ECLI:NL:TADRAMS:2023:30 Raad van Discipline Amsterdam 23-027/A/A 23-028/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:30 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-02-2023 |
Datum publicatie: | 24-02-2023 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerster zich op zorgvuldige wijze aan de zaak onttrokken. Ook de klacht over verweerder als klachtenfunctionaris is kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 20 februari 2023
in de zaken 23-027/A/A en 23-028/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 11 januari 2023 met kenmerk 1643868 en 1740707, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de door klager toegezonden e-mail van 29 januari 2023 met bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
Feiten over de behandeling van de civiele procedure(s) door verweerster 1
1.1 Klager is een rijschool die gespecialiseerd is in het geven van rijles aan
leerlingen met een leerprobleem. Verweerster 1 heeft klager als advocaat bijgestaan
in twee civiele procedures tegen een moeder (hierna: de moeder) en een dochter (hierna:
de dochter). De dochter was een leerling van klager, die lijdt aan niet-aangeboren
hersenletsel. De dochter had negatieve berichten op de Facebook-pagina van klager
gezet, waarin klager onder meer werd beticht van aanranding en oplichting. Naar aanleiding
van deze beschuldigingen heeft klager zijn dienstverlening aan de dochter gestaakt.
Ook zou de dochter de auto’s van klagers hebben beschadigd. De moeder had eveneens
negatieve berichten op de Facebook-pagina van klager geplaatst.
1.2 Een kantoorgenoot van verweerster 1, mr. K, stond klager bij in de strafrechtelijke
procedure. Hij verleende klager rechtsbijstand bij het doen van aangiftes tegen de
moeder en de dochter en was de advocaat van klager als benadeelde partij in de strafrechtelijke
vervolging van de moeder en de dochter.
1.3 Bij e-mail van 10 september 2020 (9:28 uur) heeft verweerster 1 klager een
concept-dagvaarding gestuurd met het verzoek deze van commentaar te voorzien.
1.4 Bij e-mail van 10 september 2020 (14:44 uur) heeft klager met veel hoofdletters
en uitroeptekens een inhoudelijke reactie gegeven op de concept-dagvaarding. De aanvang
van zijn e-mail luidt als volgt: “Gelukkig toch nog een bericht deze week. Had altijd
gedacht [verweerster 1] dat een Kort Geding binnen 6 weken, in plaats van 6 maanden.
Laat staan als er ook nog een bodemprocedure moet volgen…Wij hebben zelf een Auto-Ongeluk
gehad en deze LETSELSCHADE loopt al 6 JAAR TOTAAL NIET (understatement), dus het kan
erger…nis.”
1.5 Bij e-mail van 15 september 2020 heeft verweerster 1 de aangepaste dagvaarding
opnieuw toegezonden een beantwoordt zij een aantal van klagers vragen.
1.6 Bij e-mail van 17 september 2020 heeft klager verweerster 1 (en mr. K in cc)
onder meer het volgende geschreven: “(…) U zegt KORT GEDING maar over 100 dagen is
het kerstmis! En geeft opnieuw GEEN ANTWOORD (…)” In zijn e-mail heeft klager verder
een opsomming gegeven van punten (waaronder over de strafrechtelijke procedure) waarop
hij een antwoord wenste.
1.7 Bij e-mail van 25 september 2020 heeft verweerster 1 onder meer het volgende
geschreven: “Zoals u bekend ga ik niet over het strafrechtelijke gedeelte, maar is
dat een kwestie voor [mr. K]. Ik begrijp van hem dat u reeds contact met hem heeft
gehad en dat hij u heeft toegelicht dat deze kwestie bij de politie ligt. (…) Tevens
wil ik u het volgende berichten. Ik heb u vaker aangegeven dat ik uw manier van communiceren
niet op prijs stel en dat dit aan een goede juridische bijstand in de weg staat, omdat
dit de vertrouwensband onder druk zet. Ik wil niet meer worden aangeschreven met boze
teksten in hoofdletters waarbij onterechte beschuldigingen jegens mij worden gedaan.
Als u mij zo blijft aanschrijven zal ik mij onttrekken en zult u zich tot een andere
advocaat moeten wenden om verder te gaan met deze procedure.”
1.8 Bij dagvaarding van 12 oktober 2020 is verweerster 1 namens klager bij de rechtbank
Den haag (hierna: de rechtbank) een kortgedingprocedure gestart tegen de moeder en
de dochter waarin op straffe van een dwangsom de verwijdering en het staken van negatieve
berichten via sociale media is gevorderd en van de dochter daarnaast een voorschot
op schadevergoeding is gevorderd.
1.9 Nadat de voorzieningenrechter op 9 november 2020 verlof had verleend voor conservatoir
derdenbeslag, heeft verweerster 1 conservatoir beslag laten leggen op de bankrekening
van de dochter en op haar aandelenportefeuille.
1.10 Een dag voor de mondelinge behandeling op 10 november 2020 heeft de moeder
de berichten van Facebook verwijderd en bij monde van haar advocaat toegezegd geen
negatieve uitlatingen meer te zullen doen, waarna de vorderingen in kort geding tegen
de moeder zijn ingetrokken.
1.11 Bij vonnis van 24 november 2020 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen
van klager tot verwijdering van de berichten op Facebook door de dochter op straffe
van verbeurte van dwangsommen toegewezen. De dochter is tevens veroordeeld tot betaling
van de proceskosten.
1.12 Bij dagvaarding van 26 november 2020 heeft verweerster 1 namens klager bij
de rechtbank een bodemprocedure gestart tegen de dochter waarin, kort samengevat,
een verklaring voor recht is gevorderd dat de door de dochter op Facebook geplaatste
berichten onrechtmatig zijn, een verbod op het doen van negatieve uitlatingen en schadevergoeding
wegens schade door de dochter toegebracht aan de auto’s van klager.
1.13 Op 27 juli 2021 heeft klager zich per e-mail tot verweerder 2 gewend met verweerster
1 in cc. Hierin schrijft klager, onder meer, het volgende:
“Alvorens wij een Klacht indienen, zijn wij zeer geïnteresseerd in hoeverre [verweerster
1] nog bij u werkzaam is en wat de reden is voor het ontbreken van alle dossier informatie.
(…) Na maandenlange voorbereidingen is er uiteindelijk een KORT GEDING CIVIEL RECHT
• Op 10 NOVEMBER 2020 behandeld
• Op 24 november 2020 de POSITIEVE uitspraak
Wij wachten nu inmiddels ruim 8,5 maand op € 27.500,--
(…)
Hoe wij ook proberen contact te krijgen en de stand van zaken te verkrijgen van [verweerster
1]
• per Email
• per Whatsapp
• per Telefoon
• per Voicemail
alle (…) antwoorden blijven uit, maar de facturen niet. Van Heer K(…) eerder vernomen
dat er problemen met de incasso waren maar dat was begin dit jaar… (…) Kunt u ons
nader laten informeren door [verweerster 1] (…) “HET RECHT OP DWANGSOMMEN, DAT IS
NIET IM FRAGE” deze als (…) Kantoor (…) aan ons alvast uit te betalen. (…)
1.14 Bij e-mail van 27 juli 2021 heeft verweerster 1 de gang van zaken rondom het
incasseren van de proceskostenveroordeling en de dwangsommen aan klager toegelicht.
Zij schrijft hierover: “(…) het gelegde beslag ten behoeve van de bodemprocedure blokkeert
het incasseren van de vorderingen uit hoofde van het kort geding. Zowel met deurwaarder
L(…) als met V(…) is naar creatieve oplossingen gezocht in dit verband, maar die oplossingen
zijn er niet. Het conservatoir beslag van de bodemprocedure kan helaas niet worden
geconverteerd naar een executoriaal beslag ten behoeve van de vorderingen uit hoofde
van het kort geding.” Verder heeft verweerster 1 klager opnieuw aangesproken op zijn
toon en de manier waarop hij haar bejegent. Zij schrijft in dat verband verder het
volgende: “De laatste periode is de toonzetting naar mij en over mij (…) onverminderd
onprettig gebleven, ondanks mijn herhaaldelijke verzoeken om niet op die manier met
mij te communiceren. Kennelijk ontbreekt het vertrouwen in mij en op die manier kan
ik geen werkzaamheden voor u verrichten. Wellicht is het daarom raadzaam om u tot
een andere advocaat te wenden. Daarnaast hebt u kennelijk bij uw rechtsbijstand verzekeraar
geklaagd over dat ik teveel uren zou declareren. Ik kan mij hier niet in vinden. Ik
heb juist veel werkzaamheden verricht die ik niet in rekening heb gebracht. Dat varieert
van vele telefoongesprekken, e-mails en werkzaamheden die verband houden met de deurwaarder.
Ik zal de rechtsbijstand verzekeraar dienovereenkomstig berichten. Als u wilt dat
ik het conservatoir beslag ophef en de deurwaarder de opdracht geef om het executoriaal
vonnis in kort geding te incasseren met de vrijgekomen middelen, dan hoor ik dat graag”
1.15 Bij e-mail van 25 augustus 2021 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van klager
verweerster 1, voor zover relevant, als volgt bericht: “(…) Tot nu toe hebben wij
€ 19.251,75 voldaan aan advocaatkosten, de proceskosten heb ik daar niet bij gerekend
en wij hebben de terug ontvangen btw bedragen hiervan afgetrokken. Wij hebben [klager]
gevraagd de nog openstaande btw van € 3.111,27 te betalen, zodat dit bedrag weer vrijkomt
voor de zaak. Helaas hebben we deze nog niet ontvangen. Om die reden is er op dit
moment nog maar een budget van 748,25.”
1.16 Over de executie van het kortgedingvonnis van 24 november 2020 heeft verweerster
1 uitvoering gecommuniceerd, eerst het deurwaarderskantoor L en daarna met het deurwaarderskantoor
V. Vanwege het conservatoire beslag dat op de bankrekening van de dochter lag, was
de dochter niet in staat om de proceskosten te betalen uit hoofde van het kortgedingvonnis
van 24 november 2020. Het conservatoir beslag blokkeerde executie van de vorderingen
in kort geding. Verweerster had eerst contact opgenomen met het deurwaarderskantoor
L (die eerder in opdracht van verweerster 1 het conservatoir beslag had gelegd), die
heeft gekeken naar mogelijkheden om executoriaal beslag te leggen op de bankrekening
van de dochter en zo de vorderingen in kort geding te incasseren zonder het conservatoir
beslag op te heffen. Omdat het deurwaarderskantoor L geen mogelijkheden zag hiervoor,
heeft verweerster 1 vervolgens contact opgenomen met het deurwaarderskantoor V. Die
zag wel mogelijkheden tot executoriale beslaglegging onder handhaving van het conservatoire
beslag, maar wenste dit niet uit te voeren, omdat het conservatoire beslag door een
ander deurwaarderskantoor was gelegd. Uiteindelijk is het conservatoire beslag opgeheven
en is, zoals blijkt uit de eindafrekening van het deurwaarderskantoor L van 30 september
2021, het maximum aan verbeurde dwangsommen ter hoogte van € 25.000,- en het bedrag
aan proceskostenveroordeling ter hoogte van € 2.087,18 geïncasseerd. Begin oktober
2021 is vervolgens een bedrag van € 24.711,79 aan klager overgemaakt.
1.17 In de bodemprocedure heeft verweerster begin 2021 een conclusie van antwoord
in reconventie ingediend. Uit berichtgeving van de rechtbank zou een comparitie van
partijen in 2022 gepland worden.
1.18 Bij e-mail van 22 november 2021 heeft verweerster klager, voor zover relevant,
als volgt bericht: “(…) Tijdens mijn vakantie heb ik e.e.a. nog eens de revue laten
passeren en ik dien helaas te concluderen dat er onvoldoende vertrouwensbasis is om
mijn rechtsbijstand aan u te continueren. De vertrouwensbreuk die is ontstaan heeft
niet uitsluitend te maken met uw aanhoudend dwingende toonzetting, welke ik u vaak
heb verzocht te staken, maar ook met het feit dat u en ik niet op één lijn zitten
wat betreft de aanpak/te verlenen rechtsbijstand. Het bestaan van een vertrouwensrelatie
tussen advocaat en cliënt is een strikte voorwaarde voor adequate rechtsbijstandverlening.
Nu die vertrouwensbasis er in casu niet langer is, is uw belang ermee gediend dat
u een andere advocaat inschakelt die de rechtsbijstandverlening met een frisse blik
overneemt. Het is dan ook in uw belang dat ik mij zal onttrekken als advocaat uit
de thans nog lopende procedure bij de rechtbank (…). Er is geen nieuwe roldatum bekend.
Door de rechtbank (…) is mij medegedeeld dat een mondelinge behandeling niet eerder
zal plaatsvinden dan in 2022. (...). Vanwege de ontstane vertrouwensbreuk zal ik mij
tegen de roldatum van 1 december a.s. onttrekken als advocaat (…) in de lopende bodemprocedure.
(…) Na de onttrekking op 1 december a.s. zal u nog gedurende twee weken in de gelegenheid
worden gesteld om een andere advocaat te laten stellen. Ik raad u dan ook aan om u
zo snel mogelijk (…) tot een andere advocaat te wenden die zich vervolgens kan stellen
bij de rechtbank. Uiteraard zal ik op eerste verzoek daartoe het dossier aan de desbetreffende
advocaat overleggen.”
1.19 Aangezien verweerster 1 niets vernam van een nieuwe advocaat met verzoek tot
overdracht, heeft verweerster 1 op 16 december 2021 contact ogenomen met de rechtbank.
Die informeerde haar dat klager nog twee weken extra de tijd zou krijgen - tot 29
december 2021 - om zich door een nieuwe advocaat te laten vertegenwoordigen.
1.20 Bij e-mail van 16 december 2021 heeft verweerster 1 klager vervolgens als
volgt bericht: “Zoals ik u eerder berichtte werd u door de rechtbank (…) in de gelegenheid
gesteld om u binnen twee weken na 1 december (datum onttrekking) tot een nieuwe advocaat
te wenden en deze zich te laten stellen, aldus voor 15 december. Van de rechtbank
(…) heb ik vernomen dat nog geen advocaat zich heeft gesteld. Echter wordt u hier
alsnog tot 29 december a.s. toe in de gelegenheid gesteld. Ik raad u dan ook ten zeerste
aan om u zo snel mogelijk tot een andere advocaat te wenden, zodat ik het dossier
kan overdragen. Deze dient zich dus voor 29 december a.s. te stellen bij de rechtbank
(…). Bij de sector Handel is het verplicht dat u zich laat bijstaan door een advocaat.
Ik kan niet instaan voor de gevolgen als geen advocaat zich stelt voor 29 december
a.s.”
Feiten over de interne klachtbehandeling door verweerder 2
1.21 Bij e-mail van 29 november 2021 heeft verweerder 2 klager naar aanleiding
van zijn klacht over verweerster 1, voor zover relevant, als volgt bericht: “Allereerst
excuus voor de enigszins vertraagde reactie. Uiteraard diende ik het dossier te bestuderen
en mijn collega [verweerster 1] te spreken alvorens op uw inmiddels diverse e-mails
te reageren. Mijn collega/kantoorgenoot [verweerster 1] heeft u per email d.d. 22
november jl. bericht dat er wat haar betreft sprake is van een ernstige en onherstelbare
vertrouwensbreuk, welke enerzijds is te wijten aan de onheuse, dwingende, wijze waarop
u aangeeft door u bij herhaling te zijn benaderd en welke anderzijds is te wijten
aan het feit dat [verweerster 1] en u in toenemende mate niet op één lijn bleken te
zitten voor wat betreft de aanpak en de te verrichten werkzaamheden. Verder kondigde
[verweerster 1] aan zich deze week te zullen onttrekken uit de nog lopende procedure
bij de rechtbank (…) hetgeen inmiddels is gebeurd, en heeft zij u geadviseerd zo spoedig
mogelijk een andere advocaat in te schakelen. Op basis van het dossier en mijn overleg
met [verweerster 1] kan ik niet anders dan concluderen dat er inderdaad sprake is
van en onherstelbare vertrouwensbreuk, reden waarom [verweerster 1] niet anders kon
dan besluiten haar werkzaamheden voor u te staken en zich uit de nog lopende procedure
te onttrekken. Uw verzoek om uw dossier intern over te dragen kan ik helaas niet honoreren
en wel om meerdere redenen. Niet enkel ontbreekt het daartoe momenteel aan capaciteit
binnen mijn kantoor, bovendien vrees ik voor herhaling van zetten. Dit laatste ook
gezien het feit dat ik uit het dossier opmaak dat toen u nog door U(…) Legal werd
bijgestaan, ook reeds een wisseling van behandelend jurist heeft plaatsgevonden nadat
de aanvankelijk behandelend jurist had aangegeven uw wijze van communicatie als onprettig
te ervaren. U zult begrijpen dat ik de situatie wens te voorkomen dat binnen mijn
kantoor een andere collega hetzelfde zal overkomen als [verweerster 1] overkwam en
eerder de jurist van U(…) Legal overkwam. Rest mij te benadrukken dat u er verstandig
aan doet om met spoed een andere advocaat buiten mijn kantoor te zoeken teneinde u
verder bij te staan en o.a. de rechtsbijstand in de lopende procedure bij de rechtbank
(…) op te pakken.”
1.22 Bij e-mail van 30 november 2021 heeft klager, voor zover relevant, als volgt
geantwoord: “We gaan hier ABSOLUUT NIET mee akkoord. Laat dat helder zijn! [VERWEERSTER
1] leeft in haar (herkenbare) EIGEN WERELDJE, luistert NIET naar de CLIENT, komt haar
AFSPRAKEN NIET NA, SCHRIJFT ZEER FORS, BUDGETOVERSCHRIJDEND ZONDER TOESTEMMING, laat
(…) dossier onaangeroerd. FACEBOOK geheel NIET, verrekent zelf uit onze UITBETAALDE
SCHADECLAIM van UW DERDENREKENING naar eigen foutief inzicht DEURWAARS UIT, trekt
zonder overleg na weken zelf de STEKKER ER UIT, hoewel alle OP- en AAN-merkingen gegrond
zijn. (…) U neemt GEEN NIEUWE CLIENTEN meer aan? JA, ALTIJD…dus er is ruimte! Ga u
MORGEN BELLEN, hoelaat…?”
1.23 Bij e-mail van 4 december 2021 heeft verweerder 2 klager, voor zover relevant,
als volgt geantwoord: “U heeft de afgelopen dagen diverse malen getracht mij te bellen
(…). Geheel tegen mijn gewoonte in zie ik helaas in dit geval, vanwege de onheuse,
dwingende, wijze waarop mijn collega [verweerster 1] bij herhaling door u is bejegend,
geen toegevoegde waarde in een telefonisch contact. Zoals ik u in mijn e-mail van
29 november reeds heb laten weten is een interne overdracht van het dossier om de
in de e-mail genoemde redenen definitief niet aan de orde. De inhoud en toonzetting
van uw onderstaande e-mail onderstreept in mijn optiek enkel nog eens dat het onverstandig
zou zijn het dossier intern over te dragen en een collega (…) met de verdere behandeling
hiervan te belasten. (…)”
1.24 Na meerdere e-mails van klager en telefoontjes naar het secretariaat heeft
verweerder 2 klager bij e-mail van 6 december 2021 laten weten dat hij bereid is klager
op 9 december 2021 op kantoor te ontvangen voor een kort gesprek.
1.25 Klager is niet ingegaan op het voorstel een gesprek te voeren. Hij schrijft
verweerder 2 bij e-mail van 7 december 2021, onder meer, het volgende: “TRIEST. Noch
als klachtbehandelaar, noch als Ondernemer heft U onze uitgebreide informele emails
begrepen. In een paar samenvattende A4-tjes geven wij inzicht en causaal verband aan,
waar [verweerster 1]: ipv PAAR MAANDEN – 20 MAANDEN TOBT, AFSPRAKEN en BESLAGLEGGINGEN
NIET NAKOMT, ZONDER TOESTEMMING BUDGETOVERSCHRIJDEND WERKT, SCHUDLIG maakt aan VERWIJTBARE
OPZETTELIJKE NALATIGHEID, met GROTE CONSEQUENTIES, ook voor U ALLEN. U geeft GEEN
ANTWOORD op de OPENSTAANDE VRAGEN en KEURT haar werkzaamheden GOED? (…) Wij zien ons
genoodzaakt [het kantoor] AANSPRAKELIJK TE STELLEN voor de extra geleden Schaden.
(…) U BEIDEN kunnen zich melden bij de ORDE VAN ADVOCATEN (…).”
1.26 Bij e-mail van 7 december 2021 heeft verweerder 2 klager, voor zover relevant,
als volgt geantwoord: “Uiteraard betreur ik het dat u niet ingaat op mijn uitnodiging
voor een oplossingsgericht gesprek (…), hetgeen onverlet laat dat uw desbetreffende
keuze zal dienen te worden gerespecteerd. (…) Het feit dat u [het kantoor] (…) aansprakelijk
heeft gesteld en u [verweerster 1] en mij een klacht (…) in het vooruitzicht heeft
gesteld, maakt helaas dat – althans indien u hierin mocht volharden – ook mijn kantoorgenoot
mr. K(…) u niet verder zal bijstaan in de nog lopende strafzaak en hij zich hieruit
zal dienen te onttrekken. Tot slot herhaal ik de onverminderde bereidheid tot het
aangaan van een oplossingsgericht gesprek (…) bij mij op kantoor dan wel middels (video)bellen.”
Klacht over verweerders bij de deken
1.27 Op 15 december 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar
hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerders
het volgende.
Klacht over verweerster 1
a) Verweerster 1 heeft geen adequate rechtsbijstand verleend in de procedure tegen
de dochter;
b) Verweerster 1 heeft onevenredig veel tijd besteed aan correspondentie met deurwaarders,
terwijl uiteindelijk niet het gewenste of verwachte resultaat is bereikt;
c) Verweerster 1 heeft declaratieafspraken geschonden;
d) Verweerster 1 heeft zich daags voor de behandeling van de bodemprocedure tegen
de dochter op onzorgvuldige wijze aan de zaak onttrokken, waarmee de belangen van
klager onevenredig zijn geschaad.
Klacht over verweerder 2
e) Verweerder 2 heeft de interne behandeling van de klacht van klager onzorgvuldig
behandeld.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klacht over verweerster 1
4.1 Als uitgangspunt heeft te gelden dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de
kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij
deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar
de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is
niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat
zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele
standaard geldt. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden
toetst de tuchtrechter daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a)
4.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster 1 dat zij geen adequate rechtsbijstand
heeft verleend in de procedure tegen de dochter. Zo heeft klager onder meer kritiek
op verweersters 1 handelwijze ten aanzien van de beslaglegging.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat op grond van het klachtdossier en hetgeen
verweerster 1 heeft aangevoerd genoegzaam is gebleken dat verweerster 1 klagers zaak
heeft behandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend
advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De voorzitter heeft kunnen
vaststellen dat sprake is geweest van een intensieve samenwerking tussen klager en
verweerster 1 en dat dit heeft geleid tot een toewijzend vonnis op 24 november 2020
en volledige incassering van de vorderingen van klager op de dochter. Dat verweerster
1 steken heeft laten vallen ten aanzien van de beslaglegging, is de voorzitter niet
gebleken. Nu met het gelegde beslag de vorderingen van klager volledig waren geïncasseerd,
heeft verweerster 1 terecht de beslaglegging op de auto dan wel op de Wajong-uitkering
van de dochter niet noodzakelijk, noch wenselijk geacht, gelet op de ingrijpende gevolgen
die dergelijke beslagen voor de dochter zouden mee brengen, zonder dat daar een objectiveerbare
waarde voor klager tegenover stond. De voorzitter oordeelt dat het feit dat verweerster
1 de advocaat van klager is niet betekent dat zij alles moet doen wat haar cliënt
verlangt. Verweerster 1 heeft als dominus litis leiding over de zaak en is de gids
in het recht, waarbij zij probeert voor haar cliënt de beste oplossing te bereiken,
zonder het belang van de wederpartij daarbij onnodig te schaden. Verweerster 1 heeft
laten zien zich bewust te zijn van deze normen en haar handelwijze rondom de beslaglegging
is in lijn hiermee. Van klachtwaardig handelen is geen sprake, zodat klachtonderdeel
a) kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel b)
4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster 1 dat zij onevenredig veel
tijd heeft besteed aan correspondentie met deurwaarders, terwijl uiteindelijk niet
het gewenste of verwachte resultaat is bereikt.
4.5 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster 1 dit verwijt toereikend
weerlegd. Zij heeft toegelicht dat het juist is dat intensief met deurwaarders is
gecorrespondeerd, omdat werd gezocht naar mogelijkheden om het kortgedingvonnis te
executeren zonder dat het gelegde conservatoir beslag zou komen te vervallen. Dit
was een ingewikkelde kwestie (hetgeen ook blijkt uit de weergegeven feiten), maar
uiteindelijk is het vonnis succesvol geëxecuteerd. Nu klager niet heeft onderbouwd
welk (beter) resultaat hij dan gewenst had en verweerster 1 bovendien onweersproken
heeft gesteld nog geen drie uur gedeclareerd te hebben voor werkzaamheden in verband
met de executie van het vonnis, waarvan nog geen half uur voor correspondentie met
deurwaarders, valt klachtwaardig handelen door verweerster 1 niet vast te stellen.
Dat de executie in de gegeven - ingewikkelde - omstandigheden langer heeft geduurd,
valt verweerster 1 niet aan te rekenen. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.6 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster 1 declaratieafspraken te
hebben geschonden. Klager heeft toegelicht dat hij met verweerster 1 had afgesproken
dat twee dossiers zouden worden behandeld, waar voor beide kwesties een budget van
€ 10.000,- beschikbaar was gesteld door de rechtsbijstandsverzekeraar. Dit budget
is volgens klager zonder zijn toestemming overschreden. Er zijn prijsafspraken gemaakt
met verweerster 1, waar zij zich niet aan gehouden heeft. Daarbij is het dossier met
betrekking tot de moeder totaal niet door verweerster 1 behandeld, maar heeft zij
wel kosten in rekening gebracht voor dat dossier, ten laste van het budget van het
andere dossier, aldus klager.
4.7 Verweerster 1 heeft aangevoerd dat voor de dossiers van de moeder en de dochter
door de rechtsbijstandsverzekeraar een gezamenlijk budget van € 20.000,- beschikbaar
was gesteld. De uitsplitsing naar € 10.000,- per dossier betrof slechts een papieren
formaliteit. Verweerster 1 verwijst ter onderbouwing naar de overgelegd correspondentie
met de rechtsbijstandsverzekeraar van 25 augustus 2021 (zie randnummer 1.15). Verweerster
1 betwist dan ook dat zij in een dossier ten laste van het andere dossier heeft gedeclareerd.
Daarbij heeft verweerster 1 verder aangevoerd dat zij wel degelijk werkzaamheden in
het dossier met betrekking tot de moeder heeft verricht. Zo heeft zij sommatiewerkzaamheden
verricht en een kort geding voorbereid. Het totaalbudget van € 20.000,- heeft zij
niet overschreden. Er resteerde zelfs nog budget. Tot slot heeft verweerster 1 betwist
dat er prijsafspraken met klager zijn gemaakt.
4.8 De voorzitter overweegt dat klager zijn klachtonderdeel tegenover het gemotiveerde
verweer van verweerster 1 onvoldoende heeft onderbouwd en dat in de overgelegde stukken
ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijten
in dit klachtonderdeel. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, is ook klachtonderdeel
c) kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.9 Klager verwijt verweerster 1 in dit klachtonderdeel dat zij hem op 22 november
2021 heeft laten weten niet meer voor hem te willen optreden. Daardoor had klager
daags voor de behandeling van de bodemzaak tegen de dochter ineens geen advocaat meer.
4.10 De voorzitter is op grond van de gedingstukken van oordeel dat verweerster
1 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij zich heeft
teruggetrokken als advocaat van klager. Verweerster 1 heeft in haar e-mail van 22
november 2021 uiteengezet waarom volgens haar sprake was van een vertrouwensbreuk.
Uit deze e-mail en andere overgelegde e-mails blijkt dat die vertrouwensbreuk evident
was, niet alleen vanwege klagers aanhoudend dwingende toonzetting, maar ook vanwege
het feit dat klager en verweerster 1 niet op één lijn (meer) zaten wat betreft de
te verlenen rechtsbijstand. Verweerster 1 kon dan ook niet anders dan haar werkzaamheden
voor klager te beëindigen (en was daartoe zelfs gehouden). Verweerster 1 heeft dit
op zorgvuldige wijze gedaan. Zij heeft klager op 22 november 2021 geadviseerd een
andere advocaat te zoeken die zich uiterlijk op 15 december 2021 bij de rechtbank
voor hem moest stellen. Toen zich op 15 december 2021 geen andere advocaat had gesteld
heeft verweerster 1 op 16 december 2021 contact op te nemen met de rechtbank die haar
informeerde dat klager nog twee weken extra de tijd had gekregen. Verweerster 1 heeft
klager toen bij e-mail van 16 december 2021 opnieuw ten zeerste aangeraden zich tot
een andere advocaat te wenden en benadrukt dat die zich voor 29 december 2021. diende
te stellen bij de rechtbank. Aangezien het de voorzitter verder niet gebleken is dat
klager door de onttrekking van verweerster 1 in een onmogelijke positie is gebracht
is van klachtwaardig handelen in dit kader niet gebleken en is klachtonderdeel d)
ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e) over verweerder 2
4.11 De klacht over verweerder 2 gaat over zijn handelen in zijn hoedanigheid van
klachtenfunctionaris van de interne klacht die klager bij het kantoor heeft ingediend
over verweerster 1. De voorzitter stelt voorop dat het tuchtrecht zoals dat is geregeld
in artikel 46 en volgende van de Advocatenwet heeft betrekking op het handelen en
nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te
waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van
advocaat, zoals die van klachtenfunctionaris, blijft voor hem of haar het advocatentuchtrecht
gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functies zodanig gedraagt
dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zijn artikel 46 en volgende
Advocatenwet op hem van toepassing. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat
die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter een beperkter criterium
dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. Getoetst
wordt slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig
gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad.
4.12 Klager is van mening dat verweerder 2 zijn interne klacht over verweerster
1 onzorgvuldig heeft behandeld. Klager heeft verweerder 2 twee e-mailberichten gestuurd
en vijf terugbelverzoeken voor hem achtergelaten, maar verweerder 2 wilde niet met
klager in gesprek. Verweerder 2 heeft klager slechts bericht dat hij geen collega
gaat aanstellen voor de zaak. Verweerder 2 had de rechtsbijstandverlening door verweerster
1 moeten toetsen. Klager heeft uitvoerig toegelicht waarom verweerster 1 haar werk
niet goed had gedaan. Verweerder 2 is hier echter helemaal niet op ingegaan.
4.13 Verweerder 2 betwist dat hij tekort is geschoten in zijn hoedanigheid als
klachtenfunctionaris. Verweerder 2 heeft op de klacht van klager gereageerd en, zoals
blijkt uit de overgelegde e-mailcorrespondentie, aangegeven dat er ook in zijn optiek
sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen klager en verweerster 1,
waardoor verweerster 1 niet anders kon dan besluiten haar werkzaamheden voor klager
te staken en zich uit de lopende procedure te onttrekken. Verweerder 2 heeft het verzoek
van klager om de dossiers over te dragen aan een kantoorgenoot niet gehonoreerd.
Gezien de uiterst incorrecte, dwingende en intimiderende wijze waarop verweerster
1 bij herhaling door klager is benaderd, achtte hij dat niet verantwoord. Ook was
een interne overdracht van de dossiers om capaciteitsredenen geen optie. Verweerder
2 heeft klager nog wel uitgenodigd voor een oplossingsgericht gesprek, maar klager
is niet op die uitnodiging ingegaan.
4.14 De voorzitter overweegt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt
ten aanzien van de wijze waarop de klachtafhandeling wordt ingericht en de wijze waarop
op de klacht wordt beslist (Hof van Discipline, 6 september 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:223).
Weliswaar heeft verweerder 2 zich als klachtenfunctionaris jegens klager enigszins
terughoudend opgesteld, gegeven de dwingende en intimiderende toon die klager aansloeg
tegen verweerster 1 en verweerder 2 acht de voorzitter dit echter in de gegeven omstandigheden
een begrijpelijke houding. Daarbij heeft te gelden dat er geen verplichting bestond
voor verweerder 2 om het dossier van klager aan een kantoorgenoot over te dragen.
Bovendien heeft verweerder 2 klager wel uitgenodigd voor een oplossingsgericht gesprek
en is klager hier niet op ingegaan. Tijdens dit gesprek had de dienstverlening van
verweerster 2 aan de orde kunnen komen. Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzitter
geen aanleiding te oordelen dat verweerder 2 zich als klachtenfunctionaris zodanig
heeft gedragen dat hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klachtonderdeel
e) is daarmee kennelijk ongegrond.
4.15 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht over verweerster 1
en verweerder 2, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond
verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht over verweerster 1 met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk
ongegrond.
- de klacht over verweerder 2 met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 februari 2023