ECLI:NL:TADRAMS:2023:143 Raad van Discipline Amsterdam 23-219/A/A/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:143 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-08-2023 |
Datum publicatie: | 17-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-219/A/A/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Gegrond dekenbezwaar; Verweerster heeft met haar opstelling tijdens de behandeling van de klachtzaak 23-220/A/A de deken ernstig belemmerd in haar toezichthoudende taak. Verweerster heeft hiermee in strijd gehandeld met gedragsregel 29 en de kernwaarden integriteit en deskundigheid. Gelet op de ernst van de gedragingen van verweerster, haar afwezigheid in deze procedure, maar ook haar blanco tuchtrechtelijk verleden, acht de raad - in navolging van de deken - het passend en geboden om bij wijze van stok achter de deur aan verweerster de maatregel van voorwaardelijke schorsing van 26 weken met een proeftijd van twee jaar op te leggen. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 augustus 2023
in de zaak 23-219/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 23 maart 2023 met kenmerk 2225981/JS/YH, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken haar bezwaar ter kennis van
de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 19 juni 2023
in aanwezigheid van de deken, bijgestaan door stafmedewerker mr. Y.H. H (hierna: de
stafmedewerker). Verweerster is zonder voorafgaand bericht niet verschenen. Van de
behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.2 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 25 juni 2022 heeft de heer P (hierna: klager) een klacht ingediend tegen
verweerster. Het onderzoek naar de klacht is namens de deken verricht door de stafmedewerker.
Tegelijkertijd met dit dekenbezwaar is aan de raad ter kennis gebracht de klacht van
klager over verweerster (bij de raad geregistreerd onder het kenmerk 23-220/A/A).
In die klachtzaak heeft de raad op dezelfde datum een beslissing genomen. De handelwijze
van verweerster in dit klachtdossier is aanleiding voor dit dekenbezwaar.
2.3 Op 29 juni 2022 heeft de deken verweerster verzocht binnen drie weken, derhalve
uiterlijk op 20 juli 2022 te reageren op de klacht.
2.4 Op 20 juli 2022 heeft verweerster uitstel gevraagd voor haar reactie. Diezelfde
dag is haar een uitstel van drie weken verleend, derhalve tot 10 augustus 2022. Binnen
de gestelde termijn is geen reactie van verweerster ontvangen.
2.5 Op 15 augustus 2022 heeft de stafmedewerker verweerster een eerste rappel gestuurd
met het verzoek binnen één week alsnog te reageren op de klacht van klager.
2.6 Op 30 augustus 2022 heeft de deken een tweede rappel verstuurd met het verzoek
om alsnog binnen één week te reageren. Daarbij is aan verweerster meegedeeld dat de
deken bij gebreke van een reactie binnen de gestelde termijn, een dekenbezwaar zou
overwegen.
2.7 Op 6 september 2022 heeft de deken een derde rappel aan verweerster verstuurd,
waarbij haar nog een laatste maal - twee weken - de tijd is gegeven om op de tegen
haar ingediende klacht te reageren.
2.8 Op 25 september 2022 heeft verweerster gereageerd op de klacht. Omdat zij aanbood
om de klacht in een persoonlijk onderhoud met klager te bespreken en klager hier eveneens
voor open stond, is er een datum voor een gesprek met partijen vastgesteld. Het gesprek
zou plaatsvinden op 15 december 2022. Hiervan is verweerster op 8 november 2022 in
kennis gesteld. Verweerster heeft haar komst bevestigd.
2.9 Op 14 december 2022 heeft de deken een herinnering naar partijen gestuurd voor
de afspraak op 15 december 2022.
2.10 Op 15 december 2022 is verweerster - zonder voorafgaand bericht - niet verschenen.
Telefonisch heeft zij nadien laten weten dat zij een verkeerd tijdstip in haar agenda
had staan.
2.11 Klager is wel verschenen en heeft tijdens het gesprek aangekondigd zijn klacht
te willen uitbreiden. Klager kreeg hiervoor vier weken de tijd. Dit is diezelfde middag
aan verweerster bevestigd. Haar is toen meegedeeld dat zij na ontvangst van de nieuwe
klachtomschrijving met uitbreiding drie weken de gelegenheid zou krijgen om te reageren.
Ook is haar op voorhand meegedeeld dat geen uitstel zou worden verleend.
2.12 Op 3 januari 2023 heeft klager de nieuwe klachtomschrijving met uitbreiding
geformuleerd. Deze is op 5 januari 2023 aan verweerster doorgestuurd met het verzoek
binnen drie weken hierop te reageren. De deken heeft verweerster in dat verband meegedeeld
dat gelet op het tijdsverloop en het feit dat zij al eerder in de gelegenheid is gesteld
om op een aantal onderdelen van de klacht te reageren, geen uitstel zou worden verleend.
2.13 Verweerster heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De deken heeft
verweerster vervolgens op 31 januari 2023 gewezen op gedragsregel 29 en (wederom)
aangegeven een dekenbezwaar te overwegen. Voorts heeft de deken verweerster uitgenodigd
voor een gesprek.
2.14 De deken heeft hierop herhaalde pogingen gedaan om contact te krijgen met
verweerster, met achterlating van verschillende terugbelverzoeken, te weten op 3 februari
2023, 8 februari 2023, 9 februari 2023 en 16 februari 2023.
2.15 Op 15 februari 2023 had verweerster nog steeds niet gereageerd op de nieuwe
klachtomschrijving met uitbreiding. De deken heeft het onderzoek naar de klacht toen
gesloten. Hiervan is verweerster in kennis gesteld. Ook een afspraak voor een gesprek
was nog niet gemaakt. Verweerster is daarom voor een derde maal geattendeerd op het
feit dat haar handelwijze tot een dekenbezwaar zou kunnen leiden.
2.16 Op 23 februari 2023 heeft verweerster teruggebeld en is met haar een afspraak
gemaakt voor 2 maart 2023. Verweerster heeft daarbij de toezegging gedaan om de volgende
dag, te weten op 24 februari 2023, haar reactie op de nieuwe klachtomschrijving met
uitbreiding toe te sturen. Hieraan heeft de deken verweerster op 28 februari 2023
herinnerd, omdat haar reactie toen nog steeds niet ontvangen was.
2.17 Op 4 maart 2023, nadat het onderzoek naar de klacht al gesloten was, heeft
verweerster op de nieuwe klachtomschrijving met uitbreiding gereageerd.
2.18 De deken heeft vervolgens op 23 maart 2023 op grond van artikel 46f Advocatenwet
bij de raad een dekenbezwaar over verweerster ingediend.
3 BEZWAAR
3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in. Verweerster
heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld in de zin van artikel 46 Advocatenwet
door:
a) meer dan eens niet (tijdig) te voldoen aan (herhaalde) verzoeken om te reageren
op de tegen haar ingediende klacht;
b) niet te verschijnen op het - mede op haar verzoek gearrangeerde - gesprek op
15 december 2022;
c) niet te reageren op meerdere terugbelverzoeken.
3.2 De deken licht toe dat verweersters handelen en nalaten als beschreven in dit
dekenbezwaar in strijd is met gedragsregel 29 en bovendien raakt aan de kernwaarden
integriteit (art. 10a lid 1 onder d Advocatenwet) en deskundigheid (idem onder c).
Voorts heeft de handelwijze van verweerster (i) een adequaat en efficiënt klachtonderzoek
onmogelijk gemaakt, althans dit op onaanvaardbare wijze vertraagd en belemmerd; (ii)
het tuchtrechtelijk toezicht gefrustreerd; en (iii) het vertrouwen in en de goede
naam van de advocatuur geschaad.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft geen verweer gevoerd tegen het dekenbezwaar.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter naar vaste jurisprudentie van het
Hof van Discipline bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht
of dekenbezwaar het aan de advocaat verweten handelen of nalaten dient te toetsen
aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing betrekt de
tuchtrechter ook de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. Uit
die kernwaarden volgt onder meer dat een advocaat deskundig en integer is (artikel
10a, lid 1 aanhef en sub c en d Advocatenwet).
5.2 De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen,
gezien het open karakter van artikel 46 Advocatenwet, daarbij wel van belang zijn.
Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden
en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. Gedragsregel 29 bepaalt dat bij
een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een
mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband
houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is
alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, behoudens bijzondere gevallen.
5.3 Blijkens de door de deken weergegeven feiten heeft verweerster herhaaldelijk
niet gereageerd op verzoeken van de deken om te reageren op de tegen haar ingediende
klacht. De keren dat verweerster uiteindelijk wel heeft gereageerd op verzoeken van
de deken liggen (ver) buiten de door de deken gestelde termijn. Daarnaast is verweerster
zonder voorafgaand bericht niet verschenen op het mede op haar verzoek door de deken
gearrangeerde gesprek met klager op 15 december 2022, ondanks haar eerdere bevestiging
wel te zullen komen en de herinnering die de deken nog had gestuurd op 14 december
2022. Tot slot heeft verweerster niet gereageerd op de veelvuldige terugbelverzoeken
van de deken. De deken heeft ter zitting toegelicht dat verweerster ook buiten de
klacht om niet reageert op correspondentie van de deken en de deken een patroon ziet
in het gedrag van verweerster. De deken heeft verder ter zitting verklaard dat er
inmiddels wel contact is met verweerster maar dat zij zich niet nader kan uitlaten
over dit contact en de onderliggende reden van verweersters houding. De deken acht
een voorwaardelijke schorsing in dit geval passend, zodat bij herhaling van soortgelijk
gedrag kan worden ingegrepen.
5.4 De raad komt op grond van voorgaande feiten en omstandigheden tot het oordeel
dat verweerster met haar gedragingen en haar houding tijdens de behandeling van de
klachtzaak 23-220/A/A de deken ernstig heeft belemmerd in haar toezichthoudende taak.
De opstelling van verweerster jegens de deken geeft geen blijk van respect en gevoel
voor de onderlinge verhoudingen en voor de toezichthoudende en controlerende taak
van de deken. Door ook geen verweer te voeren bij de raad, kan de raad niet goed vaststellen
of er legitieme redenen zijn voor haar houding en lijkt verweerster haar verantwoordelijkheid
als advocaat te ontlopen. Uit het klachtdossier 23-220/A/A begrijpt de raad wel dat
verweerster momenteel kampt met persoonlijke (gezondheids)problemen. Hoewel de raad
hiervoor begrip heeft, had verweerster zich ter zitting kunnen laten vertegenwoordigen,
bijvoorbeeld door het bevriende advocatenkantoor aan wie zij haar lopende zaken heeft
overgedragen. Verweerster heeft al met al met haar houding en gedrag laakbaar gedrag
vertoond en daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Zij heeft gehandeld
in strijd met gedragsregel 29 en met de kernwaarden deskundigheid en integriteit zoals
neergelegd in artikel 10 Advocatenwet. Het dekenbezwaar zal dan ook gegrond worden
verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft herhaaldelijk in strijd gehandeld met gedragsregel 29 en
de kernwaarden integriteit en deskundigheid. Gelet op de ernst van de gedragingen
van verweerster, haar afwezigheid in deze procedure, maar ook haar blanco tuchtrechtelijk
verleden, acht de raad - in navolging van de deken - het passend en geboden om bij
wijze van stok achter de deur aan verweerster de maatregel van voorwaardelijke schorsing
van 26 weken met een proeftijd van twee jaar op te leggen. Daarbij spreekt de raad
de hoop uit dat verweerster haar gedrag op korte termijn zal verbeteren en het contact
met de deken zal (blijven) zoeken om een passende oplossing te vinden voor problemen
die zich momenteel in haar leven voordoen.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van 26 weken op;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van
discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster de navolgende algemene
voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd
niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze
beslissing onherroepelijk wordt.
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.2;
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 augustus 2023