ECLI:NL:TADRAMS:2023:129 Raad van Discipline Amsterdam 23-398/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-07-2023 |
Datum publicatie: | 20-07-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-398/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; De klacht van klager 1 is kennelijk ongegrond. Verweerster heeft zich in haar hoedanigheid van voorzitter van de klachtadviescommissie niet zodanig gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De klacht van klager 2 is kennelijk niet-ontvankelijk. Klager 2 heeft als adviseur van klager 1 geen rechtstreeks eigen belang bij zijn klacht over verweerster. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 17 juli 2023 (bij vervroeging)
in de zaak 23-398/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van met kenmerk 2196683/JS/MvV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1. Klager 1 heeft een geschil met een organisatie genaamd DUO+. Klager 1 heeft
een drietal klachten ingediend tegen de directie en medewerkers van DUO+. Klager 2
is de adviseur van klager 1 en heeft hem bijgestaan in de klachtprocedure bij DUO+.
1.2. Op 30 augustus 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de klachtencommissie
van DUO+. Verweerster trad op als voorzitter van de klachtencommissie. Aan het eind
van de hoorzitting is het onderzoek gesloten.
1.3. Op 7 september 2022 heeft klager 2, mede namens klager 1, een notitie aan
de secretaris van de klachtencommissie gestuurd waarin hij, onder meer, aan de orde
stelt dat tijdens de hoorzitting door medewerkers van DUO+ gelogen is. Hierop is geen
reactie gekomen.
1.4. Op 27 oktober 2022 heeft de klachtencommissie een verslag van de hoorzitting
en een daarmee samenhangend advies uitgebracht aan het bestuur van DUO+. Het verslag
en het advies zijn ondertekend door verweerster en de secretaris van de klachtencommissie.
1.5. Op 8 november 2022 hebben klagers het verslag en het advies ontvangen. Het
advies is door het bestuur van DUO+ nagenoeg onveranderd overgenomen.
1.6. Op 9 november 2022 hebben klagers een e-mail gestuurd naar het algemene e-mailadres
van DUO+, gericht aan verweerster, met de vraag of de klachtencommissie wel kennis
had genomen van de notitie van 7 september 2022. Hierop is geen reactie gekomen.
1.7. Op 16 november 2022 hebben klagers wederom een e-mail gestuurd aan het algemene
e-mailadres van DUO+, ditmaal gericht aan alle leden van de klachtencommissie, waarbij
zij inhoudelijk hebben gereageerd op het verslag en het advies van de klachtencommissie
en nogmaals de vraag hebben gesteld of de klachtencommissie wel kennis had genomen
van de notitie van 7 september 2022. Ook hierop is geen reactie gekomen.
1.8. Op 19 december 2022 hebben klagers verweerster via het algemene e-mailadres
van haar advocatenkantoor aangeschreven en haar (wederom) de vraag gesteld of de klachtencommissie
alvorens uitspraak te doen kennis heeft genomen van de notitie van 7 september 2022
en of de klachtencommissie kennis heeft genomen van de e-mail van klagers van 16 november
2022.
1.9. Daarop heeft verweerster per e-mail van diezelfde datum gereageerd. Zij schrijft
dat zij beide brieven niet heeft ontvangen en dat dat haar ook terecht lijkt omdat
bij de klachtencommissie niet wordt nagepleit.
1.10. Op 27 december 2022 hebben klagers verweerster verzocht alsnog van de brieven
van 7 september 2022 en 16 november 2022 kennis te nemen en daar inhoudelijk op te
reageren. Per e-mail van diezelfde datum heeft verweerster klagers laten weten niet
inhoudelijk te zullen reageren omdat het werk van de klachtencommissie is afgerond.
1.11. Op 13 januari 2023 hebben klagers de onderhavige klacht tegen verweerster
ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster
dat zij in haar hoedanigheid van voorzitter van de klachtencommissie van DUO+ klachtwaardig
heeft gehandeld door:
a) niet of nauwelijks kennis te hebben genomen van door hen ingediende stukken
en daarmee niet het gehele dossier te hebben bestudeerd;
b) ten onrechte niet te hebben vastgesteld dat het verslag van de hoorzitting wel
erg mager was en cruciale punten miste of onvolledigheden vermeldde;
c) ook achteraf geen kennis te hebben willen nemen van stukken die naar de mening
van klagers voor haar werk als voorzitter van de klachtencommissie van belang waren
om door te nemen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid klager 2
4.1 De voorzitter overweegt ten aanzien van het belang van klager 2 bij de hiervoor
weergegeven klachtonderdelen het volgende. In de Advocatenwet komt het voorziene recht
om een klacht in te dienen over een advocaat niet aan eenieder toe, maar slechts aan
diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn
belang is of kan worden getroffen.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat klager 2 door het handelen van verweerster
geen rechtstreeks eigen belang heeft bij een klacht over verweerster. Klager 1 heeft
een drietal klachten ingediend tegen de directie en medewerkers van DUO+. Klager 2
heeft klager 1 als adviseur in die klachtprocedure bij DUO+ bijgestaan. Verweerster
heeft als voorzitter van de klachtencommissie van DUO+ de klacht van klager 1 behandeld.
Weliswaar was klager 2 als adviseur van klager 1 hierbij nauw betrokken, maar in die
hoedanigheid heeft klager 2 hooguit een afgeleid belang en dat is onvoldoende om zijn
klacht over verweerster ontvankelijk te achten. De voorzitter acht klager 2 zelf dan
ook kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht. De klachtonderdelen zullen dan ook
inhoudelijk alleen worden beoordeeld voor zover zij zijn ingediend en toegelicht door
klager 1.
Toetsingskader klacht, ingediend door klager 1
4.3 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid
van voorzitter van de klachtencommissie. Uitgangspunt is dat het in artikel 46 en
volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen
en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening
te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan
die van advocaat, blijft voor hem of haar het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij
of zij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor
het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van
handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan
hem of haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Klachtonderdelen a), b) en c)
4.4 De klachtenonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en komen
neer op het verwijt dat verweerster haar werk als voorzitter van de klachtencommissie
van DUO+ niet goed heeft gedaan. Klager 1 voert aan dat hij en klager 2 tijdens de
hoorzitting op 30 augustus 2022 zijn verrast met een groot aantal nieuwe en opmerkelijke
punten die door DUO+ als feiten werden gepresenteerd maar die volgens hen niet konden
kloppen. Er bleken aperte leugens te worden verteld door de medewerkers van DUO+.
Dit heeft klager 2 namens klager 1 direct ter zitting aangegeven. Ook heeft klager
1 namens klager 1 het een en ander in een notitie gezet die op 7 september 2022 aan
de klachtencommissie is gestuurd. De klachtencommissie heeft voorafgaand aan het advies
van 27 oktober 2022 niet van deze notitie van 7 september 2022 kennisgenomen. Daardoor
staat het verslag van 27 oktober 2022 bol van de fouten en is het advies van 27 oktober
2022 op onjuiste feiten gebaseerd. Klager 2 heeft namens klager 1 zijn kritiek op
het verslag en het advies in zijn e-mail van 16 november 2022 verwoord en aan alle
leden van de klachtencommissie gestuurd. Ook van deze e-mail heeft de klachtencommissie
niet kennisgenomen (klachtonderdelen a) en b)). Verweerster heeft achteraf ook geen
kennis willen nemen van deze brieven. Klager 1 vindt dit onbegrijpelijk, nu volgens
hem duidelijk uit de e-mails blijkt dat zij door DUO+ is voorgelogen. Gevolg is dat
onder haar verantwoordelijkheid een advies is uitgebracht dat niet is gebaseerd op
alle juiste relevante feiten. Dit is laakbaar en onprofessioneel van verweerster.
Door de handelwijze van verweerster zijn zowel haar eigen integriteit als de belangen
van klager 1 geschaad. Klager 1 vraagt zich af of verweerster wel als onafhankelijke
en onbevooroordeelde partij heeft gefungeerd. Zij wordt immers betaald door DUO+ (klachtonderdeel
c).
4.5 Verweerster herkent zich niet in de verwijten van klager 1. Voor wat betreft
klachtonderdeel a) geldt dat noch uit het verslag, noch uit het uitgebrachte advies
de gevolgtrekking kan worden verbonden dat de klachtencommissie het dossier niet zou
hebben bestudeerd. Ten aanzien van klachtonderdeel b) voert verweerster aan dat het
verslag en het advies aan het bestuur van DUO+ is uitgebracht en niet aan klager 1.
Blijkens de aanhef van het verslag bevat dit een zakelijke en daarmee beknopte weergave
van hetgeen ter zitting is gesteld. Volgens verweerster bevat het verslag een begrijpelijke
en correcte weergave van wat er tijdens de hoorzitting is gezegd en besproken. Voor
wat betreft klachtonderdeel c) voert verweerster aan dat zij ervan overtuigd is dat
zij correct en in overeenstemming met de regeling klachtenbehandeling van DUO+ (hierna:
de regeling) heeft gehandeld door na het opstellen en toesturen van het verslag en
advies aan het bestuur, geen kennis meer te nemen van de nieuwe stukken die klager
1 had toegezonden. Volgens de regeling worden ingediende klachten tijdens een hoorzitting
behandeld waarna het onderzoek wordt gesloten. Een verslag van de zitting en een eventueel
advies wordt vervolgens aan het bestuur van DUO+ uitgebracht, die de klager(s) informeert
over het uitgebrachte advies, zijn oordeel daarover en de conclusies van het bestuur
ten aanzien van de klacht. Verweerster meent dat het haar niet valt aan te rekenen
dat zij pas op 19 december 2022 kennis heeft kunnen nemen van de brieven van 7 september
en 16 november 2022. Ook als zij de e-mails wel tijdig had ontvangen, was het volgens
haar niet aan de klachtencommissie geweest om deze alsnog in haar advies te betrekken,
maar aan het bestuur van DUO+. Daarbij kan klager 1, indien hij niet tevreden is met
de wijze waarop de klacht in eerste instantie is behandeld of de uitkomst daarvan,
de klacht in tweede instantie voorleggen aan de Nationale Ombudsman. De suggestie
van klager 1 dat verweerster niet onafhankelijk zou zijn omdat zij door DUO+ zou worden
betaald, wijst verweerster met klem van de hand. Zij heeft geen enkel persoonlijk
belang bij het vervullen van de rol van voorzitter of de uitkomst van het advies.
Zij is niet in dienst van DUO+ en werkt ook niet voor DUO+ als advocaat. Zij heeft
geen aparte vergoeding ontvangen voor het behandelen van de klachten van klager 1.
4.6 Op grond van de overgelegde stukken, de onderbouwing van de klacht en het verweer
van verweerster is de voorzitter niet gebleken dat verweerster bij de uitoefening
van haar taak als voorzitter van de klachtencommissie zich zodanig heeft gedragen
dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Naar het oordeel van de voorzitter
heeft verweerster genoegzaam onderbouwd dat het verslag en het advies van de klachtencommissie
onder haar voorzitterschap op zorgvuldige wijze en met inachtneming van de regeling
is gegeven. Daarbij heeft verweerster toereikend toegelicht dat de klachtencommissie
conform de geldende regels hieromtrent de na sluiting van het onderzoek toegezonden
e-mails van 7 september 2022 en 16 november 2022 terecht buiten beschouwing heeft
gelaten. Dat klager 1 zich niet kan vinden in het gegeven advies maakt naar het oordeel
van de voorzitter nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De tuchtrechter oordeelt bovendien niet over de inhoud van het door verweerster gegeven
advies. Daar staan andere wegen voor open.
4.7 De voorzitter is ook verder uit de stukken niet gebleken dat verweerster enig
tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat de voorzitter de klacht
van klager 1 in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht:
- voor zover ingediend door klager 2 kennelijk niet-ontvankelijk;
- voor zover ingediend door klager 1 in alle onderdelen, met toepassing van artikel
46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan
door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17
juli 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 17 juli 2023