ECLI:NL:TADRAMS:2023:165 Raad van Discipline Amsterdam 23-152/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:165
Datum uitspraak: 11-09-2023
Datum publicatie: 28-09-2023
Zaaknummer(s): 23-152/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; ongegronde klacht van een advocaat over een advocaat. Alhoewel de wijze waarop deze zaaksovername is verlopen niet de schoonheidsprijs verdient, is de raad van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. Er is geenszins gebleken van een kwade opzet bij verweerster waarbij zij doelbewust een cliënt heeft willen ronselen en deze cliënt van klager heeft willen “afpakken”.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 11 september 2023
in de zaak 23-152/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster
gemachtigde: mr. G.J.W. Pulles


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 16 september 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 
1.2    Op 3 maart 2023 heeft de raad van discipline (hierna: de raad) het klachtdossier met kenmerk mm/ks/2086608 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 juli 2023. Daarbij waren klager en verweerster met haar gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 
2.2    Klager en verweerster stonden in verschillende strafzaken dezelfde cliënt O (hierna: O) bij. 
2.3    Bij e-mailbericht van 8 september 2022 heeft het Arrondissementsparket Noord-Holland (hierna: AP Noord-Holland) aan het volgende aan verweerster laten weten: “De zaak van uw cliënt [O] met parketnummer 13-160523-22 is gepland voor de pro forma zitting van 26 september 2022. Op deze zitting staat nog een andere zaak van [O] gepland met parketnummer 13-179033-22, hier staat alleen een andere raadsheer bij vermeld. Kunt u bevestigen of dit klopt?” Hierop heeft verweerster dezelfde dag per e-mailbericht gereageerd met: “Zodra ik antwoord van cliënt heb kom ik bij u terug. Kunt u mij laten weten wie er gesteld staat?” Het AP heeft hier op 9 september 2022 op gereageerd met: “Bij ons in het systeem staat [klager] gesteld voor de andere zaak.”
2.4    Op 12 september 2022 heeft verweerster klager gebeld voor overleg over de op 26 september 2022 geplande pro forma zitting met daarop gepland de strafzaken van O. Klager was op dat moment onderweg in de auto en heeft verweerster daarom gevraagd hem te e-mailen.
2.5    Bij e-mailbericht van 13 september 2022 heeft verweerster aan klager bericht: “Nadat ik u gisteren telefonisch sprak belde cliënt [O] mij n.a.v. een terugbelverzoek. Hij begreep in eerste instantie niet waarom ik niet in de piket 'was komen opdagen' omdat hij naar zijn zeggen dacht dat ik automatisch zou worden gebeld. Zoals ik u gisteren vertelde ben ik vandaag op bezoek gegaan bij [O] ter bespreking van de zaak waarin ik gesteld sta, die gelijktijdig met de rol mk in de zaak waarin u [O] bijstaat wordt behandeld. Cliënt heeft mij vandaag aangegeven dat hij mijn bijstand wenst in alle lopende strafzaken, waaronder ook de strafzaak in welke u gesteld staat, te weten 15-179033-22. Volledigheidshalve heb ik een briefje van cliënt bijgevoegd. Nu [O] uitdrukkelijk heeft verzocht om mijn bijstand, ga ik ervan uit dat u akkoord bent met overname van de zaak door mij. In dat kader verzoek ik u vriendelijk om toezending van het dossier, de toevoeging en een verrekeningsvoorstel. T.z.t. zal ik met u verrekenen. Graag verneem ik zo spoedig mogelijk van u.” 
2.6    Op 13 september 2022 heeft O een machtigingsformulier ondertekend waarin hij het advocatenkantoor van verweerster machtigt om hem te vertegenwoordigen. Deze machtiging heeft verweerster bij e-mailbericht van 13 september 2022 aan klager gestuurd. Tevens heeft verweerster op 13 september 2022 een briefje aan klager gestuurd waarop handgeschreven staat vermeld: “Ik ben [O] en wil [verweerster] met alles zaken voor me regelt. Ik wil dat zei me avocaat is in alle lopende strafzaken. 13-09-22.”
2.7    Bij e-mailbericht van 14 september 2022 heeft verweerster klager het volgende gestuurd, voor zover relevant: “Vanmiddag sprak ik [O]. [O] verzocht wederom om mijn bijstand in de zaak met het parketnummer 15-179033-22. Hierdoor zend ik u wederom officieel een overnameverzoek. Graag verneem ik z.s.m. maar zeker voor 22 september a.s.”
2.8    Bij e-mailbericht van 14 september 2022 heeft klager aan verweerster gestuurd: “N.a.v. uw overnameverzoek van gisteren zend ik u bijgaand (in meerdere e-mails) het gehele dossier, alsmede de (last tot) toevoeging. Zoals u weet zal ik binnenkort een klacht indienen bij de deken wegens onbehoorlijk optreden en zal ik volledige schadevergoeding van u gaan vorderen, waaronder begrepen de volledige opbrengst van deze zaken, de kosten en de rente. Tot nu toe heb ik het volledige voorarrest tot de zitting en de opvolging/overdracht behandeld, maar dat zal worden vermeerderd met de behandeling van de klacht en de schadevordering.”
2.9    Op 16 september 2022 heeft klager een klacht over verweerster ingediend bij de deken. 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij onbetamelijk heeft gehandeld bij de overname van een strafzaak. 

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    Uit gedragsregel 28 volgt dat advocaat zich in beginsel onthoudt van initiatieven om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat over te nemen. Krijgt een advocaat het verzoek om de behandeling van een lopende zaak over te nemen, dan voeren de advocaten overleg met als doel de opvolgend advocaat behoorlijk te informeren over de stand van de zaak en het uitwisselen van informatie en standpunten. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van de overnemende advocaat om het initiatief te nemen tot overleg met de andere advocaat. Uit gedragsregel 24 volgt dat, in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen, advocaten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.
5.2    Klager verwijt verweerster dat zij onbetamelijk heeft gehandeld bij de overname van een strafzaak. Toen verweerster klager op 12 september 2022 belde over een strafzaak waarin klager O bijstond, was klager onderweg. Klager was daarom niet in staat tot overleg en hij heeft verweerster toen gevraagd of zij hem een e-mailbericht over de zaak kon sturen, waarna hij verweerster zou terugbellen. Verweerster heeft dit echter niet gedaan. Zij is de volgende dag meteen bij O op bezoek gegaan en zij heeft O een machtigingsformulier laten ondertekenen. Verweerster heeft op die manier de zaak waarin klager O bijstond, zonder enige vorm van overleg met klager, overgenomen. Verweerster wist niet waar de zaak over ging en het was haar dan ook niet bekend dat de zaak pro forma gepland stond. Er was ook daarom geen enkele aanleiding om zo snel te handelen. Klager vindt het handelen van verweerster onbehoorlijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar. 
5.3    De raad overweegt als volgt. Vaststaat dat verweerster de bijstand van O door klager heeft overgenomen. Alhoewel de wijze waarop deze zaaksovername is verlopen niet de schoonheidsprijs verdient, is de raad van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. De raad weegt hierin de volgende omstandigheden mee. Verweerster heeft genoegzaam aangevoerd dat, toen haar bekend werd dat haar cliënt O in een andere zaak bijstand kreeg van een andere advocaat, zij hierover meteen navraag is gaan doen. Toen haar door het AP werd verteld dat O in die zaak werd bijgestaan door klager, heeft zij klager meteen gebeld om overleg te voeren maar klager was op dat moment onderweg. In dit telefoongesprek heeft zij klager wel kunnen vertellen dat zij de volgende bij O in de PI op bezoek zou gaan en dat zij er daarna bij klager op terug zou komen. Omdat het verweerster op dat moment niet bekend was hoe zij moest omgaan in een situatie als deze, waarbij er meerdere advocaten in verschillende zaken voor dezelfde cliënt optraden, is zij (in afwezigheid van haar patroon) bij een (jongere) kantoorgenoot te rade gegaan. Op basis van de hierop verkregen informatie, is verweerster de volgende dag met een machtigingsformulier bij O op bezoek gegaan. Toen O verweerster te kennen gaf graag bijstand van haar te willen in al zijn zaken, heeft O het door verweerster meegebrachte formulier ondertekend. Hierna heeft verweerster een overnameverzoek bij klager ingediend, waarna klager vrijwel direct is overgegaan tot het indienen van een klacht over verweerster bij de deken. 
5.4    De raad leidt uit het voorgaande af dat geenszins is gebleken van een kwade opzet bij verweerster waarbij zij doelbewust een cliënt heeft willen ronselen en deze cliënt van klager heeft willen “afpakken”. Wel heeft het ontbroken aan het voldoende “ uitwisselen van informatie en standpunten” in voormelde de zin van gedragsregel 28. Verweerster was op het moment van handelen echter een nog onervaren advocaat-stagiair en zij had geen ervaring met een dergelijke situatie. Zij heeft in eerste instantie actief gepoogd om met klager te overleggen over de situatie maar dat overleg kwam op dat moment niet echt van de grond omdat klager onderweg was. Middels het inwinnen van het advies bij een collega probeerde verweerster vervolgens zo zorgvuldig mogelijk te handelen. Verweerster is echter op dat -cruciale- moment onjuist geïnformeerd, waardoor zij onhandig heeft opgetreden. Zij had klager meer ruimte moeten bieden eerst contact met O. te hebben, voordat zij het machtigingsformulier liet ondertekenen. Maar dit levert naar het oordeel van de raad gegeven alle omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Van belang is verder dat niet is gebleken dat klager onevenredige schade heeft geleden als gevolg van het handelen van verweerster. De strafzaken zijn eerst kort geleden afgesloten, zo heeft verweerster onbetwist aangevoerd. Zij zal zoals gebruikelijk aan klager nog een voorstel doen voor verdeling van de opbrengst van de straftoevoeging aan de hand van de door beiden bestede uren. Voor de door klager bestede uren zal dus nog een vergoeding volgen. Dat klager ter zitting heeft gesteld niet alleen aanspraak te maken op de forfaitaire vergoeding voor de eerste aanleg maar ook op die van hoger beroep en cassatie, kan de raad in dit verband niet volgen. Ook heeft verweerster ter zitting te kennen gegeven dat zij inziet dat zij niet geheel juist heeft gehandeld en het nu anders zou aanpakken. Verder heeft zij expliciet meegedeeld dat zij spijt heeft van hoe een en ander is gelopen. 
5.5    De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de klacht ongegrond is. 


BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Kemmers en R. Vos, leden, bijgestaan door mr. E. E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 11 september 2023