ECLI:NL:TADRAMS:2023:222 Raad van Discipline Amsterdam 23-712/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:222 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-11-2023 |
Datum publicatie: | 30-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-712/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat in een strafzaak. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. Weliswaar heeft verweerder pas na het indienen van een klacht, gereageerd op het verzoek van klager om toezending van een afschrift van het proces-verbaal van verhoor, maar hiervoor heeft verweerder zijn verontschuldigingen aangeboden. Uit de reactie van het OM naar aanleiding van verweerders verzoek dat verweerder alsnog deed, volgt bovendien dat het OM nooit een kopie van het proces-verbaal zou toezenden nu de zaak bijna twee jaar geleden onvoorwaardelijk is geseponeerd. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 november 2023
in de zaak 23-712/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen
van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
(hierna: de deken) van 18 oktober 2023 met kenmerk 2243103/JS/MV, digitaal door de
raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen
1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 19 juli 2021 is klager door de politie aangehouden op verdenking van het
plegen van een strafbaar feit. Verweerder is door het Openbaar Ministerie (OM) als
(piket)advocaat van klager aangesteld en aanwezig geweest bij het verhoor van klager
door de politie.
1.2 Op 20 juli 2021, 29 juli 2021, 18 augustus 2021, 16 september 2021 en 19 oktober
2021 heeft klager verweerder e-mails gestuurd met informatie over zijn zaak. In deze
periode hebben klager en verweerder ook een aantal malen telefonisch contact met elkaar
gehad. In een telefoonnotitie van klager van 9 september 2021 staat: “[Verweerder]
neemt contact op met de Officier van justitie omtrent Proces-verbaal (…).”
1.3 Tijdens een telefoongesprek medio maart 2023 heeft verweerder klager meegedeeld
niet in het bezit te zijn van het proces-verbaal van het verhoor op 19 juli 2021.
Verder heeft verweerder klager meegedeeld zijn juridische bijstand aan klager te staken.
1.4 Op 27 april 2023 heeft klager verweerder per brief in gebreke gesteld en verweerder
gevraagd het proces-verbaal alsnog aan hem te doen toekomen. Verweerder heeft op dit
verzoek niet direct gereageerd.
1.5 Op 7 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.6 Verweerder heeft naar aanleiding van de klacht het OM alsnog verzocht om het
dossier van klager. Dit dossier bevatte geen proces-verbaal van het verhoor van klager
op 19 juli 2021 en geen sepotbrief. Bij e-mail van 13 juni 2023 (14:37 uur) heeft
verweerder het OM hierover het volgende bericht gestuurd: “Ik ontving het dossier
in de zaak van mijn client (…). Echter blijkt dat diverse stukken zoals het hele proces-verbaal
en een kopie van de sepotbrief aan cliënt, ontbreken. Mag ik u verzoeken om [de] ontbrekende
stukken aan het dossier toe te voegen?
1.7 Het OM heeft op 13 juni 2023 (16:57 uur) als volgt gereageerd op het verzoek
van verweerder: “Deze strafzaak is bijna twee jaar geleden, een dag na de aanhouding
van uw cliënt, onvoorwaardelijk geseponeerd. De zaak is daarmee allang afgedaan. Uw
verzoek om stukken aan het dossier toe te voegen wordt derhalve niet ingewilligd.”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij klager geen afschrift van het proces-verbaal van het verhoor van 19 juli 2021
toegezonden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager.
Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden
met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD: 2018:32).
4.2 Klager heeft aan zijn klacht ten grondslag gelegd dat hij verweerder meerdere
malen heeft verzocht om een kopie van het proces-verbaal van het verhoor van 19 juli
2021. Op zijn e-mails heeft verweerder niet gereageerd. Op de ingebrekestelling van
27 april 2023, waarbij klager wederom om het proces-verbaal heeft gevraagd, heeft
verweerder ook niet gereageerd. Klager had tot doel om conform artikel 182 Sv de rechter-commissaris
te verzoeken tot een getuigenverhoor in hoger beroep. Medio maart 2023 heeft verweerder
telefonisch aangeven zijn juridische bijstand te staken. Dit deed verweerder volgens
klager zonder motivatie en/of reden. Klager meent dat hij door verweerder onheus en
in strijd met de zakelijke, sociale en maatschappelijke normen behandeld is. Hij wenst
zijn dossier van verweerder te ontvangen.
4.3 Verweerder voert aan dat hij voor het eerst bij brief van 27 april 2023 van
klager een verzoek ontving voor toezending van een afschrift van het proces-verbaal
van 19 juli 2021. Voor die tijd heeft klager verweerder wel verschillende e-mails
met stukken toegestuurd, maar in deze e-mails ging het om een civiel geschil en heeft
klager niet verzocht om een afschrift van het proces-verbaal. Verweerder erkent dat
hij niet op klagers brief van 27 april 2023 heeft gereageerd en biedt daarvoor aan
klager zijn verontschuldigingen aan. Naar aanleiding van de klacht heeft verweerder
het OM verzocht om een kopie van klagers dossier. De zaak bleek de dag na de aanhouding
van klager onvoorwaardelijk te zijn geseponeerd. Het dossier van klager bevatte geen
proces-verbaal van het verhoor van 19 juli 2021 en geen sepotbrief. Het verzoek van
verweerder om deze stukken alsnog aan het dossier toe te voegen, heeft het OM niet
willen inwilligen, omdat de zaak met het sepot twee jaar geleden allang is afgedaan.
Een medewerker van het OM heeft verweerder meegedeeld dat een kopie van het sepotbericht
destijds aan het door klager opgegeven adres is gestuurd. Hiervan heeft verweerder
geen kopie ontvangen. Verweerder wist daarom niet dat de zaak geseponeerd was. Nu
het OM geen kopie van het proces-verbaal wil verstrekken, kan verweerder naar zijn
mening niet worden verweten deze niet aan klager toegestuurd te hebben.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het procesdossier is niet gebleken dat
klager verweerder eerder dan op 27 april 2023 (schriftelijk) heeft verzocht om toezending
van een afschrift van het proces-verbaal van verhoor van 19 juli 2021. Een dergelijk
verzoek volgt niet uit de e-mails (nader geduid bij de feiten onder 1.2.) die klager
ter onderbouwing van dit standpunt in het geding heeft gebracht. De e-mails gaan over
de inhoud van klagers (civiele) zaak. De enkele telefoonnotitie van klager van 9 september
2021, waarin staat dat verweerder contact opneemt met het OM omtrent het proces-verbaal,
biedt onvoldoende steun voor de conclusie dat klager verweerder meerdere malen heeft
verzocht om toezending van een afschrift van het bedoelde proces-verbaal van verhoor.
Wel volgt uit het procesdossier - en dat is tussen partijen ook niet in geschil -
dat klager verweerder op 27 april 2023 heeft verzocht om toezending van een afschrift
van het proces-verbaal van het verhoor van 19 juli 2021. Verweerder erkent dat hij
destijds niet op deze brief van klager heeft gereageerd. Nu verweerder hiervoor evenwel
zijn verontschuldigingen heeft aangeboden en uit de reactie van het OM naar aanleiding
van verweerders verzoek van 13 juni 2023 volgt dat het OM nooit een kopie van het
proces-verbaal zou toezenden nu de zaak bijna twee jaar geleden onvoorwaardelijk is
geseponeerd, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende
gewicht is om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. Ook overigens is het de voorzitter
niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager.
Voor klagers stelling dat verweerder zonder motivatie en/of reden zijn dienstverlening
aan klager heeft gestaakt biedt het dossier onvoldoende feitelijke grondslag.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
van onvoldoende gewicht.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 november 2023