ECLI:NL:TADRAMS:2023:162 Raad van Discipline Amsterdam 23-496/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:162
Datum uitspraak: 11-09-2023
Datum publicatie: 28-09-2023
Zaaknummer(s): 23-496/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat-gemachtigde van de wederpartij van klager in een klachtprocedure. Het stond verweerder als gemachtigde van de wederpartij van klager vrij om in de dupliek de standpunten van zijn cliënte weer te geven als reactie op de klacht van klager. Daarbij mocht verweerder afgaan op de informatie die hij van zijn cliënte kreeg. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder die informatie had moeten verifiëren is de voorzitter niet gebleken. Het gegeven dat de standpunten die verweerder namens zijn cliënte heeft ingenomen lijnrecht tegenover de standpunten van klager staan, betekent niet dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. In klachtprocedures is het nu eenmaal zo dat de klager en de beklaagde advocaat ieder hun eigen visie op de feiten en hun standpunten daarover naar voren mogen brengen, waarna de tuchtrechter daarover een oordeel geeft. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van 11 september 2023 
in de zaak 23-496/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:
 
verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 18 juli 2023 met kenmerk re/ss/23-150/2228090, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager van 20 juli 2023.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Op 8 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over mr. V. In het kader van die klachtprocedure heeft verweerder als gemachtigde van mr. V. in dupliek gereageerd op de klacht van klager.
1.2    Op 13 maart 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij in het kader van een klachtprocedure bij de deken waarin hij mr. V. heeft bijgestaan, feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. 
2.2    In het kader van zijn klacht stelt klager dat verweerder, in zijn reactie die hij namens mr. V. heeft geschreven, aanvoert dat de termijn voor het indienen van de klacht over mr. V. zou zijn verstreken. Dit is volgens klager in strijd met de waarheid. Verder stelt klager dat verweerder het in zijn reactie namens mr. V. heeft over een brief uit 2016 die door iedereen kan zijn opgesteld, maar dat is feitelijk onjuist en misleidend. Volgens klager gaat zijn klacht over mr. V. niet over een brief uit 2016, maar over een e-mail die hij op 28 januari 2019 van Elite Therapy & Training (hierna: Elite) heeft ontvangen waarin een medisch rapport over behandelgegevens van klager in de eerste helft van 2016 is weergegeven. 
2.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, bij de beoordeling ingaan op de stellingen en stukken van klager.

3    VERWEER
3.1    Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij feiten heeft aangevoerd waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Ook betwist verweerder dat hij de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Verweerder wijst erop dat het medisch dossier waar klager het in zijn klacht over mr. V. over heeft een brief uit 2016 is van de (voormalig) fysiotherapeut van klager. Verder voert verweerder aan dat hij in dupliek niet veel anders heeft gedaan dan het verweer van mr. V. tegen de klacht van klager herhalen inclusief het standpunt over de te late indiening van de klacht. Dat klager het daarmee oneens is, betekent volgens verweerder niet dat hij de deken heeft misleid. 
3.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Het toetsingskader
4.1    De voorzitter stelt vast dat klager klaagt over verweerder als advocaat-gemachtigde van mr. V., de wederpartij van klager in de klachtprocedure over het handelen van mr. V. De advocaat van de wederpartij heeft een grote mate van vrijheid bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (b) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënte moet behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond 
4.2    De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het stond verweerder als gemachtigde van mr. V. vrij om in de dupliek de standpunten van zijn cliënte weer te geven als reactie op de klacht van klager. Daarbij mocht verweerder afgaan op de informatie die hij van mr. V. kreeg. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder die informatie had moeten verifiëren is de voorzitter niet gebleken. Het gegeven dat de standpunten die verweerder namens mr. V. heeft ingenomen over de niet-ontvankelijkheid van de klacht over mr. V. en het Elite-document over de behandelgeschiedenis van klager lijnrecht tegenover de standpunten van klager staan, betekent niet dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. In klachtprocedures is het nu eenmaal zo dat de klager en de beklaagde advocaat ieder hun eigen visie op de feiten en hun standpunten daarover naar voren mogen brengen, waarna de tuchtrechter daarover een oordeel geeft. 
4.3    Voor wat betreft de verschillende woorden die klager en verweerder gebruiken voor het document van Elite waarin de behandelgeschiedenis van klager in de eerste helft van 2016 is vermeld, leidt de voorzitter uit de stukken af dat klager en verweerder feitelijk hetzelfde document van Elite bedoelen. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder heeft geprobeerd de deken te misleiden door het Elite-document aan te duiden als ‘brief uit 2016’. Uit de brief van de deken van 16 juni 2023, waarin de deken de klacht en het verweer heeft verwoord, blijkt immers dat de deken ook van het juiste document is uitgegaan.
4.4    Tot slot is het de voorzitter niet gebleken dat verweerder als gemachtigde van mr. V. de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend. Het klachtdossier biedt daarvoor ook geen enkel aanknopingspunt. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.
         

Griffier                                         Voorzitter

Verzonden op: 11 september 2023