelpen, maar stelde dat de houding van klager richting werklieden een probleem vormde. In 2015 heeft er in de woning van klager een asbestsanering plaatsgevonden.  
2.7    In 2016 heeft klager zich vanwege klachten over de woning opnieuw bij verweerster gemeld. Er is daarna herhaaldelijk naar een oplossing voor de resterende gebreken in de woning gezocht, maar dat heeft niet tot een resultaat geleid. De Key heeft uiteindelijk gemeld de werkzaamheden niet te zullen gaan uitvoeren, waarna verweerster namens klager De Key voor de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft gedagvaard.
2.8    Op 26 november 2021 heeft de kantonrechter in de procedure tussen klager en De Key vonnis gewezen. In conventie is De Key daarbij veroordeeld om een lekkende balkonafvoer van de bovenburen te verhelpen. In reconventie is klager veroordeeld om mee te werken aan (opname van) de herstelwerkzaamheden en om tijdens (opname van) de herstelwerkzaamheden de woning te verlaten.     

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a)    Verweerster is moeilijk te bereiken en zij heeft stukken die naar de rechtbank zijn verzonden niet aan klager verstrekt. Klager mist met name:
-    stukken die hij in 2018 aan verweerster heeft verstrekt inzake een taxiongeluk;
-    stukken die betrekking hebben op de zaak tegen De Key, zoals:
    (i) brieven over de verhuizing in 2011;
(ii) stukken waaruit blijkt dat klager voor het gerechtshof moest verschijnen;
(iii) stukken van de buurman waarin die verklaart dat klager een TBS’er is;
-    stukken van Advocatenkantoor R.    
b)    Verweerster heeft achter de rug om van klager met De Key overlegd.
c)    Verweerster heeft contactgegevens van klager zonder overleg aan de ex-vrouw van klager verstrekt.
d)    Verweerster heeft de belangen van klager onvoldoende behartigd.  

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klachten verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De Raad  toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.2    Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 
Klachtonderdeel a)
5.3    In klachtonderdeel a) stelt klager dat verweerster slecht te bereiken is geweest, dat zij stukken die zij naar de rechtbank heeft gezonden, niet naar klager heeft gezonden en dat verweerster daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager wordt daarin niet gevolgd. 
5.4    Allereerst is van belang dat verweerster gemotiveerd heeft betwist dat zij voor klager slecht te bereiken is geweest. Zij stelt juist steeds voor klager bereikbaar en beschikbaar te zijn geweest. Klager heeft daar tegenover geen gegevens aangedragen die zijn stelling ondersteunen dat verweerster wel slecht te bereiken is geweest. Hetzelfde geldt voor de stelling van klager dat verweerster stukken niet aan hem heeft doorgezonden. Voor zover het daarbij al gaat om handelingen waarvan klager binnen de termijn van drie jaar kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het handelen of nalaten van verweerster, heeft klager tegenover de betwisting door verweerster onvoldoende onderbouwd dat verweerster die stukken niet heeft doorgezonden of dat verweerster de beschikking heeft gehad over de door klager genoemde stukken. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.   
Klachtonderdeel b) en c)
5.5    De klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. Het gaat daarbij om de stellingen van klager dat verweerster buiten medeweten van klager met De Key heeft overlegd en dat verweerster contactgegevens van klager aan zijn ex-vrouw zou hebben verstrekt. Nog daargelaten dat verweerster deze stellingen van klager gemotiveerd heeft betwist, is hier van belang dat verweerster heeft aangevoerd dat deze door klager gestelde handelingen zouden hebben plaatsgevonden in het jaar 2011 en dat klager daarmee, gelet op het bepaalde in artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk is in deze klachtonderdelen. Klager heeft dit niet betwist. Daarnaast bevat het klachtdossier geen gegevens waaruit blijkt dat klager wel pas binnen de termijn van drie jaar kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen nemen van door hem in de klachtonderdelen b) en c) gestelde handelingen van verweerster. Gelet hierop dient klager in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Klachtonderdeel d)
5.6    In klachtonderdeel d) stelt klager dat verweerster zijn belangen onvoldoende heeft behartigd. Daarin wordt klager ook niet gevolgd. 
5.7    In het licht van de hiervoor onder 5.1 genoemde beoordelingsmaatstaf, is de raad van oordeel dat op grond van het klachtdossier en hetgeen verweerster heeft aangevoerd genoegzaam is gebleken dat verweerster klagers zaak heeft behandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Ook dit klachtonderdeel slaagt daarmee niet. 
Conclusie
5.8    De conclusie uit het voorgaande is dat de klachtonderdelen a) en d) ongegrond zijn en dat de klachtonderdelen b) en c) niet-ontvankelijk zijn.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klachtonderdelen a) en d) ongegrond;
-    verklaart de klachtonderdelen b) en c) niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken in het openbaar op 
1 mei 2023.


Griffier    Voorzitter

Per e-mail verzonden op: 1 mei 2023