ECLI:NL:TADRAMS:2023:226 Raad van Discipline Amsterdam 23-685/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:226 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-12-2023 |
Datum publicatie: | 08-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-685/A/NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht over advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Van het verkondigen van -pertinente- onjuistheden door verweerster is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake en verweerster heeft zich ook niet onnodig grievend over klaagster uitgelaten. Gelet op de aan verweerster toekomende vrijheid die zij heeft bij het behartigen van de belangen van haar cliënte, mocht verweerster dit zo opschrijven zoals zij heeft gedaan. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 december 2023
in de zaak 23-685/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 28 september 2023 met kenmerk ks/23-347/2252885 digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is met zijn ex-vrouw (hierna: de vrouw) in een geschil verwikkeld over
het gezag over en de zorgverdeling van hun zoon (hierna: de zoon). Verweerster staat
in dit geschil de vrouw bij als advocaat.
1.2 Op 10 maart 2023 is het geschil tussen klager en de vrouw ter zitting van de
rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) behandeld. Bij beschikking van de rechtbank
van 22 maart 2023 is een tijdelijke zorgregeling bepaald. Onder 6.1 van de beschikking
staat, voor zover relevant: “(…) [Klager] heeft ter zitting verklaard dat hij [de
vrouw] toestemming geeft om met [de zoon] naar Doha (Qatar) te reizen (…). De rechtbank
gaat er vanuit dat [klager] deze belofte gestand zal doen en het benodigde toestemmingsformulier
zal invullen, ondertekenen en opsturen. (…).
1.3 Op 1 april 2023 stuurt de vrouw het voor de reis naar Qatar vereiste toestemmingsformulier
aan klager met daarbij het verzoek om dit formulier door hem ondertekend aan haar
te retourneren.
1.4 Op 3 april 2023 om 10:52 uur stuurt verweerster aan de advocaat van klager
(hierna: mr. O), voor zover relevant: “Ik wens u in te lichten over de gang van de
zaken. Afgelopen zaterdag 1 april heeft [klager] een omgangsmoment met [de zoon] gemist.
Reden hiervoor was dat [de vrouw] in de veronderstelling was dat het omgangsmoment
op zondag 2 april zou moeten plaatsvinden. [De vrouw] heeft absoluut niet de intentie
gehad om de omgang te verhinderen en er was sprake van een misverstand. (…) Tot slot,
treft u het toestemmingformulier reizen naar het buitenland aan. Het verzoek aan [klager]
om deze voor woensdag 5 april a.s. in te vullen en aan [de vrouw] toe te laten toekomen.
(…)”
1.5 Op 3 april 2023 om 21:45 uur schrijft klager aan de vrouw, voor zover relevant:
“Zoals jou ongetwijfeld welbekend heb ik inmiddels een e-mail van [verweerster] mogen
ontvangen waaruit opgemaakt kan worden dat jij afgelopen zaterdag fout zat (…) Het
lijkt mij dan ook alleszins redelijk dat dit moment wordt gecompenseerd. Ik zou graag
zien dat deze omgang aanstaande zaterdag wordt gecompenseerd. Daarnaast is het ook
zo dat jouw vakantie in het tweede weekend (het weekend van overnachten valt) en tijdens
het suikerfeest. Ik mis een belangrijke dag en moment met mijn zoon. Ook hiervoor
ontvang ik graag op voorhand een voorstel voor een gepaste compensatie-regeling.”
1.6 Bij e-mailbericht van 4 april 2023 verzoekt de vrouw klager nogmaals om het
toestemmingsformulier uiterlijk op 5 april 2023 getekend aan haar te retourneren.
Zij schrijft daarbij: “Het is inmiddels de derde keer dat ik erom vraag.”
1.7 Op 6 april 2023 schrijft verweerster aan mr. O, voor zover relevant: “Ik heb
vernomen dat [klager] weigert te tekenen, omdat hij meent dat een gemiste omgangsmoment
tijdens de vakantie gecompenseerd dient te worden. Tijdens de mondelinge behandeling
heeft [klager] toegezegd dat hij zijn toestemming zou verlenen, zodra [de vrouw] de
vluchtgegevens zou delen. Dit heeft [de vrouw] gedaan. Echter heeft [klager] tot op
heden geen ondertekende formulier mogen ontvangen. Ik verzoek u vriendelijk, doch
indringend, om aan [klager] te verzoeken om voor a.s. vrijdag 7 april het formulier
per e-mail aan [de vrouw] te doen toekomen. Indien [de vrouw] dit niet heeft ontvangen
voor 12.00 uur 's middags, zal ik namens [de vrouw] de rechtbank per ommegaande hierover
berichten. Ik ben in de veronderstelling dat dit niet nodig zal zijn. (…)”
1.8 Op 7 april 2023 om 12:00 uur stuurt verweerster aan mr. O ter kennisneming
een door haar verstuurd F9-formulier aan de rechtbank. Hierin staat, voor zover relevant:
“(…) Tot op heden heeft [klager] geweigerd om het formulier reizen naar het buitenland
te ondertekenen. Reden hiervoor is dat [klager] gecompenseerd wenst te worden voor
een gemist omgangsmoment tijdens de vakantie. Er worden door [klager] nu voorwaarden
gesteld in ruil voor zijn toestemming. (…)”
1.9 Bij e-mailbericht van 7 april 2023 om 18:26 uur stuurt klager het door hem
ondertekende toestemmingsformulier aan de vrouw.
1.10 Op 11 april 2023 stuurt verweerster in een e-mailbericht naar de griffie van
de rechtbank, voor zover relevant: “Naar aanleiding van het F9 formulier ingediend
op 7 april jl. wens ik u te berichten dat [klager] uiteindelijk wel zijn toestemming
heeft verleend voor de reis naar Doha. Doch zie ik de noodzaak om Uw Rechtbank kort
te berichten over de gang van zaken. (…) [De vrouw] heeft reeds op 1 april aan [klager]
verzocht om het formulier te ondertekenen. [Klager] gaf enkel als reactie dat hij
eerst een compensatiedagen wenste en dat hij daarna wel zou tekenen. Dit was niet
de afspraak (…). [De vrouw] heeft [klager] via de advocaten tweemaal verzocht om uiterlijk
voor 12.00 uur (7 april 2023) het formulier getekend en al te versturen. [Klager]
heeft dit pas in de avond (18.30 uur) per mail naar de vrouw opgestuurd. Deze houding
van [klager] is zeer herkenbaar voor de vrouw en zorgt voor frustratie en onduidelijkheid
bij de vrouw. Zo is er sprake van een terugkerend patroon (…). De houding van [klager]
creëert een gevoel van grote onzekerheid en onrust bij de vrouw, waardoor het gevoel
haar bekruipt dat [klager] haar wil dwarsliggen en de ouderlijke macht misbruikt in
de gezagskwesties. (…)”
1.11 Op 11 april 2023 stuurt verweerster naar mr. O, voor zover relevant: “(…)
Tot slot ben ik door [de vrouw] op de hoogte gesteld dat [klager] bij elke overdracht
[de vrouw] filmt. [De vrouw] heeft [klager] meerdere keren al aangegeven dat zij hier
geen toestemming voor geeft en dat hem wordt verzocht om dit te staken. Hier geeft
[klager] geen gehoor aan. Het is zeer vervelend en intimiderend voor [de vrouw] als
zij bij iedere overdracht wordt gefilmd. Verder is geheel onnodig dat [klager] dit
doet. [Klager] wordt bij deze vriendelijk, doch indringend, verzocht om geen film
en/of geluidsopnamen van [de vrouw] te maken.”
1.12 Op 17 april 2023 stuurt mr. O aan verweerster, voor zover relevant: “Uw schrijvens
naar de rechtbank is dan ook om twee redenen ongepast. Ten eerste door een zeer korte
termijn te stellen en hierop volgend direct de rechtbank aan te schrijven (u had hierbij
ook mij kunnen bellen) en ten tweede door de rechtbank onjuist te informeren. [Klager]
heeft nimmer compensatie als eis gesteld. Hierbij zou ik u willen vragen om -zoals
betamelijk binnen het familierecht- eerst te betrachten om tot een minnelijke oplossing
te komen alvorens de boel op de spits te drijven. Dit is niet helpend. (…)”
1.13 Op 6 juli 2023 schrijft verweerster in een e-mailbericht aan mr. O, voor zover
relevant: “Hierbij richt ik mij tot u in verband met de recente overdrachten die op
een wijze verlopen, waardoor [de vrouw] zich oprecht afvraagt of [klager] beseft wat
voor schade hij aanricht bij [de zoon] en [de vrouw]. Het is opgevallen dat [klager],
tegenover [de vrouw], voortdurend intimiderend gedrag vertoont en haar veel angst
aanjaagt. [Klager] benadert [de vrouw] op een ontoelaatbare wijze, waardoor zij zich
bedreigd voelt. Het lijkt erop dat [klager] bewust naar streeft om [de vrouw] tegen
te werken en de overdrachtsmomenten te gebruiken om haar moedwillig lastig te vallen.
Bovendien wordt [de zoon] geconfronteerd met een loyaliteitsconflict als gevolg van
het gedrag van [klager]. Dit is uiteraard niet acceptabel en zeker niet wenselijk.
(…)”
1.14 Op 23 juli 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster:
a) de rechtbank op 7 april 2023 in een F9-formulier in strijd met de waarheid te
hebben geïnformeerd;
b) in een e-mailbericht van 11 april 2023 onwaarheden te hebben verkondigd aan
de griffier;
c) onwaarheden te hebben verkondigd, valse beschuldigingen te hebben geuit en zich
onnodig grievend over klager te hebben uitgelaten in een e-mailbericht van 6 juli
2023 aan de advocaat van klager.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die
de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid
die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet
een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze
als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar
kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag
uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij
de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig
mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen
van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt
hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat
behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt
wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat
hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van
middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig
noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen.
4.2 Een advocaat in familiekwesties moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie
tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid
worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen
spelen, met name belangen van kinderen.
Klachtonderdelen a) en b)
4.3 De voorzitter ziet in de inhoud van de klachtonderdelen a) en b) aanleiding
voor een gezamenlijke beoordeling. Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel a)
dat zij in het F9-formulier van 7 april 2023 de rechtbank in strijd met de waarheid
heeft geïnformeerd door te stellen dat klager het toestemmingsformulier niet wilde
ondertekenen, omdat hij compensatie wenste voor een gemist omgangsmoment. In klachtonderdeel
b) verwijt klager verweerster dat zij in een e-mailbericht van 11 april 2023 aan de
griffie wederom ten onrechte heeft beweerd dat klager een compensatie wenste, voordat
hij het toestemmingsformulier zou tekenen. Klager stelt dat hij in zijn e-mailbericht
van 3 april 2023 aan de vrouw enkel heeft gevraagd of de vrouw een voorstel wilde
doen voor een compensatiedag, omdat het omgangsmoment op 1 april 2023 niet was doorgegaan.
Dit was echter geen voorwaarde voor klager voor het verlenen van zijn toestemming
voor de vakantie en klager heeft dit ook nooit zo gezegd.
4.4 De voorzitter stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier en het feitenrelaas
vast dat klager op de zitting van 10 maart 2023 zijn mondelinge toestemming aan de
vrouw heeft verleend voor een reis van de vrouw met de zoon. Klager werd hierna geacht
het vereiste toestemmingsformulier te ondertekenen, maar hij reageerde vervolgens
niet op een verzoek van 1 april 2023 hiertoe van de vrouw. In een hierna door verweerster
op 3 april 2023 om 10:52 uur verstuurd e-mailbericht aan mr. O, heeft verweerster
nogmaals om een door klager ondertekend toestemmingsformulier verzocht. In ditzelfde
bericht maakt verweerster ook melding van een door klager gemist omgangsmoment op
1 april 2023. Klager heeft vervolgens in de avond van 3 april 2023 een e-mailbericht
aan de vrouw verstuurd, waarin hij verzoekt om compensatie voor dit gemiste omgangsmoment.
Klager gaat in dit bericht ook in op de bewuste reis van de vrouw met de zoon door
hierover op te merken dat hij door deze vakantie een belangrijke dag met zijn zoon
mist en dat hij hiervoor (ook) graag een compensatieregeling wenst. Het door klager
ter zitting toegezegde en door de vrouw en verweerster hierna verzochte door klager
ondertekende toestemmingsformulier ontbreekt bij dit bericht echter nog altijd.
4.5 Vervolgens hebben de vrouw en verweerster - op respectievelijk 4 en 6 april
2023 - klager en mr. O, nogmaals verzocht om ondertekening van het toestemmingsformulier.
Aan klager is hierbij een deadline gegeven tot uiterlijk 7 april 2023 12:00 uur. Als
klager ook dan nog niet het ondertekende formulier aan de vrouw heeft toegezonden,
stuurt verweerster op 7 april 2023 een F9-formulier aan de rechtbank waarin zij hiervan
melding maakt. Verweerster schrijft in dit formulier dat klager niet wil ondertekenen
omdat hij gecompenseerd wenst te worden voor een gemist omgangsmoment. Nadat klager
vervolgens op 7 april 2023 om 18:26 uur het formulier uiteindelijk ondertekend aan
de vrouw opstuurt, stuurt verweerster vervolgens op 11 april 2023 een bericht aan
de rechtbank waarin zij de gehele gang van zaken met betrekking tot het (aanvankelijk
niet) ondertekenen door klager van het toestemmingsformulier schetst. Daarbij noemt
verweerster ook dat de enkele reactie van klager was dat hij eerst een compensatiedag
wenste en dat hij daarna wel zou tekenen.
4.6 De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat verweerster moest weten
dat de bestreden tekst in het F9-formuilier in strijd met de waarheid is. Van klachtwaardig
gedrag is dan ook geen sprake. Alleen al op basis van de gevoerde correspondentie
is het niet onbegrijpelijk dat verweerster heeft aangenomen dat klager het al dan
niet geven van toestemming verbond aan compensatie. Vastgesteld wordt immers dat het
in de op 3 april 2023 gevoerde correspondentie over twee zaken ging: namelijk het
toestemmingsformulier en de hiermee samenhangende reis enerzijds, én het al dan niet
compenseren van een omgangsmoment anderzijds. Vervolgens reageerde klager tot 7 april
2023 om 18:26 uur niet op de herhaalde verzoeken tot het ondertekenen en opsturen
van het toestemmingsformulier, terwijl hij in zijn bericht van 3 april 2023 wél schrijft
dat hij door de vakantie van zijn ex-vrouw een belangrijke dag en moment met zijn
zoon mist en “ook hiervoor” op voorhand een compensatieregeling wenst te ontvangen.
Alleen al tegen deze achtergrond heeft verweerster de rechtbank in haar berichten
van 7 en 11 april 2023 niet in strijd met de waarheid geïnformeerd. Van het verkondigen
van -pertinente- onjuistheden door verweerster is naar het oordeel van de voorzitter
dan ook geen sprake geweest. Klachtonderdelen a) en b) zijn gelet op het voorgaande
kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.7 Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel c) dat zij ook in een bericht
van 6 juli 2023 aan mr. O onwaarheden heeft verkondigd, valse beschuldigingen heeft
geuit en zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Dit is niet wat een behoorlijk
advocaat betaamt. Mr. O heeft hierover ook een bericht aan verweerster gestuurd waarin
zij aangeeft dat dit niet gepast is nu advocaten in familiezaken juist een de-escalerende
rol moeten innemen.
4.8 De voorzitter is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel niet slaagt. Verweerster
heeft toereikend aangevoerd dat zij het bericht van 6 juli 2023 aan mr. O had gestuurd
naar aanleiding van het feit haar cliënte, de vrouw, haar had verteld dat zij bij
iedere overdracht door klager werd gefilmd en geïntimideerd en dat dit haar een gevoel
van onveiligheid bezorgde. Verweerster had hierover reeds op 11 april 2023 ook al
een bericht aan mr. O gestuurd. Bij het opstellen van de brief van 6 juli 2023 heeft
verweerster de uitlatingen van de vrouw als vertrekpunt genomen; niet valt in te zien
dat zij zich daarmee onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Dat klager zich
niet herkent in de door verweerster beschreven intimidaties en bedreigingen, maakt
niet dat de door verweerster genoemde bewoordingen daarmee ook onjuist zijn. Gelet
op de aan verweerster toekomende vrijheid die zij heeft bij het behartigen van de
belangen van haar cliënte, mocht verweerster dit zo opschrijven. Klachtonderdeel c)
is gelet op voorgaande eveneens kennelijk ongegrond.
4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen,
met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 4 december 2023