ECLI:NL:TADRAMS:2023:81 Raad van Discipline Amsterdam 22-886/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:81
Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 28-04-2023
Zaaknummer(s): 22-886/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel a) dat verweerder de zaak niet op toevoeging heeft behandeld, zoals wel was afgesproken. In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat door hem geen declaratie is ingediend. De raad is van oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn. Het getuigt niet van zorgvuldigheid om eerst een toezegging te doen dat om een toevoeging wordt gevraagd, en hiertoe vervolgens niet over te gaan, maar hiermee is de grens van klachtwaardig handelen nog niet overschreden, ook al omdat verweerder de gevolgen zelf snel heeft hersteld. Verweerder heeft overtuigend uitgelegd dat sprake is geweest van een fout. Het in rekening gebrachte bedrag is aan verweerder gecrediteerd en klaagster heeft dan ook geen nadeel ondervonden van het door verweerder niet aanvragen van de toevoeging. Ook blijkt uit het voorgaande dat verweerder de declaratie aan klaagster heeft gestuurd en dat klaagster deze declaratie ook heeft ontvangen. In klachtonderdeel c) verwijt klaagster verweerder dat hij het dossier toen er onvrede was over de behandeling, zelf heeft gesloten en er verder niet meer met klaagster over heeft gesproken. De raad is van oordeel dat klachtonderdeel c) ook ongegrond is. Verweerder heeft voldoende duidelijk gemaakt wat het plan van aanpak behelsde. Verweerder heeft daarbij meteen aangegeven dat het inwinnen van advies van een medisch adviseur essentieel was voor de procedure. Op dit punt ontstond echter verschil van inzicht tussen klaagster en verweerder. Verweerder heeft hierop per brief aan klaagster aangegeven dat hij zich terugtrok en hij heeft in deze brief ook een uitleg aan klaagster gegeven over de door klaagster te volgen stappen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 april 2023
in de zaak 22-886/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder
gemachtigde: mr. J. Mencke


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 februari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 14 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1806879/JS/AS van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 maart 2023. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klaagster en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken van verweerder van 21 november 2022.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft verweerder op 13 september 2021 gevraagd om juridische bijstand in verband met een letselschadezaak.
2.3 In de door klaagster en verweerder ondertekende overeenkomst van opdracht en volmacht staat, voor zover relevant: “(…) Er wordt een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand, doch deze wordt ingetrokken indien en zodra aansprakelijkheid door of namens de aansprakelijk gestelde partij wordt erkend of indien een financiële regeling wordt voorgesteld. (…)”
2.4 Bij brief van 14 september 2021 schrijven verweerder en zijn kantoorgenoot (hierna: mr. W) aan klaagster, voor zover relevant: “(…) Omdat de advocaat geen arts is, moet een medisch adviseur worden ingeschakeld. Deze zal aan de hand van het dossier én de door de advocaat opgestelde vragen een oordeel geven over enerzijds de hier toepasselijke professionele standaard en medische normen, en anderzijds of kan worden bewezen dat deze zijn geschonden. Deze medisch adviseur geeft dus advies aan de advocaat.(…) Kosten: De kosten voor de beoordeling van een medische fout zijn vaak hoog (…). We zullen een toevoeging aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand om de kosten te beperken, maar de kosten van goed medisch advies zijn niet te voorkomen, ondanks de subsidie. (…) We dienen vóór we met de zaak beginnen een voorschotnota bij u in voor de eerste kosten van medisch advies (bovenop de subsidie) en de eigen bijdrage. Die dient u dus te betalen voor we kunnen beginnen. (…)”
2.5 Bij brief van 28 september 2021 heeft mr. W mede namens verweerder per brief de opdracht aan klaagster bevestigd. In deze brief schrijft mr. W, voor zover relevant: “ Op 13 september 2021 hebben wij elkaar gesproken over de medische fout die u is overkomen naar aanleiding van uw val op 13 januari 2021 In het gespreksverslag staan de bijzonderheden die ik heb genoteerd over uw zaak(…). We hebben het ook gehad over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. De advocaatkosten worden dan voorlopig gedekt door de staat. Ik zal een toevoeging aanvragen. De Raad dekt niet alles: Kosten voor het opvragen van medische informatie, medische adviezen, kosten in verband met een getuigenverhoor, deskundigenonderzoek etc. vallen er buiten en moet u mogelijk (deels) zelf betalen, tenzij de aansprakelijkheid is erkend. (…)”
2.6 Bij brief van 1 november 2021 schrijft verweerder aan klaagster, voor zover relevant: “Ik begrijp dat het niet goed met u gaat. Omdat de opgevraagde medische informatie langer duurt dan ik had gehoopt, heb ik alvast een eerste aansprakelijkstelling verzonden naar het [revalidatiecentrum] om uw belangen veilig te stellen. De aansprakelijkstelling kan dan na ontvangst van de medische informatie worden aangevuld (…)”
2.7 Bij brief van 1 november 2021 heeft verweerder een aansprakelijkheidsstelling aan het revalidatiecentrum gestuurd. Verweerder schrijft in deze brief, voor zover relevant: “(…) Ik verzoek u tot erkenning van de aansprakelijkheid en vergoeding van de schade over te gaan. Ik zie de bevestiging van de erkenning van de aansprakelijkheid graag tegemoet. (…).”
2.8 Bij brief van 20 januari 2022 schrijft verweerder aan klaagster, voor zover relevant: “De vraag of de behandelaren van het [revalidatiecentrum] hebben gehandeld zoals van haar verwacht had mogen worden, moet worden beantwoord door de medisch adviseur. De verzekeraar en ik zijn juristen en geen arts. De verzekeraar heeft een eigen medisch adviseur. Ik zal er namens uzelf een moeten inschakelen. Dit zijn kostbare aangelegenheden, waarvan ik de nota voorlopig schat op een bedrag van variërend tussen de €750,00 en €1500,00. (…).”
2.9 Bij e-mailbericht van 2 februari 2022 schrijft verweerder aan de familie van klaagster, voor zover relevant: “Op 31 januari 2022 spraken wij elkaar op kantoor over de zaak van [klaagster]. U, [partner van klaagster] en [de gemachtigde van klaagster] waren hierbij aanwezig. Tijdens dit gesprek op kantoor hebben wij nogmaals de zaak doorgenomen en de verwijten die u de behandelaren van het [revalidatiecentrum] maakt. Ook hebben wij gesproken over de kosten van het medisch advies. Om de verwijten medisch goed te kunnen onderbouwen schakel ik revalidatiearts [B] in voor een eerste advies. Deze kosten komen voor uw rekening tot de aansprakelijkheid door de verzekeraar ASR is erkend. Ik wijs u er wel op, al is het maar een formaliteit, dat onze medisch adviseur onafhankelijk is. Dit betekent dat als hij geen verwijten kan destilleren, dat wij uw zaak moeten sluiten omdat er juridisch gezien geen aanknopingspunten meer zijn. U hebt deze kosten dan tevergeefs gemaakt. Na[dat] u de factuur hebt betaald, zullen wij het advies aanvragen.”
2.10 Bij brief van 6 februari 2022 schrijven klaagster en haar partner aan mr. W, voor zover relevant: “Ondanks de aan u gevraagde brief, welke u wilt richten aan [medisch adviesbureau], mochten wij deze brief helaas, door wat voor omstandigheden dan ook, niet ontvangen. U begrijpt toch dat een bedrag betalen van € 1.250, - Euro geen kattendrek is. We willen graag zien wat er geschreven gaat worden. We willen als het even kan en mogelijk is, graag meer informatie ontvangen wat er tot op heden in deze zaak gedaan. We hebben totaal geen informatie hierover.(…) Wij willen dan ook dat u het [revalidatiecentrum] gaat dagvaarden. (…)”
2.11 Bij e-mailbericht van 7 februari 2022 schrijft verweerder aan klaagster, voor zover relevant: “Met belangstelling nam ik kennis van uw brief van 6 februari jl. Ik begrijp dat u het niet eens bent met ons, dat we eerst medisch advies moeten aanvragen, om aan de hand daarvan een relevant medisch (en daardoor juridisch) verwijt te kunnen formuleren, maar u wilt dat we meteen overgaan tot dagvaarding van het [revalidatiecentrum]]. (…) Eerder is u uitgelegd dat het van belang is om eerst een deugdelijk verwijt te formuleren met betrekking tot wat het [revalidatiecentrum] precies zou hebben nagelaten wat ze hadden moeten doen op grond van de professionele medische standaard. Uit de ter beschikking staande medische gegevens van dat verwijt immers niet zonder meer af te leiden, zodat een deugdelijk medisch advies zonder meer noodzakelijk is alvorens verdere stappen te zetten.(…) Dat betekent dat ik u voorstel een andere belangenbehartiger te zoeken. Ik dien mijn declaratie bij u in voor de kosten van rechtsbijstand die tot nu toe zijn gemaakt, overeenkomstig de overeenkomst van opdracht, waarbij de kosten vooralsnog zijn beperkt tot het werk vanaf het tekenen van overeenkomst van opdracht. (…) U kunt deze kosten te zijner tijd via uw nieuwe belangenbehartiger (…) indienen (…) als redelijke kosten van rechtsbijstand. U kunt die kosten dus daar trachten te verhalen zodra aansprakelijkheid wordt vastgesteld. Tot die tijd bent u zelf verantwoordelijk voor de kosten van rechtsbijstand zoals ook blijkt uit de eerder gezonden brochure met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand. Ik verzoek u dan ook deze rekening hier geval voor de helft vast te willen betalen (eventueel in drie termijnen), en de andere helft te betalen zodra de aansprakelijkheid rond is. (…)”
2.12 Op 7 februari 2022 heeft verweerder een factuur bij klaagster ingediend voor de door verweerder verrichte werkzaamheden voor een bedrag van in totaal € 5.474,56.
2.13 Bij e-mailbericht van 7 februari 2022 van de gemachtigde van klaagster aan verweerder schrijft de gemachtigde van klaagster, voor zover relevant: “(…) Er is blijkbaar een misverstand in de communicatie, er is namelijk toegezegd en beloofd een toevoeging aan te vragen. Dat hebben wij aangegeven van begin af aan. Hierover hebben wij niets meer vernomen. Dus factuur betaling? Sorry hoor, dit is niet erg netjes. (…) Hoezo medisch advies? Wij hebben gezegd eerst het gesprek, dan het medisch advies of het gesprek te samen met een medisch adviseur en of extra collega erbij ter zake notuleren van hetgeen gezegd is. Maar nu wordt de situatie in zijn geheel anders. Dat is niet besproken. Daarover zijn wij niet (voldoende) geïnformeerd. Derhalve hebben wij gevraagd aan uw kantoor om een deskundige brief te richten aan de medisch adviseur, alvorens op te sturen de deskundige brief aan ons toe te komen zodat wij dit door kunnen nemen en voor akkoord kunnen verklaren. Dat is niet gebeurd zoals is besproken op uw kantoor. (…)”
2.14 Op 1 maart 2022 heeft verweerder een creditfactuur bij klaagster ingediend voor de eerder door verweerder gefactureerde verrichte werkzaamheden voor een bedrag van in totaal € -5.474,56.
2.15 Op 1 maart 2022 heeft verweerder een creditfactuur bij klaagster ingediend voor het bedrag voorschot medische kosten van € -1.250,00.
2.16 Bij brief van 2 maart 2022 schrijft verweerder aan klaagster, voor zover relevant: “Hierbij laat ik u weten dat ik het dossier heb gesloten. U ontving hierover op 7 februari jl. een emailbericht van mij. Om er zeker van te zijn dat dit bericht u heeft bereikt, treft u mijn emailbericht in de bijlage aan. (…) Gezien de toezegging van [mr. W] dat er een toevoeging zou worden aangevraagd crediteer ik de eerdere declaratie.(…)” Belangrijk: Ik heb namens u op 30 oktober 2021 het [revalidatiecentrum] aansprakelijk gesteld. Indien de aansprakelijkheid niet binnen vijf jaar wordt erkend door (de verzekeraar van) het [revalidatiecentrum], dan dient u de verjaring zelf te stuiten vóór 30 oktober 2026. Laat u zich hierover tijdig informeren hoe u dit rechtsgeldig doet. Doet u dit niet tijdig, dan kan de schadeclaim verjaren. Ik wens u bij de verdere behandeling van deze zaak alle succes.”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft ondanks herhaalde verzoeken daartoe, de zaak niet op toevoeging behandeld.
b) Verweerder heeft geen declaratie ingediend.
c) Verweerder heeft zelf het dossier gesloten en daarna een factuur ingediend.
d) Verweerder heeft een bedrag van € 1250,- gevraagd voor het inschakelen van een medisch deskundige, terwijl er geen contact is geweest met een medisch deskundige.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 Als uitgangspunt bij de beoordeling van een klacht geldt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst het hof of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vgl. HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Klachtonderdelen a) en b)
5.2 Gelet op de samenhang in de klachtonderdelen a) en b) ziet de raad aanleiding voor een gezamenlijke bespreking van deze onderdelen. Klaagster verwijt verweerder onder klachtonderdeel a) dat verweerder de zaak niet op toevoeging heeft behandeld, zoals wel was afgesproken. Er is door verweerder geen enkele toevoeging aangevraagd ondanks herhaaldelijke verzoeken hiertoe van klaagster. In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat door verweerder geen declaratie is ingediend.
5.3 De raad overweegt ten aanzien van deze klachtonderdelen als volgt. Vaststaat dat door mr. W de toezegging aan klaagster is gedaan dat een toevoeging voor haar zou worden aangevraagd. Dit blijkt uit het feitenrelaas en verweerder heeft dit punt ook niet betwist. Verweerder heeft in zijn verweerschrift echter genoegzaam aangevoerd dat deze omissie, nadat hij hiervan op de hoogte raakte, door hem is gerepareerd middels het op 1 maart 2022 crediteren van zijn urendeclaratie. Deze urendeclaratie was eerder door verweerder aan klaagster bij mail van 7 februari 2022 verzonden en klaagster heeft deze declaratie ook ontvangen, blijkens de onder 2.13 genoemde reactie hierop van de gemachtigde van klaagster. Het getuigt niet van zorgvuldigheid om eerst een toezegging te doen dat om een toevoeging wordt gevraagd, en hiertoe vervolgens niet over te gaan, maar hiermee is de grens van klachtwaardig handelen nog niet overschreden, ook al omdat verweerder de gevolgen zelf snel heeft hersteld. Verweerder heeft overtuigend uitgelegd dat sprake is geweest van een fout. Het in rekening gebrachte bedrag is aan verweerder gecrediteerd en klaagster heeft dan ook geen nadeel ondervonden van het door verweerder niet aanvragen van de toevoeging. Ook blijkt uit het voorgaande dat verweerder de declaratie aan klaagster heeft gestuurd en dat klaagster deze declaratie ook heeft ontvangen.
5.4 Klachtonderdelen a) en b) zijn gelet op het voorgaande ongegrond.
Klachtonderdeel c )
5.5 Klaagster verwijt verweerder onder klachtonderdeel c) dat hij het dossier, toen er onvrede was over de behandeling, zelf heeft gesloten. Verweerder heeft nagelaten om dit verder nog met klaagster te bespreken.
5.6 De raad stelt voorop dat het een advocaat vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen en dat hij daartoe, als de vertrouwensbasis is komen vervallen, zelfs is gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Blijkens de in het feitenrelaas genoemde brieven van verweerder (en mr. W) aan klaagster van 14 en 28 september 2022, heeft verweerder klaagster voldoende duidelijk gemaakt wat het plan van aanpak behelsde. Verweerder heeft daarbij meteen aangegeven dat het inwinnen van advies van een medisch adviseur essentieel was voor de procedure. Op dit punt ontstond echter verschil van inzicht tussen klaagster en verweerder. Verweerder heeft hierop per brief van 7 februari 2022 aan klaagster aangegeven dat hij zich terugtrok en hij heeft in deze brief ook een uitleg aan klaagster gegeven over de door klaagster te volgen stappen.
5.7 De raad is van oordeel dat verweerder gelet op het voorgaande niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel c) is ongegrond.
Klachtonderdeel d)
5.8 Klaagster verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat door haar nooit de opdracht is gegeven om medisch advies uit te brengen. Desondanks heeft verweerder een bedrag van € 1250,- in rekening gebracht voor dit medisch advies.
5.9 De raad overweegt dat verweerder terecht heeft aangevoerd dat het voor klaagster bij aanvang helder was dat er medisch advies diende te worden ingewonnen en dat hiertoe een voorschotnota aan klaagster zou worden gezonden. Dit blijkt ook uit de brief van 2 februari 2022 van verweerder aan klaagster. Ook werd in die brief aangegeven welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn. Gezien de inhoud van het e-mailbericht van de gemachtigde van klaagster van 6 februari 2022 is er echter niet overgegaan tot het voorleggen van de casus aan een medisch adviseur en is er dus ook geen contact geweest met deze medisch adviseur. Daarbij is de nota voor het medisch advies door verweerder gecrediteerd omdat klaagster geen medisch deskundige wilde inschakelen.
5.10 Klachtonderdeel d) is gelet op het voorgaande ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en M.J.E. van den Bergh, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 24 april 2023