ECLI:NL:TADRAMS:2023:141 Raad van Discipline Amsterdam 22-994/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:141
Datum uitspraak: 14-08-2023
Datum publicatie: 17-08-2023
Zaaknummer(s): 22-994/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 augustus 2023
in de zaak 22-994/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 januari 2023 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 juni 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1990708, van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 januari 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 25 februari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 19 juni 2023. Klager was op zitting aanwezig. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) de vaststellingsovereenkomst was getekend, ervan uitgaande dat alle emolumenten inbegrepen zouden zijn, waaronder de transitievergoeding.
b) klagers werkgever had zelf ontslag aangevraagd en niet klager.
c) klager had meerdere advocaten benaderd en die zeiden allemaal dat verweerder de transitievergoeding moest opeisen en dat verweerder hierin gefaald had.
d) de diefstal is niet bewezen door de rechter.
e) de rechter had besloten dat ieder zijn eigen kosten zou betalen. Klager had zijn eigen advocaatkosten betaald. Maar toch had de werkgever zijn advocaat - verweerder dus - € 1.250,- inclusief btw betaald.
f) de ontslagdatum was 5 oktober 2019. De werkgever had een maand extra (tot 5 november 2019) aan de kantonrechter gevraagd om de eindafrekening op te stellen en te betalen. Hierdoor was de termijn verstreken om in hoger beroep te gaan. Klager was er namelijk vanuit gegaan dat bij de eindafrekening de transitievergoeding inbegrepen zou zijn. Van de transitievergoeding is tot op heden niets door de werkgever aan hem betaald.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 14 augustus 2023