ECLI:NL:TADRAMS:2023:220 Raad van Discipline Amsterdam 23-438/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:220 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-11-2023 |
Datum publicatie: | 30-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-438/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; Verweerster heeft zich naar het oordeel van de raad voldoende vergewist of de aan haar verstrekte opdracht door een bevoegde vertegenwoordiger van de VvE is gedaan. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 november 2023 (bij vervroeging)
in de zaak 23-438/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 januari 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 27 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2198221/JS/FS van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 oktober 2023. Namens
klaagster was op de zitting aanwezig haar bestuurder, tevens voorzitter, de heer E.J.
K. Ook was verweerster op de zitting aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is opgericht bij akte van splitsing van 19 mei 1978. Blijkens de
splitsingsakte geldt het Modelreglement van 22 februari 1976.
2.3 De heer E.J. K (EJK) was vanaf 1 januari 2013 bestuurder en voorzitter van
klaagster. Vanaf 1 juni 2019 was G Vastgoed Beheer B.V. (beheerder G) beheerder van
de VvE.
2.4 Tijdens de Algemene Ledenvergadering (Alv) van 23 september 2020 heeft EJK
het voorzitterschap per 1 maart 2021 neergelegd. De heer C.W. K (CWK) is per 3 februari
2021 tot opvolgend voorzitter benoemd.
2.5 Tijdens de Alv van 23 november 2020 is vastgesteld dat er geen vertrouwen meer
is in beheerder G. CWK is op zoek gegaan naar een nieuwe beheerder voor klaagster
en bij besluit van 17 december 2020 heeft klaagster met een meerderheid van een schriftelijke
stemming besloten haar beheer met ingang van 1 januari 2021 onder te brengen bij VvE
Beheer H B.V. (beheerder H). De beheerovereenkomst met beheerder G is per 1 februari
2021 beëindigd.
2.6 Op 21 februari 2021 heeft de Kamer van Koophandel (KvK) beheerder H (op diens
verzoek van 18 februari 2021) als bestuurder van klaagster ingeschreven. EJK heeft
hiertegen een bezwaarschrift bij de KvK ingediend.
2.7 CWK en beheerder H hebben enige tijd daarna beheerder G verzocht om de volledige
financiële administratie aan klaagster over te dragen. Het ging daarbij om financiële
documenten en het beheer over twee bankrekeningen van klaagster.
2.8 EJK heeft, via zijn gemachtigde mr. Van den B (van ARAG Rechtsbijstand), bij
brieven van 21 januari 2021 en 9 april 2021 CWK meegedeeld dat het besluit tot overdracht
van het beheer aan beheerder H niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, omdat niet
alle leden met het voorstel tot overdracht hebben ingestemd. CKW is verzocht het besluit
te herroepen.
2.9 In maart 2021 hebben CWK en beheerder H verweerster ingeschakeld om te bewerkstelligen
dat beheerder G de administratie van klaagster aan beheerder H zou overdragen. Op
verzoek van verweerster heeft CWK de notulen van de Alv van 23 september 2020 gestuurd,
waarin CWK als voorzitter (tevens enig bestuurder van klaagster) is benoemd, alsmede
de notulen van de Alv van 23 november 2020, waarin CWK als voorzitter is aangebleven
en is besproken dat de overeenkomst met G beheer zou worden beëindigd.
2.10 Verweerster heeft beheerder G bij brief van 19 maart 2021 naar de raad aanneemt
namens CWK als voorzitter van klaagster gesommeerd om het beheer over de bankrekeningen
van klaagster over te dragen, alsmede bepaalde ontbrekende financiële stukken toe
te sturen.
2.11 Op 24 juni 2021 is EJK in een extra Alv opnieuw verkozen tot voorzitter van
klaagster en is er tevens een volmacht verleend aan EJK om juridische stappen te ondernemen
tegen CWK en beheerder H en om een nieuwe beheerder aan te stellen.
2.12 Bij brief van 28 juni 2021 is beheerder H over de besluiten geïnformeerd en
verzocht om onder meer de fysieke en digitale administratie aan klaagster over te
dragen.
2.13 Bij besluit van 30 juli 2021 heeft de KvK naar aanleiding van het bezwaar
van EJK beslist dat beheerder H nooit als bestuurder benoemd is en dat de inschrijving
zou worden teruggedraaid. Ook heeft de KvK de uitschrijving van EJK als bestuurder
per 1 maart 2021 en inschrijving van CWK als bestuurder per 3 februari 2021 ambtshalve
hersteld. Uit de notulen van 23 september 2020 blijkt namelijk volgens de KvK dat
EJK opzegt als voorzitter (van de vergadering, waarna CWK voorzitter wordt), maar
niet als bestuurder van klaagster. Verder is in de beslissing van de KvK het volgende
overwogen, voor zover relevant: “Uit de overgelegde notulen van 23 november 2020 is
de Kamer niet gebleken van een benoeming van [H beheer] als bestuurder van [klaagster]
per 1 februari 2021. Weliswaar stelt belanghebbende in bezwaar dat die benoeming blijkt
uit de schriftelijke stemming waarvan [CWK] [H beheer] per mail van 18 december 2020
op de hoogte heeft gesteld (waarna 17 december 2020 als ingangsdatum is aangehouden
voor dit "besluit", zo blijkt uit de bestuursovereenkomst van 24 december 2020 en
de reactie van belanghebbende van 7 juli 2021), maar dit volgt de Kamer niet. Ten
eerste niet omdat nergens uit kan worden opgemaakt dat die stemming, naast het wel
of niet aanstellen van [H beheer] als beheerder van [klaagster] per 1 januari 2021,
ook toeziet op het benoemen van [H beheer] als bestuurder van [klaagster] per 1 februari
2021 (een beheerder kan overigens ook aangesteld worden als gevolmachtigde van een
VvE) en voorts evenmin omdat blijkens artikel 36 lid 3 van het toepasselijke Modelreglement
met een besluit van de vergadering gelijk staat een voorstel waarmede alle eigenaars
schriftelijk hun instemming hebben betuigd. Uit het voormelde e-mailbericht van 18
december 2020 blijkt echter dat er als volgt is gestemd: van 15 leden 10 stemmen voor,
2 tegen en 3 onthoudingen. Nog los van de vraag welke leden hoeveel stemmen exact
hebben en wie er schriftelijk gestemd hebben, betekent dit reeds dat deze stemming
niet gelijk staat met een besluit van de vergadering. Het vorenstaande brengt met
zich mee dat de Kamer alsnog gerede twijfel heeft aan de juistheid van de op 18 februari
2021 gedane opgave”
2.14 Bij e-mail van 20 januari 2022 heeft beheerder H aan klaagster geschreven
dat zij die dag de administratie zowel via WeTransfer als op een usb-stick per aangetekende
post naar het huisadres van EJK zou sturen.
2.15 Op 10 februari 2022 heeft EJK namens klaagster beheerder H laten weten dat
hij niets heeft ontvangen en dat hij tevens aanspraak maakt op overdracht van de
papieren administratie die door de beheerder G aan beheerder H was overgedragen.
2.16 Bij brief van 31 maart 2022 gericht aan beheerder H heeft klaagster aanspraak
gemaakt op vergoeding van een bedrag van € 5.853,63. Dit bedrag betreft een optelsom
van onder meer betalingen die beheerder H zichzelf heeft gedaan en betalingen aan
verweerster(s kantoor).
2.17 Op 12 mei 2022 is klaagster bij de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
(hierna: de rechtbank) een procedure gestart tegen beheerder H, waarin zij afgifte
van, kort gezegd, haar administratie, heeft gevorderd en aanspraak heeft gemaakt op
betaling van het bedrag van € 5.853,63. Bij vonnis van 1 september 2022 heeft de rechtbank
Den Haag de vorderingen van klaagster toegewezen.
2.18 Vanaf 14 juni 2022 heeft mr. Van den B, namens klaagster, getracht contact
te krijgen met verweerster om duidelijkheid te verkrijgen over de aard van verweersters
werkzaamheden. Ook is verzocht om een afschrift van het dossier toe te zenden. Verweerster
heeft hierop niet gereageerd.
2.19 Op 14 juli 2022 heeft verweerster in een e-mail aan mr. Van den B informatie
over een andere zaak van EJK tegen CWK gedeeld.
2.20 In augustus 2022 heeft mr. Van den B namens klaagster (en EJK) verweerster
meerdere malen verzocht om afgifte van het dossier.
2.21 Bij e-mail van 12 september 2022 heeft verweerster mr. Van den B het volgende
geschreven: “Naar aanleiding van uw meest recente e-mail heb ik (opnieuw) nagedacht
over uw verzoek. Als ik het goed zie, is uw verzoek om overlegging van het volledige
dossier feitelijk een interne VvE-kwestie. Het ligt immers op de weg van de oud-bestuurder
en/of VvE-beheerder om zorg te dragen voor de overdacht van de VvE bescheiden aan
de nieuwe bestuurder en/of VvE beheerder. Mocht dit niet lukken, dan kunnen middelen
worden ingezet om dat te bewerkstelligen. Het ligt dus niet primair op mijn weg om
stukken uit de administratie over te dragen. Ik weet eerlijkheidshalve ook overigens
niet of het mij zonder meer (en volledig) vrijstaat aan uw verzoek te voldoen.”
2.22 Op 25 november 2022 heeft klaagster (bij monde van EJK) bij het kantoor van
verweerster een klacht over verweerster ingediend. Klaagster is van mening dat verweerster
klachtwaardig heeft gehandeld door (i) te weigeren een afschrift van het complete
dossier aan EJK in zijn hoedanigheid van bestuurder van klaagster te verstrekken,
door (ii) te verzuimen om te controleren of een rechtsgeldige machtiging bestond om
namens klaagster een juridische actie te beginnen tegen G beheer, en door (iii) de
privacy van EJK te schenden door een andere zaak waarbij hij als privépersoon betrokken
was zonder dat dit noodzakelijk was met elkaar in verband te brengen.
2.23 De klacht is door de klachtenfunctionaris van het kantoor in behandeling genomen.
De klachtenfunctionaris heeft eerst getracht om tot een minnelijke schikking te komen.
Hij schrijft in dat verband op 22 december 2022 het volgende: “Naar aanleiding van
de uitgewisselde standpunten en aangezien de klachtenprocedure mede bedoeld is om
te trachten tot een oplossing te komen, is mijn voorstel u allen uit te nodigen voor
een gesprek hier op kantoor. Dan kan tevens worden gekeken welke stukken nog ontbreken
in het dossier van [EJK] en naar het voorstel van [verweerster] om stukken in haar
dossier ter beschikking te stellen. (…)”
2.24 EJK is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Hij heeft op 30 december 2022
geantwoord dat het vonnis van de rechtbank van 1 september 2022 ondubbelzinnig steun
geeft aan de eis van zorgvuldigheid waaraan ook een professioneel advocaat zich te
houden heeft. Hij heeft voorgesteld dat het kantoor van verweerster bij wijze van
schadevergoeding het bedrag van het geïncasseerde honorarium aan klaagster betaalt
en dat hij dan zou afzien van een klacht bij de deken en verdere juridische acties.
2.25 Verweerster en haar kantoor zijn niet met dit voorstel akkoord gegaan. De
klachtenfunctionaris heeft op 13 januari 2023 de klacht schriftelijk beoordeeld en
ongegrond bevonden.
2.26 EJK heeft de klachtenfunctionaris op 13 januari 2023 geantwoord: “In vervolg
op uw reactie zal ik een klachtschrift indienen bij de Deken van de Orde van Advocaten
Amsterdam. Als cliënte van [het kantoor van verweerster] heeft [klaagster] de facturen
voor uw diensten betaald. Ik verzoek u hierbij nogmaals met klem om toezending van
een afschrift van het dossier inclusief alle daarbij behorende correspondentie.”
2.27 Op 17 januari 2023 heeft verweerster de in haar bezit zijnde correspondentie
aan EJK gestuurd. Hierop heeft EJK namens klaagster geantwoord dat de overgelegde
correspondentie niet compleet is en dat een cruciaal gedeelte ontbreekt.
2.28 De klachtenfunctionaris heeft EJK vervolgens op 19 januari 2023 geschreven:
“Ik begrijp dat [verweerster] alle stukken in ons bezit heeft gestuurd. Aan u is al
meerdere keren gevraagd te vermelden welke stukken bij u ontbreken en die wij zouden
hebben, maar u doet dat telkens niet. Waarbij ik nog maar eens benadruk dat wij niet
de beheerder waren maar advocaten en dus ongetwijfeld maar een klein deel van het
dossier kennen/hebben.
2.29 Op 23 januari 2023 heeft klaagster over verweerster bij de deken een klacht
ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
het volgende:
a) verweerster heeft ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geweigerd om een afschrift
van het complete dossier te verstrekken aan de EJK en/of de advocaat van klaagster
(mr. Van den B);
b) verweerster heeft verzuimd te controleren of er een rechtsgeldige machtiging
bestond om namens klaagster juridische actie te ondernemen tegen beheerder G;
c) verweerster heeft de privacy van EJK geschonden door twee zaken, waarvan hij
bij één in privé is betrokken, zonder noodzaak met elkaar in verband te brengen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de eigen advocaat en over de vraag of die zich voldoende
vergewist heeft of de aan haar verstrekte opdracht door een bevoegde vertegenwoordiger
van klaagster is gedaan. De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een
advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen
aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij ondanks herhaalde verzoeken daartoe,
geweigerd heeft om een afschrift van het complete dossier te verstrekken aan EJK en/of
de advocaat van klaagster, mr. Van den B. EJK en mr. Van den B hebben verweerster
meerdere malen verzocht om hen een afschrift van haar complete dossier toe te sturen.
Aan dit verzoek heeft verweerster geen gehoor gegeven. Pas nadat klaagster een klacht
bij het kantoor van verweerster had ingediend, heeft verweerster een deel van het
dossier aan klaagster doen toekomen. Er ontbreekt echter belangrijke correspondentie.
Ter zitting heeft EJK toegelicht dat in ieder geval de sommatiebrief van verweerster
van 19 maart 2021 aan beheerder G ontbreekt.
5.3 De raad verklaart klachtonderdeel a) ongegrond. Uit de gedingstukken komt naar
voren dat verweerster naar aanleiding van de verzoeken namens klaagster om afgifte
van het dossier op 12 september 2022 heeft uitgelegd dat zij van mening is dat het
primair op de weg van de oud-bestuurder en/of de beheerder van klaagster lag - en
niet op haar weg als advocaat - om zorg te dragen voor overdracht van de bescheiden
van klaagster aan de nieuwe bestuurder en/of beheerder van klaagster. Zij beschikt
immers niet over de volledige administratie van klaagster, aangezien haar kantoor
niet de beheerder van klaagster is. Nadat EJK namens klaagster hierover een klacht
had ingediend bij het kantoor van verweerster, heeft de klachtenfunctionaris EJK op
22 december 2022 uitgenodigd voor een gesprek, waarbij kon worden bekeken welke stukken
nog ontbraken in zijn dossier. Omdat EJK niet is ingegaan op dit voorstel, heeft verweerster
alsnog het volledige bij haar beschikbare dossier aan EJK laten zenden. Toen EJK hierop
aangaf dat een cruciaal gedeelte van het dossier ontbrak, heeft de klachtenfunctionaris
EJK nogmaals gevraagd aan te geven om welke stukken het gaat. Niet gebleken is dat
hierop een reactie van EJK is gekomen. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt naar
het oordeel van de raad dat verweerster, anders dan klaagster betoogt, wel degelijk
heeft meegewerkt aan het verstrekken van het dossier waarover zij beschikt. Klaagster
(bij monde van EJK) had van de uitnodiging van de klachtenfunctionaris gebruik kunnen
maken om (eerder) duidelijk te maken welke stukken er ontbraken in het dossier. Hier
is EJK niet op ingegaan. Als er inderdaad stukken (zoals de sommatiebrief) ontbraken,
dan valt verweerster hiervan – mede in het licht van het volgende – geen tuchtrechtelijk
verwijt te maken. Verweerster heeft gesteld dat zij pas bij de mondelinge behandeling
van de klacht op 30 oktober 2023 voor het eerst vernam dat het klaagster ging om de
sommatiebrief van 19 maart 2021. Volgens verweerster zat die brief wel in het door
haar aan klaagster toegezonden dossier, maar als dat nodig is, is zij bereid om de
brief nogmaals aan klaagster te sturen. De raad vertrouwt erop dat verweerster kopie
van die brief inmiddels heeft doen toekomen aan klaagster.
Klachtonderdeel b)
5.4 CWK en beheerder H hebben verweerster ingeschakeld om te bewerkstelligen dat
beheerder G de gehele administratie van klaagster aan beheerder H zou overdragen.
Later heeft CWK verweerster(s kantoor) de opdracht gegeven om bepaalde kosten op beheerder
G te verhalen. In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij heeft
verzuimd te controleren of er een rechtsgeldige machtiging bestond om namens klaagster
juridische acties te ondernemen tegen beheerder G. Aan de inschakeling van het kantoor
van verweerster lag geen rechtsgeldig besluit van klaagster ten grondslag.
5.5 De raad verklaart klachtonderdeel b) eveneens ongegrond. Verweerster heeft
toegelicht dat zij op het moment dat CWK haar in maart 2021 verzocht om bijstand aan
klaagster te verlenen, aan de hand van de notulen van 23 september 2020 en 23 november
2020 heeft gecontroleerd of CWK als voorzitter van klaagster, klaagster rechtsgeldig
mocht vertegenwoordigen. Die notulen bevestigden dat CWK tot voorzitter van klaagster
was benoemd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster hiermee voldoende onderzoek
verricht naar de vraag of zij in opdracht van CWK namens klaagster mocht handelen.
Dat de benoeming van CWK tot voorzitter achteraf niet rechtsgeldig tot stand is gekomen
en EJK op 24 juni 2021 opnieuw tot voorzitter is benoemd, kan verweerster niet tegengeworpen
worden. Dit betreft informatie, die bekend is geworden na de bijstand van verweerster
aan klaagster in opdracht van CWK (verwezen wordt naar de beslissing van de KvK van
30 juli 2021 en het vonnis van de rechtbank van 1 september 2022). Weliswaar was het
zorgvuldiger geweest als verweerster had onderzocht of er aan de opdracht om over
te gaan tot het nemen van juridische acties een rechtsgeldige in de notulen van de
Alv vastgelegde machtiging van de Alv ten grondslag lag, maar het voert de raad echter
te ver om verweerster hiervan in tuchtrechtelijke zin een verwijt te maken.
Klachtonderdeel c)
5.6 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij de privacy van
EJK heeft geschonden door twee zaken, waarbij EJK in privé is betrokken, zonder noodzaak
met elkaar in verband te brengen. Verweerster heeft op 14 juli 2022 in een e-mailbericht
aan mr. Van den B geschreven: “Inmiddels is mij bekend geworden dat [EJK] (ook) een
(andere) advocaat heeft ingeschakeld.” Hiermee vertrouwt verweerster volgens EJK op
indiscrete en suggestieve wijze aan mr. Van den B toe dat EJK bij een andere zaak
betrokken is. Verweerster brengt twee zaken zonder noodzaak met elkaar in verband.
Bij de ene zaak is EJK als bestuurder van klaagster betrokken, bij de andere zaak
is EJK in privé betrokken. Verweerster heeft hiermee de privacy van EJK geschonden.
5.7 Klachtonderdeel c) is niet-ontvankelijk. Het in de Advocatenwet voorziene klachtrecht
is niet in het leven geroepen voor iedereen, maar slechts voor degene die door een
handelen of nalaten van een advocaat waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn
eigen belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke
toetsing vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De raad overweegt
dat EJK uitsluitend namens klaagster en niet namens zichzelf een klacht over verweerster
heeft ingediend. Klaagster heeft geen rechtstreeks eigen belang bij een klacht over
de schending van de privacy van EJK.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
- klachtonderdelen a) en b) ongegrond;
- klachtonderdeel c) niet ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh-Borgers als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 november 2023