ECLI:NL:TADRAMS:2023:176 Raad van Discipline Amsterdam 23-399/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:176
Datum uitspraak: 18-09-2023
Datum publicatie: 02-10-2023
Zaaknummer(s): 23-399/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster in de conclusie van antwoord van 10 januari 2023 en de conclusie van antwoord van 1 februari 2023 onwaarheden heeft verkondigd en als producties vervalste getuigenverklaringen in het geding heeft gebracht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 september 2023
in de zaak 23-399/A/A

naar aanleiding van de klacht van:


klagers

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 7 juni 2023 met kenmerk 2197418/JS/MvV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klagers hebben een geschil met de familie S over onder meer de eigendom van een loods. Hierover zijn twee gerechtelijke procedures aanhangig bij de rechtbank. De familie S wordt in deze procedures bijgestaan door verweerster.
1.2 In de ene procedure heeft verweerster op 11 januari 2023 namens haar cliënten een conclusie van antwoord ingediend. Op 18 januari 2023 hebben klagers over verweerster een klacht ingediend bij de deken.
1.3 In de andere procedure heeft verweerster op 1 februari 2023 namens haar cliënten een conclusie van antwoord ingediend. Klagers hebben de klacht uitgebreid bij brief d.d. 6 februari 2023.
1.4 Aan de door verweerster ingediende conclusies van antwoord waren als producties getuigenverklaringen gehecht.


2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende:
Verweerster heeft in de conclusie van antwoord van 10 januari 2023 en de conclusie van antwoord van 1 februari 2023 onwaarheden verkondigd en als producties vervalste getuigenverklaringen in het geding gebracht.


3 VERWEER
3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Toetsingskader
De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Beoordeling
Klagers verwijten verweerster dat zij als producties vervalste getuigenverklaringen in het geding heeft gebracht. De voorzitter overweegt als volgt. Vast staat dat de getuigenverklaringen zijn afgelegd en gelegaliseerd bij een Surinaamse notaris, waarbij alle personen uitdrukkelijk hebben verklaard de verklaring naar waarheid te hebben afgelegd. Daarnaast is door alle betrokkenen aangegeven dat zij over al hetgeen zij hebben verklaard, nogmaals onder ede kunnen en willen verklaren. Naar het oordeel van de voorzitter had verweerster op basis van deze feiten en omstandigheden geen aanleiding om aan de authenticiteit van de getuigenverklaringen te twijfelen. Ook het feit dat de getuigenverklaringen dezelfde opmaak hebben hoefde voor verweerster geen aanleiding te zijn om aan de authenticiteit te twijfelen. De identieke opmaak wordt immers verklaard door het feit dat de verklaringen door dezelfde notaris zijn opgemaakt. Verweerster mocht deze getuigenverklaringen dan ook in het geding brengen. Dat klagers het met de inhoud van de getuigenverklaringen niet eens zijn, maakt dit niet anders.
4.3 De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerster was om de belangen van haar cliënten te behartigen en om in dat verband de standpunten van haar cliënten naar voren te brengen. Dat klagers zich niet in de door verweerster naar voren gebrachte standpunten kunnen vinden, betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Indien en voor zover klagers het met de door verweerster in de conclusies van antwoord geponeerde stellingen en de inhoud van de overgelegde getuigenverklaringen niet eens waren, zijn zij, en met hen hun advocaat, in de gerechtelijke procedure in de gelegenheid gesteld om daarop in die procedure te reageren. De voorzitter overweegt verder dat het tuchtrecht niet is bedoeld om (opnieuw) een discussie te voeren over de juistheid van de standpunten die partijen in de civiele procedure naar voren hebben gebracht. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om een oordeel te geven over de in de civiele procedure ingenomen standpunten.
4.4 De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.


BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 18 september 2023