ECLI:NL:TADRAMS:2023:152 Raad van Discipline Amsterdam 23-365/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:152 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-08-2023 |
Datum publicatie: | 31-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-365/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht ten aanzien van één klager deels niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een eigen, rechtstreeks belang bij dat klachtonderdeel. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de advocaat hebben klagers niet aannemelijk gemaakt dat de advocaat is tekortgeschoten in zijn dienstverlening aan klagers. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 28 augustus 2023
in de zaak 23-365/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 30 mei 2023 met kenmerk 2035876/JS/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1.1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klager sub 1 bijgestaan in een strafzaak in eerste aanleg
waarin klager sub 1 werd vervolgd voor mishandeling. Op 2 februari 2021 vond een zitting
plaats bij de politierechter. De rechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden
tot de zitting van 20 mei 2021 en het Openbaar Ministerie opdracht gegeven camerabeelden
aan de verdediging te verstrekken. Op de zitting van 20 mei 2021 is de zaak inhoudelijk
behandeld en zijn camerabeelden bekeken. Klager sub 1 is veroordeeld.
1.2 Daarnaast heeft verweerder klager sub 1 en klaagster sub 2 (zijnde de moeder
van klager sub 1) bijgestaan in twee procedures in het kader van artikel 12 van het
Wetboek van Strafvordering (Sv). Eén procedure zag op een geschil met een woningcorporatie
en de andere procedure op de zojuist genoemde mishandelingszaak.
1.3 Op 5 augustus 2022 heeft klager sub 1 bij de deken een klacht ingediend over
verweerder. In zijn repliek heeft klager sub 1 meegedeeld dat de klacht mede namens
klaagster sub 2 is ingediend.
1.4 Klager sub 1 heeft een verzoek gedaan tot inzage in en het verstrekken van
vertrouwelijke stukken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat hij klagers niet goed
heeft bijgestaan.
Mishandelingszaak
2.2 Ten eerste verwijten klagers verweerder dat hij hen heeft opgelicht. Toen zij
een naturalisatieafspraak hadden bij de gemeente, werden klagers verhinderd door te
lopen voor de deuren van Burgerzaken. Vervolgens werden een beveiliger en een collega
ingeseind, waarna een nekklem werd toegepast en klager sub 1 werd gewurgd. Deze persoon
heeft vervolgens aangifte van mishandeling gedaan tegen klager sub 1 om de verwurging
te maskeren. Klagers hebben daarop bijstand van verweerder verzocht. Klagers verwijten
verweerder dat hij niet het dossier en/of camerabeelden heeft besproken, bekeken,
inzage heeft verstrekt en/of heeft overgedragen voorafgaand aan de veroordeling. Verweerder
heeft klager sub 1 niet geïnformeerd over het dossier en de aspecten van de vervolging,
geen tegenwicht geboden aan de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank, geen
juridische bijdrage geleverd en geen vrijspraak bepleit. Verweerder heeft gehoorzaamd
aan het Openbaar Ministerie en de wederpartij direct aangesproken en benaderd via
zijn pleidooi. Verweerder heeft niet aan het begin een mediationtraject ingezet. Verweerder
heeft de tenlastelegging bekend en erkend via zijn pleidooi, volledig tegen de gemotiveerde
en ondubbelzinnige beargumenteerde ontkenningen van klager sub 1 in. Verweerder heeft
niet de belangen van klager sub 1 behartigd zoals het een deskundige behoorlijke advocaat
betaamt en hij heeft actief bijgedragen aan het uitspreken van een veroordeling terwijl
klager sub 1 onschuldig is. Klagers stellen dat verweerder zich hiermee schuldig heeft
gemaakt aan schending van de kernwaarden en gedragsregels van de advocatuur en dat
zij hierdoor schade hebben geleden.
Artikel 12 Sv-procedures
2.3 Daarnaast verwijten klagers verweerder dat hij klaagster sub 2 in de artikel
12 Sv-procedures op geen enkele wijze heeft uitgenodigd en hij haar nooit inhoudelijk,
processueel of proces-strategisch heeft bijgepraat. Ook heeft verweerder klaagster
sub 2 nooit ondervraagd over het incident of de details in haar aangifte. Verweerder
heeft klagers nooit uitgelegd hoe de artikel 12 Sv-procedures gevoerd zouden worden
en wat de juridische stappen en kansen waren. Verweerder heeft geen enkel document
ter aanvaarding van de opdracht voor elke zaak van klagers opgestuurd, gemaild of
laten ophalen. Evenmin heeft verweerder de opdrachten door klaagster sub 2 laten ondertekenen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd. De voorzitter zal
hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het verzoek van klager sub 1 als opgenomen onder 1.4 wordt afgewezen omdat
dit in strijd is met het recht op hoor en wederhoor.
Gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de door klaagster sub 2 ingediende klacht
4.2 Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, maar slechts
voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn
belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke
toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat klaagster sub 2 geen eigen, rechtstreeks belang
heeft bij de klacht over de dienstverlening van verweerder aan klager sub 1 in de
mishandelingszaak. Klaagster sub 2 was in die zaak geen partij. In zoverre is de klacht,
voor zover deze is ingediend door of namens klaagster sub 2, niet-ontvankelijk.
4.4 Voor het overige geldt dat de klacht ontvankelijk is en dat de voorzitter deze
inhoudelijk zal beoordelen.
Toetsingskader
4.5 Het gaat in deze procedure om een klacht tegen de eigen advocaat. De tuchtrechter
toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang.
Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier
waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico
– waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. De vrijheid
die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door
de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen
worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep
geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen
met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Tot die professionele standaard
behoort het op voortvarende en deskundige wijze verlenen van rechtsbijstand aan de
cliënt. Voorts dient de advocaat waar nodig belangrijke punten aan de cliënt schriftelijk
te bevestigen om misverstand daarover te voorkomen.
4.6 Bij de beoordeling van de klacht geldt bovendien dat het in een tuchtprocedure
als deze in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en – in
geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen
leiden dat de betrokken advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Mishandelingszaak
4.7 Verweerder betwist dat hij de belangen van klager sub 1 niet goed zou hebben
behartigd. Hij heeft, gezien de omstandigheden, steeds gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht.
Verweerder stelt steeds te hebben geprobeerd om de zaken te de-escaleren en klager
tegen zichzelf te beschermen.
4.8 Verweerder heeft uitgelegd dat hij met klager sub 1 naar het verhoor op het
politiebureau is gegaan, waar de camerabeelden werden bekeken. Klager sub 1 suggereerde
tijdens het verhoor dat er met de camerabeelden zou zijn gesjoemeld. Verweerder heeft,
in overleg met klager sub 1, op 22 januari 2021 onderzoekswensen ingediend. Daarin
heeft hij verzocht om camerabeelden en het horen van getuigen. Op 29 januari 2021
hebben verweerder en klager sub 1 de onderzoekswensen uitgebreid besproken op het
kantoor van verweerder. Op 1 februari 2021 heeft verweerder de camerabeelden opgehaald
bij het Openbaar Ministerie. Deze kon hij echter niet afspelen vanwege technische
problemen. Op de zitting van 2 februari 2021 zijn de onderzoekswensen besproken en
heeft de politierechter de behandeling van de zaak aangehouden. Tot de zitting van
20 mei 2021 heeft verweerder met het Openbaar Ministerie en de rechtbank gecorrespondeerd
over de camerabeelden. Verweerder en klager sub 1 hebben op 6 mei 2021 de zitting
van 20 mei 2021 voorbesproken. Tijdens dit gesprek gaf verweerder aan dat hij meer
zag in een noodweer-verweer dan in het door klager sub 1 gewenste vrijspraak-verweer,
omdat klager sub 1 aangaf zijn moeder te hebben willen beschermen tegen de aanval
van de wederpartij. Op de zitting van 20 mei 2021 deelde de politierechter mee dat
zij besloten had de camerabeelden in de zittingszaal te laten afspelen. Na het bekijken
van de camerabeelden heeft verweerder besloten om een noodweer-verweer te voeren,
aangezien de verklaring van klager (en het door hem gewenste vrijspraak-verweer) niet
overeenkwam met camerabeelden. Verweerder heeft verder uitgelegd dat hij bewust niet
alle stukken uit het dossier direct aan klager sub 1 heeft verstrekt, omdat klager
sub 1 had aangegeven dat hij het één en ander op internet wilde plaatsen. Verweerder
stelt dat hij klager sub 1 heeft willen beschermen tegen zichzelf en ook anderen heeft
willen beschermen die met naam en toenaam in de stukken werden genoemd.
4.9 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder gehandeld binnen de grenzen
van de hem toekomende vrijheid. Het stond hem vrij een noodweer-verweer te voeren
nu dat volgens hem, gelet op de inhoud van het dossier en de camerabeelden, in het
belang van klager was. Ook bij het niet direct verstrekken van alle stukken aan klager
sub 1 heeft verweerder – gelet op zijn toelichting – gehandeld in het belang van klager
sub 1. Bovendien is niet gebleken dat verweerder geen tegenwicht heeft geboden aan
de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank. Evenmin is gebleken dat verweerder
geen juridische bijdrage heeft geleverd. Ook kan verweerder niet worden verweten dat
hij geen mediationtraject heeft ingezet. Verweerder stelt in zijn verweerschrift dat
hij tijdens de bespreking met klager sub 1 op 29 januari 2021 de mogelijkheid van
mediation heeft geopperd, maar dat klager sub 1 daar niets in zag. Klager sub 1 heeft
daartegenover zijn stelling dat verweerder een mediationtraject had moeten inzetten,
niet onderbouwd.
4.10 De klacht over de dienstverlening van verweerder aan klager sub 1 in de mishandelingszaak
is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Artikel 12 Sv-procedures
4.11 Verweerder stelt de belangen van beide klagers in de artikel 12 Sv-procedures
op een juiste manier te hebben behartigd.
4.12 Verweerder heeft bij zijn dupliek een opdrachtbevestiging van 8 januari 2021
overgelegd. De opdrachtbevestiging is gericht aan klager sub 1. Verweerder heeft uitgelegd
dat hij deze opdrachtbevestiging, samen met de opdrachtbevestiging in de mishandelingszaak,
naar het adres heeft gestuurd waar klagers beiden woonden. De inhoud van de opdrachtbevestiging
luidt onder meer als volgt:
“[…] Geachte [klager sub 1],
Zoals beloofd zal ik u en uw moeder bijstaan in de art. 12 Sv-procedures in de hierna
vermelde kwesties. De officier van justitie had bij zijn beslissing van 6 november
2020 uw klacht tegen [woningcorporatie] afgewezen vanwege het feit dat deze, in het
kort gezegd, in het publiek domein foute dingen over u zouden hebben gezegd (smaad/laster).
Ook in dezelfde beslissing van 6 november 2020 had de officier van justitie de klacht,
die u namens uw moeder had ingediend, tegen [woningcorporatie] vanwege belaging, afgewezen.
Ook had officier van justitie bij zijn beslissing van 16 november 2020, naar aanleiding
van jullie aangifte van 16 en 21 november 2019 o.a. poging tot zware mishandeling
/mishandeling tegen de beveiligers van [gemeente], jullie meegedeeld dat de zaak zou
worden geseponeerd. Jullie waren het oneens met al deze beslissingen van de officier
van justitie.
Ik geef jullie mee dat zo een artikel 12 Sv-procedure erg lang kan duren en ook met
een negatief resultaat. In die zin dat het [gerechtshof] artikel 12 Sv niet-ontvankelijk
kan verklaren, omdat er geen enkele wettelijke basis er voor is, of dat jullie klaagschrift
afgewezen kan worden. Dit geldt in het bijzonder in de zaak tegen de [woningcorporatie],
omdat er simpelweg heel moeilijk te bewezen valt vanwege gebrek aan getuigen of andere
bewijsmiddelen. Echter wat de mishandeling zaak betreft, acht ik jullie kans op succes
groter, nu er ook in uw verhoren bij de politie naar voren is gekomen dat er camerabeelden
en getuigen zijn. […]”
Verder legt verweerder in zijn opdrachtbevestiging uit dat artikel 12 Sv-procedures
lang kunnen duren, dat hij toevoegingen zal aanvragen en dat aan klagers een eigen
bijdrage zal worden opgelegd. Ook geeft verweerder uitleg over zijn uurtarief.
4.13 De voorzitter stelt – gelet op de inhoud van voornoemde opdrachtbevestiging
– vast dat verweerder beide klagers wel degelijk heeft geïnformeerd over de artikel
12 Sv-procedures en hun kansen in die procedures. Verweerder heeft toegelicht dat
hij ook tijdens de bespreking op zijn kantoor op 29 januari 2021 met klager sub 1
heeft overlegd over de artikel 12 Sv-procedures.
4.14 Ook hier geldt dat klagers – tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder
– niet aannemelijk hebben gemaakt dat verweerder klagers onvoldoende heeft geïnformeerd
of anderszins tekort is geschoten in zijn rechtsbijstand in de artikel 12 Sv-procedures.
Klagers hebben hun verwijten niet onderbouwd met stukken en de juistheid daarvan is
ook overigens niet gebleken.
4.15 De klacht is ook in zoverre kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter:
- verklaart de door klaagster sub 2 ingediende klacht op grond van 46j Advocatenwet
kennelijk niet-ontvankelijk voor zover de klacht ziet op de dienstverlening van verweerder
aan klager sub 1 in de mishandelingszaak;
- verklaart de klacht voor het overige ontvankelijk;
- verklaart de klacht in zoverre, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet,
kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 augustus 2023