ECLI:NL:TADRAMS:2023:155 Raad van Discipline Amsterdam 23-143/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:155
Datum uitspraak: 04-09-2023
Datum publicatie: 07-09-2023
Zaaknummer(s): 23-143/A/NH
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Artikel 60 ab Advocatenwet
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Het verzet is gegrond. Klacht is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 september 2023
in de zaak 23-143/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 april 2023 op de klacht van:


klager

over:

verweerder


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 februari 2023 heeft de raad van discipline (hierna: de raad) het klachtdossier met kenmerk re/ss/2117032 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 17 april 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 20 april 2023 heeft klager per e-mail verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het (uitgewerkte) verzetschrift op 16 mei 2023 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 26 juni 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken van klager van 20 mei 2023.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.1.1 er dient een volledig onderzoek met toepassing van artikel 46d lid 1 Advocatenwet plaats te vinden.
2.1.2 er is sprake van een onjuiste toepassing van artikel 46g en j Advocatenwet.
2.1.3 hetgeen wordt gesteld in alinea 4.3 van de voorzittersbeslissing is onjuist. Indien de advocaat de vrijheid wil behouden om een zaak wel of niet aan te nemen, dient een advocaat dit vooraf uitdrukkelijk mede te delen.
2.2 Tegen de (overige) vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, onder aanvulling van het volgende:

3.2 Bij de in de voorzittersbeslissing onder 1.8 bedoelde e-mail van 19 mei 2022 heeft verweerder klager als volgt bericht: “Zoals ik al aangaf in mijn e-mail aan u van 8 mei jl., denk ik dat u -gezien de aard van deze zaak- beter geholpen bent bij een advocaat bij u in de buurt. Vanwege privé omstandigheden en drukke werkzaamheden voor een bepaald project waarbij ik ben betrokken, ontbreekt het mij simpelweg aan tijd om u op dit moment goed bij te kunnen staan. Heeft u inmiddels als contact gelegd met een advocaat die zaak kan overnemen?”

4 BEOORDELING VAN HET VERZET EN DE KLACHT
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De voorzitter heeft in zijn beslissing onder 4.3 het volgende overwogen: “(…) Klager en verweerder zijn het niet eens geworden over de aanpak in de zaak en verweerder heeft hierop (zie zijn e-mail van 7 juni 2022) dan ook te kennen gegeven geen opdrachtbevestiging aan klager te zullen sturen. (…)”
4.3 Het is de raad op grond van de inhoud van het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht gebleken dat de reden van het niet in behandeling nemen van de zaak door verweerder vooral gelegen was in tijdgebrek als gevolg van “privé omstandigheden en drukke werkzaamheden” aan de kant van verweerder. De raad verwijst in dit verband naar de e-mailberichten van verweerder aan klager van 8 mei 2022 en van 19 mei 2022. In eerstbedoeld bericht meldt verweerder aan klager dat het hem “simpelweg aan tijd” ontbreekt om hem goed bij te kunnen staan, omdat de door klager genoemde grond geen kans van slagen heeft en een “uitgebreid en tijdrovend onderzoek” nodig zou zijn om “een eventuele claim op te bouwen op andere gronden”. Dat de reden dat verweerder zijn werkzaamheden neerlegde erin gelegen was dat klager en verweerder het niet eens werden over de aanpak van de zaak, zoals door de voorzitter onder 4.3 is overwogen, kan naar het oordeel van de raad niet worden vastgesteld.
4.4 Gelet op het voorgaande is de voorzitter naar het oordeel van de raad onder 4.3 van de voorzittersbeslissing uitgegaan van onjuiste feiten. In zoverre acht de raad het verzet gegrond.
4.5 Dit leidt echter niet tot een ander oordeel over de klacht. De voorzitter heeft in zijn beslissing de juiste maatstaf aangelegd. Verweerder was niet gehouden de zaak van klager verder in behandeling te nemen nadat hij, op grond van hem nader gebleken informatie, had geconstateerd dat deze zaak een uitgebreid en tijdrovend onderzoek vergde waarvoor verweerder geen tijd had. Klager heeft in zijn verzet niets aangevoerd wat leidt tot een andere beslissing. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. D. Horeman en C.C. Horrevorts, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2023.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 4 september 2023