ECLI:NL:TADRAMS:2023:21 Raad van Discipline Amsterdam 22-701/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:21
Datum uitspraak: 30-01-2023
Datum publicatie: 10-02-2023
Zaaknummer(s): 22-701/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt laten verstrijken. Dit wordt door haar ook erkend. Daarnaast wordt het verweerster verweten dat zij voor klager onbereikbaar is geweest. Ook dat klachtonderdeel is gegrond. Verweerster heeft weliswaar op enig moment een oogoperatie ondergaan, maar zij had in die periode geen waarnemer aangesteld. Dat had van haar wel mogen worden verwacht. De maatregel van berisping wordt opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 januari 2023
in de zaak 22-701/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 14 juni 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 5 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1973944/JS/KV van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 19 december 2022. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1.1 en 1.2 en correspondentie I tot en met VI. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door verweerster nagezonden stukken van 3 september 2022 en 15 september 2022.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure met zijn ex-partner, waarmee klager twee kinderen heeft. Klager werd in eerste aanleg bijgestaan door mr. X. In september 2021 heeft de rechtbank in die zaak uitspraak gedaan. Klager is daarbij veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 466,- aan kinderalimentatie voor zijn twee kinderen.
2.3    Omdat klager het niet eens was met voormelde uitspraak van de rechtbank, heeft hij zich tot verweerster gewend met het verzoek om tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep in te stellen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster op 7 september 2021 aan klager een voorschotnota ter hoogte van € 865,76 gezonden, alsmede op 9 september 2021 een opdrachtbevestiging. In de opdrachtbevestiging staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Wij spraken af dat ik maximaal 3 uur zal besteden om te onderzoeken of een hoger beroep zal lonen en kans van slagen heeft. Indien ik mogelijkheden in hoger beroep zie dan streef ik ernaar de zaak binnen 8 uur af te ronden (bovenop de 3 uur). Indien ik meer uren aan de zaak zal besteden dan overleggen wij met elkaar.
2.4    Bij e-mail van 29 september 2021 heeft verweerster aan klager om de toezending van diverse documenten gevraagd die zij nodig had om de zaak van klager en de optie van hoger beroep te bestuderen.
2.5    Op 2 november 2021 heeft klager de door verweerster gevraagde documenten in WeTransfer geplaatst. Tevens heeft klager op 2 november 2021 aan verweerster een 
e-mail gezonden waarin hij een toelichting heeft gegeven op de in WeTransfer geplaatste documenten.
2.6    Omstreeks 7 november 2021 heeft klager van WeTransfer een bericht gekregen dat de op 2 november 2021 in WeTransfer geplaatste documenten nog niet waren gedownload. Naar aanleiding daarvan heeft klager in een e-mail van 8 november 2021 aan verweerster gevraagd of zij de in WeTransfer geplaatste documenten heeft ontvangen.
2.7    Bij e-mail van 24 november 2021 heeft klager aan verweerster om een update met betrekking tot het instellen van het hoger beroep gevraagd, alsmede wat de deadline is met betrekking tot het instellen van het hoger beroep.
2.8    Bij e-mail van 2 december 2021 heeft klager aan verweerster gemeld dat hij in verband met de status van het hoger beroep diverse keren heeft getracht om contact met haar te krijgen maar dat dit niet is gelukt. Verder vermeldt deze e-mail, voor zover hier van belang, het volgende:
Zou jij mij uiterlijk deze week kunnen laten weten of jij mijn zaak nog in behandeling wilt en kan nemen, met de voorwaarde dat het hoger beroep deze maand nog wordt ingediend? Wanneer dit niet mogelijk is voor jou, "no hard feeling" dan moet ik op zoek gaan naar een andere advocaat.

2.9    Bij e-mail van 20 december 2021 heeft klager aan verweerster meegedeeld dat hij ook na zijn e-mail van 2 december 2021 en diverse telefoontjes aan het kantoor van verweerster nog steeds niets van haar heeft vernomen dat dat de termijn voor het hoger beroep inmiddels is verstreken. Klager heeft in verband daarmee aan verweerster gemeld uitermate teleurgesteld te zijn en gevraagd om terugbetaling van het bedrag van € 865,76.
2.10    Bij e-mail van 24 december 2021 heeft verweerster aan klager gemeld dat de termijn voor het hoger beroep niet in december 2021, maar reeds in november 2021 is verstreken. Tevens heeft zij erkend vanwege het niet instellen van het hoger beroep een fout te hebben gemaakt en meegedeeld die aan haar verzekeraar te zullen melden. Verder heeft verweerster zich in die e-mail bereid verklaard het door klager betaalde voorschot terug te betalen.
2.11    Eind januari 2022 heeft klager zich voor advies tot de deken gewend. Klager is daarbij geadviseerd met verweerster een afspraak te maken om de ontstane situatie te bespreken. De deken heeft vervolgens in februari 2022 en maart 2022 berichten van klager ontvangen waarin klager meedeelde dat hij geen contact met verweerster kreeg.
2.12    Nadat klager op 14 juni 2022 bij de deken een klacht tegen verweerster had ingediend, is verweerster diverse keren in de gelegenheid gesteld om op de klacht te reageren. Verweerster heeft daar niet, althans niet inhoudelijk, op gereageerd. De deken heeft het dossier vervolgens gesloten een naar de raad gezonden.  

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a)    Dat zij de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt heeft laten verstrijken.
b)    Dat zij niet heeft gereageerd op vele e-mailberichten en telefoontjes van klager

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    Het gaat hier om klachten over de eigen advocaat. Bij de beoordeling van een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt, dient rekening te worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Daarbij geldt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt. Verder brengt de professionele standaard met zich dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij zorgt voor een adequate termijnbewaking, ook in geval van afwezigheid of ontstentenis van die advocaat. 
Klachtonderdeel a)
5.2    Klachtonderdeel a) ziet op het door verweerster ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn. Verweerster heeft daar geen verweer tegen gevoerd. Zij erkent dat zij een beroepsfout heeft gemaakt door niet tijdig hoger beroep in te stellen. Door verweerster zijn daarnaast geen verschoonbare omstandigheden voor de overschrijding van die beroepstermijn aangevoerd. Ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij het dossier van klager in een lade met een verkeerde deadline heeft gelegd. Met het laten verstrijken van de beroepstermijn heeft verweerster niet gehandeld zoals dat van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdeel a) is daarmee gegrond. 
Klachtonderdeel b)
5.3    Klachtonderdeel b) betreft het verwijt aan verweerster dat zij niet heeft gereageerd op de vele e-mailberichten en telefoontjes van klager. Ook dat klachtonderdeel is gegrond. Van belang daarvoor is dat uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat verweerster herhaaldelijk niet heeft gereageerd op de e-mailberichten die klager aan haar heeft gestuurd. Zo heeft verweerster niet gereageerd op e-mails van klager in november 2021 en begin december 2021 met de vraag hoe het stond met het indienen van het hoger beroep en wat de uiterste termijn was voor het indienen daarvan. Ook telefonisch bleek verweerster in die periode niet voor klager bereikbaar. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verweerster evenmin door klager kon worden bereikt toen deze op advies van de deken in de periode van januari tot maart 2022 trachtte contact met verweerster te krijgen. 
5.4    Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat zij in februari 2022 een oogoperatie heeft ondergaan, dat zij omstreeks die periode tevens Corona heeft gehad en dat zij daardoor een aantal weken niet op kantoor aanwezig is geweest. Voor zover dit als een verschoonbare reden voor het niet beantwoorden van de e-mails van klager moet worden begrepen, wordt allereerst overwogen dat die operatie heeft plaatsgevonden in februari 2022 en dat de raad uit het ter zitting verhandelde begrijpt dat zij kort daarvoor of kort daarna ook Corona heeft gehad. Dit vormt daarmee geen verklaring of excuus voor het niet reageren op e-mails van klager in november 2021 en begin december 2021 of voor het niet telefonisch bereikbaar zijn in die periode. Daarnaast wordt overwogen dat verweerster ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat zij voor de periode dat zij in februari 2022 herstelde van de oogoperatie, geen waarnemer had geregeld voor haar praktijk. Dit had van haar als zorgvuldig en redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden wel mogen worden verwacht. Het niet beantwoorden van de e-mails van klager of diens pogingen om telefonisch contact met verweerster te krijgen, kunnen voor de periode dat verweerster een oogoperatie onderging dus ook tuchtrechtelijk volledig aan haar worden toegerekend. Ook dit klachtonderdeel is daarmee gegrond.

6    MAATREGEL
6.1    Met het ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn en het niet reageren op e-mails en telefoontjes van klager heeft verweerster niet gehandeld zoals dat van een redelijk en bekwaam handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Gelet op de ernst van de tuchtrechtelijk aan verweerster toe te rekenen gedragingen acht de raad de maatregel van berisping daarom passend en geboden. Daarbij gaat de raad er wel van uit dat verweerster haar vervanging in de toekomst beter zal organiseren en is meegewogen dat verweerster haar fouten heeft erkend en schadevergoeding heeft aangeboden.  

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 
7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond;
-    legt aan verweerster de maatregel van berisping op;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; 
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. C.C. Horrevorts en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 30 januari 2023