ECLI:NL:TADRAMS:2023:131 Raad van Discipline Amsterdam 23-066/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:131 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-07-2023 |
Datum publicatie: | 20-07-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-066/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; Gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie. Verweerder heeft in strijd met de in het kader van het overlegscheidingstraject afgesproken geheimhouding informatie uit dit traject in de procedure bij de rechtbank en bij het hof overgelegd. Hiermee heeft verweerder niet gehandeld zoals van een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Schending van de vertrouwelijkheid (een kernwaarde) is in beginsel van zodanige ernst dat een berisping op zijn plaats is (zie Hof van Discipline 6 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:223). Nu verweerder, nadat hij op zijn gedragingen is aangesproken, het eerste rapport van 4 juli 2022 heeft vervangen door een nieuw rapport (dat echter ook vertrouwelijke informatie bevatte) en niet gebleken is dat verweerder bewust vertrouwelijke informatie in de procedures heeft gebracht, volstaat de raad met oplegging van een waarschuwing met kostenveroordeling. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 17 juli 2023
in de zaak 23-066/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2109607/JS/KV
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 juni 2023. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is met zijn ex-partner (hierna: de ex-partner) een overlegechtscheidingstraject
gestart. In dat kader is op 14 januari 2020 door partijen een deelnemersovereenkomst
ondertekend. In artikel 7 van deze overeenkomst is geheimhouding overeengekomen.
2.3 Bij e-mail van 10 maart 2020 heeft de heer Z, de financieel adviseur die betrokken
was bij het echtscheidingstraject (hierna: de financieel adviseur), klager gevraagd
stukken te verstrekken over zijn financiën. Bij e-mail van 12 maart 2020 heeft klager
deze verstrekt en daarbij nogmaals expliciet gewezen op de vertrouwelijkheid van de
door hem verstrekte informatie. Het overlegechtscheidingstraject is op 13 juli 2020
zonder resultaat gestaakt.
2.4 De echtscheidingsprocedure is voortgezet bij de rechtbank Den Haag (hierna:
de rechtbank). Tijdens deze procedure werd klager bijgestaan door mr. S en stond verweerder
de ex-partner bij.
2.5 Op 8 februari 2021 heeft verweerder namens de ex-partner een aanvullend verzoekschrift
ingediend met als producties 10 en 11 twee waarderingsrapporten. Productie 10 betrof
een rapport van 12 november 2020 van de heer R (hierna: de belastingadviseur) met
titel ‘Waardeanalyse deelnemingen [van het bedrijf van klager].’ In het rapport staat
onder het kopje ‘beschikbare informatie’: “Alle informatie is verkregen via [klager].
Een NDA [RvD: geheimhoudingsverklaring] is ondertekend op 28 september 2020.” Productie
11 betrof een rapport opgesteld door adviesbureau O (hierna: het adviesbureau) van
11 november 2020 over de waardering van de deelnemingen van klagers bedrijf, dat zich
bezighoudt met private equity. Op pagina 2 van dat rapport staat: “Bij het opstellen
van dit Rapport hebben wij vertrouwd op de juistheid en volledigheid van de informatie
afkomstig uit openbare bronnen of van derden, informatie verstrekt door of namens
Jou (…)”. Met jou wordt blijkens het rapport gedoeld op de ex-partner.
2.6 De rechtbank heeft op 15 april 2022 een beschikking afgegeven. Op 12 juli 2022
heeft verweerder namens de ex-partner hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den
Haag (hierna: het hof). In het beroepschrift heeft verweerder als productie 7 het
rapport ‘Schatting netto-inkomen’ van 4 juli 2022 van het adviesbureau overgelegd.
Namens klager is op 29 augustus 2022 een verweerschrift, tevens incidenteel hoger
beroep ingediend.
2.7 Bij e-mail van 29 augustus 2022 (16:29 uur) heeft mr. S verweerder, voor zover
relevant, het volgende meegedeeld: “Als productie 7 heeft u (…) het memo inschatting
netto-inkomen (…) overgelegd (…). In het kader van dat memo is gebruik gemaakt van
vertrouwelijke financiële informatie die mijn cliënt tijdens de overlegscheiding (…)
heeft verstrekt. (…) Uw cliënte heeft na de beëindiging van de overlegscheiding (…)
[aan het adviesbureau] de tijdens de overlegscheiding door cliënt (…) toegestuurde
vertrouwelijke informatie ter beschikking gesteld. Aan de hand van die informatie
is (…) het memo (…) opgesteld, dat u bij uw beroepschrift als productie 7 heeft overgelegd.
Uw cliënte heeft daarmee in strijd gehandeld met de deelnemersovereenkomst voor de
overlegscheiding (…). Het is onder verwijzing naar het bovenstaande dat ik uw cliënte
verzoek c.q. sommeer het als productie 7 overgelegde memo (…) in te trekken. (…)”
2.8 Bij e-mail van 29 augustus 2022 (19:20 uur) heeft verweerder, voor zover relevant,
geantwoord: “Ten aanzien van (…) productie 7 (…) kan ik uw opmerking niet direct plaatsen.
Ik heb een rapport van [het adviesbureau] overgelegd, die ter zake kundig is in de
materie private equity. Ik ben niet bekend met de brief van [de financieel adviseur]
en [het is] aan de hand van het dossier voor mij niet vast te stellen of dat hetgeen
u stelt juist is. Ik zal uiteraard e.e.a. bij cliënte nagaan. Indien hetgeen u stelt
juist is, dan hoort dat (…) niet thuis in deze procedure (…).”
2.9 Bij e-mail van 31 augustus 2022 (15:19 uur) heeft verweerder mr. S, vervolgens
als volgt bericht, voor zover relevant: “In aansluiting op mijn bericht van eergisteren
is het mij niet duidelijk welke stukken/informatie cliënte uit het CD [RvD: collaborative
divorce] traject zou hebben aangewend dat aan het rapport (…) van 4 juli 2022 ten
grondslag zou liggen. (…) heeft u het dan over de informatie die door uw cliënt zelf
in het CD traject is verstrekt? (…) Zoals u ook weet was cliënte ook voor het CD traject
goed ingevoerd over de activiteiten/inkomsten van uw client. In het kader van alimentatieverzoek
staat het inkomen van uw client centraal. (…) heeft u (…) bedoeld dat de jaarrekeningen
van de vennootschappen en relevante informatie met betrekking tot het private equity
fonds van uw cliënt geen onderdeel mogen zijn van deze procedure? (…). Kort samengevat
verzoek ik u dan ook concreet te duiden tegen welke informatie uw cliënt bezwaren
heeft, waarbij ik ook graag verneem op welke gronden u meent dat die informatie voortvloeit
uit het CD traject.”
2.10 Bij e-mail van 31 augustus 2022 (21:46 uur) heeft mr. S nogmaals herhaald
dat de ex-partner de in de deelnemersovereenkomst overeengekomen vertrouwelijkheid
heeft geschonden en dat in het verlengde daarvan het rapport van 4 juli 2022 niet
overgelegd had mogen worden. Verder heeft mr. S geschreven, voor zover relevant: “Uw
cliënte weet uit de mailcorrespondentie van destijds precies welke informatie door
client in maart 2020 in het kader van de CD is verstrekt en zij weet ook dat zij die
informatie na de beëindiging van de CD aan [het adviesbureau] heeft toegestuurd. Op
basis van die informatie is het rapport (…) opgesteld, zoals dat ook uit de voetnoten
blijkt. (…).”
2.11 Bij e-mail van 19 september 2022 heeft verweerder het hof, voor zover relevant,
het volgende meegedeeld: “In zijn verweerschrift [van klager] is de stelling ingenomen
dat het rapport (…) van 4 juli 2022 ‘inschatting netto-inkomen’, is opgesteld aan
de hand van stukken/cijfers die gewisseld zijn in het voortraject onder de noemer
van ‘collaborative divorce’. Concreet gaat het om productie 7 dat door de vrouw bij
haar beroepschrift is ingediend. [Klager] heeft bij zijn verweerschrift (…) te kennen
gegeven dat deze informatie geen onderdeel mag zijn van de procedure in hoger beroep
en dat de vrouw de destijds overeengekomen geheimhoudingsclausule zou hebben geschonden.
Dat wordt door de vrouw betwist. (…) Het rapport dateert (…) na het ‘collaborative
divorce’ traject en verwijst ook naar uitgangspunten en informatie die noodzakelijk
is om het inkomen van [klager] te kunnen vaststellen en dus hoe dan ook onderdeel
zal moeten zijn van deze procedure. (…) De vrouw trekt de voor haar overlegde productie
7 in en verzoekt tegelijkertijd bijgevoegd rapport met bijlagen daarvoor in de plaats
te stellen.”
2.12 Als de nieuwe productie 7 heeft verweerder een rapport van het adviesbureau
van 12 september 2022 overgelegd.
2.13 Op 11 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij in zijn aanvullend verzoekschrift van 8 februari 2021 en in zijn beroepschrift
van 12 juli 2022 de geheimhouding uit de deelnemersovereenkomst van het overlegechtscheidingstraject
van 14 januari 2020 heeft geschonden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt bij de beoordeling van de klacht het volgende voorop. De klacht
heeft betrekking op het handelen van een advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt
is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn
cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet
ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij haar belangen nodeloos en op
ontoelaatbare wijze worden geschaad.
5.2 Eén van de beperkingen ter zake de hiervoor bedoelde grote mate van vrijheid
is dat een advocaat niet mag onthullen wat tussen de betrokken partijen in het kader
van een mediation (danwel in een daarmee vergelijkbaar overlegscheidingstraject) is
besproken. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat de tussen partijen
geldende geheimhoudingsverplichting op onaanvaardbare wijze aan waarde zou inboeten
als het de advocaat zou vrijstaan naar eigen goeddunken, op grond van een eigen opvatting
omtrent hetgeen het belang van zijn cliënt meebrengt en zonder de wederpartij daarin
te kennen, te bepalen dat in de procedure gebruik zou worden gemaakt van stukken uit
de mediation (danwel het overlegscheidingstraject). De geheimhoudingsverplichting
rust ook op de advocaat als deze, zoals in het geval van verweerder, niet direct bij
de mediation/het overlegscheidingstraject betrokken is geweest en (dus) ook geen geheimhoudingsverklaring
heeft ondertekend.
5.3 In onderhavige klacht gaat het om de vraag of verweerder met het overleggen
van de waarderingsrapporten van 11 en 12 november 2020 in de procedure bij de rechtbank
en met het overleggen van het rapport van 4 juli 2022 (en het vervangende rapport
van 12 september 2022) in de procedure bij het hof vertrouwelijke informatie afkomstig
uit het overlegscheidingstraject heeft overgelegd en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld.
5.4 Klager voert allereerst aan dat het feit dat de overgelegde rapporten zijn
opgesteld na het overlegscheidingstraject niet relevant is voor de vraag of de geheimhouding
uit de deelnemersovereenkomst is geschonden. Dat feit sluit immers niet uit dat informatie
uit dat traject als bron is gebruikt. Verweerder heeft in zijn hogerberoepschrift
van 12 juli 2022 als productie 7 het rapport ‘Schatting netto-inkomen’ van 4 juli
2022 van het adviesbureau overgelegd. Op pagina 4 van dit rapport staat in voetnoot
6 dat de informatie is ontleend aan het rapport van 12 november 2020 en in de voetnoten
2, 3 en 4 wordt verwezen naar het rapport van 11 november 2020. Dat zijn de rapporten
die verweerder eerder in de procedure bij de rechtbank bij zijn aanvullend verzoekschrift
van 8 februari 2021 als producties 10 en 11, eveneens zonder medeweten of toestemming
van klager, had ingediend en die eveneens gebaseerd zijn op de door klager tijdens
het overlegscheidingstraject verstrekte vertrouwelijke informatie. De advocaat van
klager, mr. S, heeft verweerder op 29 augustus 2022 gewezen op het feit dat met het
inbrengen van productie 7 de geheimhoudingsplicht (zoals neergelegd in de deelnemersovereenkomst)
is geschonden. Onder protest heeft verweerder productie 7 uiteindelijk ingetrokken.
Dit laat echter onverlet dat verweerder dit rapport niet had mogen inbrengen. In het
nieuwe rapport van 12 september 2022 dat verweerder in plaats van productie 7 heeft
ingebracht zijn de voetnoten aangepast en wordt niet langer verwezen naar producties
10 en 11. Het aanpassen van de voetnoten maakt uiteraard niet dat nu niet meer is
gewerkt met vertrouwelijke en onder de geheimhouding vallende informatie, aldus klager.
5.5 Verweerder betwist dat hij de geheimhoudingsplicht uit de deelnemersovereenkomst
heeft geschonden. Bij het beroepschrift van 12 juli 2022 heeft verweerder als productie
7 in het kader van de vaststelling van een kinderalimentatie inderdaad het rapport
van 4 juli 2022 overgelegd. Dat rapport is in opdracht van de ex-partner opgesteld
na beëindiging van het overlegscheidingstraject. Op 29 augustus 2022 is namens klager
voor het eerst melding gemaakt van zijn visie dat er in dat rapport gebruik is gemaakt
van informatie verkregen in het overlegscheidingstraject, met de sommatie om het rapport
in te trekken. Hoewel verweerder had geconstateerd dat de informatie niet was verkregen
uit het overlegscheidingstraject, heeft hij het rapport ingetrokken en vervangen door
het nieuwe rapport van 12 september 2022, om elke discussie hierover ter zitting te
voorkomen. Het rapport betreft een zuiver cijfermatige benadering van het inkomen
van klager en in het rapport staat geen verwijzing naar het overlegscheidingstraject.
Het rapport betreft een inschatting van het netto-inkomen, welke informatie klager
bovendien gehouden was (en is) in het kader van de procedure over te leggen. Verweerder
heeft de advocaat van klager, na diens bezwaar, verzocht te duiden tegen welke informatie
er bezwaren waren gerezen, alsook om een verduidelijking dat die informatie uit het
overlegscheidingstraject voortvloeit. De reactie van mr. S omvatte niet meer of minder
dan dat zijn cliënte (de ex-partner) wel zou weten om welke informatie het zou gaan.
Ten aanzien van de waarderingsrapporten die als producties 10 en 11 bij het aanvullend
verzoekschrift van 8 februari 2021 zijn overgelegd, voert verweerder verder aan dat
hij het opmerkelijk vindt dat eerst nu melding van wordt gemaakt dat het zou gaan
om informatie die in het overlegscheidingstraject zou zijn verkregen, terwijl er wel
op de rapporten in de procedure bij de rechtbank is gereageerd. Ook met betrekking
tot deze rapporten betwist verweerder dat het zou gaan om informatie verkregen uit
het overlegscheidingstraject. Voor verweerder was er geen twijfel over de herkomst
van de financiële informatie zoals weergegeven in de rapporten. De ex-partner was
namelijk zelf ook werkzaam in de wereld van private equity en betrokken geweest bij
de fundraisingpresentatie van klager. Ook had de ex-partner notities van klager aangetroffen
in de echtelijke woning. Bovendien zijn de rapporten gebaseerd op jaarrekeningen verkregen
via de Kamer van Koophandel (KvK), openbare informatie (bijvoorbeeld een publicatie
in het Financieel Dagblad) en op gebruikelijke aannames in de wereld van private equity.
Er is geen inhoudelijke verwijzing naar de overlegscheiding. Tot slot voert verweerder
aan dat ook de ex-partner verweerder niet heeft medegedeeld dat de informatie in de
rapporten vallen onder de geheimhoudingsplicht uit het overlegscheidingstraject.
5.6 De raad overweegt als volgt. Op grond van het overgelegde klachtdossier en
hetgeen klager en verweerder mede ter zitting naar voren hebben gebracht, is de raad
van oordeel dat klager afdoende heeft onderbouwd dat de rapporten die als producties
10 en 11 in de rechtbankprocedure zijn overgelegd vertrouwelijke informatie bevatten
die klager in het kader van het overlegechtscheidingstraject heeft verstrekt. Klager
heeft ter zitting concreet gemaakt dat in deze rapporten zeer gedetailleerde informatie
staat over onder meer de winstcijfers van alle deelnemingen en van zijn bedrijf. Bovendien
heeft klager toereikend toegelicht dat deze informatie, anders dan verweerder stelt,
geen informatie betreft die beschikbaar is via de KvK danwel via andere publieke bronnen.
Klager heeft deze informatie destijds onder strikte vertrouwelijkheid bij e-mail van
12 maart 2020 aan de financieel adviseur verstrekt. De raad is van oordeel dat voor
verweerder kenbaar had moeten zijn dat de rapporten vertrouwelijke informatie bevatten.
In het rapport - opgesteld door de belastingadviseur - dat als productie 10 is overgelegd
staat dat het overzicht is opgesteld op basis van door klager aangeleverde informatie,
terwijl klager zelf nooit contact heeft gehad met de belastingadviseur. In het rapport
overgelegd als productie 11 staat dat de informatie aangereikt is door de ex-partner.
De raad is met verweerder van oordeel dat het onlogisch is de herkomst van de informatie
op deze manier uitdrukkelijk te benoemen in de rapporten als deze informatie ook via
openbare bronnen verstrekt had kunnen worden en acht aannemelijk dat de informatie
door klager enkel tijdens het overlegechtscheidingstraject ter beschikking is gesteld.
5.7 Eveneens heeft klager, naar het oordeel van de raad, voldoende onderbouwd dat
ook in het als productie 7 in hoger beroep overgelegde rapport van 4 juli 2022 gebruik
is gemaakt van vertrouwelijke informatie, die uit het overlegechtscheidingstraject
afkomstig was. Zo heeft klager erop gewezen dat in voetnoot 6 van dat rapport staat
dat de informatie is ontleend aan de eerdere rapportage van de belastingadviseur van
12 november 2020, oftewel productie 10 en dat in de voetnoten 2,3 en 5 wordt verwezen
naar het rapport van 11 november 2020, oftewel productie 11. Ten slotte heeft klager
onbetwist gesteld dat in het nieuwe rapport van 12 september 2022 dat verweerder in
plaats van productie 7 had ingebracht de voetnoten waren aangepast en niet langer
werd verwezen naar producties 10 en 11, maar dat dit niet betekent dat daarmee niet
meer werd gewerkt met vertrouwelijke en onder de geheimhouding vallende informatie.
5.8 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder de grenzen
van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de ex-partner heeft geschonden door
de rapporten in kwestie in het geding te brengen. Verweerder had met name op basis
van de mededelingen over de herkomst van de informatie in de rapporten (te weten afkomstig
van klager dan wel van de ex-partner) in combinatie met het feit dat de winstcijfers
van het bedrijf van klager niet beschikbaar zijn uit openbare bronnen, kunnen weten
dat het hier ging om gegevens afkomstig uit het overlegscheidingstraject waarop geheimhouding
rustte. Van verweerder als ervaren familierechtadvocaat en -mediator mocht verwacht
worden dat hij de door de ex-partner aangereikte rapporten kritischer had onderzocht
alvorens hij deze in eerste aanleg en hoger beroep overlegde. De klacht is daarom
gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in strijd met de in het kader van het overlegscheidingstraject
afgesproken geheimhouding informatie uit dit traject in de procedure bij de rechtbank
en bij het hof overgelegd. Hiermee heeft verweerder niet gehandeld zoals van een zorgvuldig
en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Schending van de vertrouwelijkheid
(een kernwaarde) is in beginsel van zodanige ernst dat een berisping op zijn plaats
is (zie Hof van Discipline 6 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:223). Nu verweerder,
nadat hij op zijn gedragingen is aangesproken, het eerste rapport van 4 juli 2022
heeft vervangen door een nieuw rapport (dat echter ook vertrouwelijke informatie bevatte)
en niet gebleken is dat verweerder bewust vertrouwelijke informatie in de procedures
heeft gebracht, volstaat de raad met oplegging van een waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline”
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4;
Aldus beslist door mr. mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. M. Bootsma, K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 17 juli 2023