ECLI:NL:TADRAMS:2023:127 Raad van Discipline Amsterdam 23-010/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:127
Datum uitspraak: 26-06-2023
Datum publicatie: 03-07-2023
Zaaknummer(s): 23-010/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet buiten de wettelijke verzettermijn ingediend. De raad heeft geen reden gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het verzet is niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 26 juni 2023
in de zaak 23-010/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 februari 2023 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 8 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 5 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1920658 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 20 februari 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Bij e-mail van 3 april 2023 heeft mevrouw R (hierna R) namens klager naar aanleiding van de door de raad bij (aangetekende) e-mail van 20 februari 2023 toegezonden voorzittersbeslissing het volgende bericht gestuurd: “Geachte griffie, Dank voor uw e-mail. [Klager] is dit weekend een beetje hersteld van zijn hersenbloeding. Daarom deel ik u mee dat hij vandaag in hoger beroep zal gaan tegen uw uitspraak. Gelukkig is dit nog binnen de 6 weken. (…)”
1.5    Bij e-mail van eveneens 3 april 2023 heeft R namens klager bij het Hof van Discipline (hierna: het hof) hoger beroep ingesteld tegen de voorzittersbeslissing. 
1.6    Bij e-mail 4 april 2023 heeft de griffie van het hof de e-mail van R ter behandeling als verzetschrift van klager aan de raad doorgestuurd. 
1.7    Bij e-mail van 4 april 2023 heeft de griffie van de raad R als volgt bericht: “Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw e-mail met bijlagen van 3 april jl., die wij zojuist ontvingen via het Hof van Discipline. Ik wijs u erop dat een verzetschrift, met daarin de gronden van het verzet, op grond van de wet binnen 30 dagen na verzending van de voorzittersbeslissing moet zijn ontvangen op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk. Dit is ook vermeld op bladzijde 7 van de voorzittersbeslissing. [Klager] stelt verzet in tegen de beslissing van 20 februari 2023, verzonden op 20 februari 2023. Nu uw e-mail inzake het verzet te laat, namelijk na afloop van de termijn van 30 dagen na 20 februari 2023, is ontvangen, zal de raad [klager] naar alle waarschijnlijkheid niet-ontvankelijk verklaren in het verzet. In dat geval zal de raad niet toekomen aan de inhoudelijke behandeling van het verzet. Graag verneem ik of [klager] ondanks het voorgaande het verzet wil voortzetten.”
1.8    Bij e-mail van eveneens 4 april 2023 heeft R als volgt geantwoord: “[Klager] was te ziek (hersenbloeding) om eerder te reageren. Graag willen we het verzet wel voort zetten.”
1.9    Het verzet (aldus door het hof ontvangen op 3 april 2023 en aan de raad doorgezonden op 4 april 2023) is behandeld op de zitting van de raad van 15 mei 2023. Daarbij waren klager  en verweerder aanwezig.  
1.10    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Klager heeft allereerst gesteld dat hij vanwege een hersenbloeding niet eerder een verzetschrift heeft kunnen indienen. Verder heeft klager gesteld dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Hij heeft erop gewezen dat zijn belangrijkste klacht was dat verweerder op ‘no cure no pay’ basis werkt en dat mag niet volgens de advocatenwet. 
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad het verzet inhoudelijk kan beoordelen, moet de raad ambtshalve vaststellen of klager kan worden ontvangen in zijn verzet.
4.2    Op grond van artikel 46 lid 1 Advocatenwet kan klager tegen een beslissing van de voorzitter binnen 30 (dertig) dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing verzet instellen bij de raad van discipline. Uit de beslissing van de voorzitter blijkt dat deze op 20 februari 2022 per aangetekende e-mail naar partijen is verzonden. Klager kon dus uiterlijk op 21 maart 2023 zijn verzetschrift bij de griffie van de raad indienen. Klager heeft zijn verzetschrift echter pas op 3 april 2023 per e-mail bij het hof ingediend en het hof heeft het op 4 april 2023 aan de raad doorgezonden. Klagers verzetschrift van 3 april 2023 is derhalve buiten de verzettermijn van 30 dagen - en daarmee te laat - ingediend. Klager heeft gesteld dat hij vanwege een hersenbloeding niet eerder in staat was om een verzetschrift in te dienen. De raad volgt klager niet in zijn stelling en overweegt hiertoe het volgende. Zoals uit het overzicht van de feiten blijkt, had klager ten tijde van het indienen van zijn verzetschrift hulp van R, die destijds werkzaam was voor klager (en ook in 2021, toen klager contact had met verweerder, diens belangen behartigde omdat klager met gezondheidsproblemen kampte). R kondigde op 3 april 2023 aan dat zij namens klager hoger beroep wilde aantekenen (welk hoger beroep vervolgens door het hof als verzet is doorgestuurd aan de raad). Uit de e-mail blijkt eveneens dat zij daarbij in de veronderstelling verkeerde dat de termijn voor het indienen van verzet zes weken besloeg. Hieruit concludeert de raad dat de reden voor het te laat indienen van het verzetschrift veeleer was gelegen in het feit dat  uitgegaan werd van een verkeerde verzettermijn, en niet zozeer in de omstandigheid dat klager een hersenbloeding had. Dat uitgegaan werd van een verkeerde termijn betreft een omstandigheid die voor risico van klager komt. De raad ziet dan ook geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het verzet is niet-ontvankelijk.  

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. N. Abu Ghazaleh-Borgers als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2023.


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 26 juni 2023