ECLI:NL:TADRAMS:2023:109 Raad van Discipline Amsterdam 23-008/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:109 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-06-2023 |
Datum publicatie: | 16-06-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-008/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Klager 1 heeft als 100% aandeelhouder van klager 2 slechts een afgeleid belang bij de klacht over verweerder en dat is onvoldoende voor ontvankelijkheid. Ten tijde van de in Nederland lopende renvooiprocedure was de rechtsgeldigheid van de stukken waarop verweerder zich beriep nog niet aangetast. Het feit dat een Russische rechter later heeft geoordeeld dat de notariële akte niet rechtsgeldig is, betekent niet meteen dat verweerder in de renvooiprocedure die in Nederland gevoerd werd geen beroep op deze akte heeft mogen doen. De procedures in Rusland over de notariële akte zijn pas in 2021, in cassatie, geëindigd. Tot dat moment was de rechtsgeldigheid van de notariële akte niet aangetast en stond het verweerder vrij om deze akte te betrekken bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte. Ook het feit dat de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 18 mei 2022 heeft geoordeeld dat de vordering die verweerders cliënte in de rangregeling heeft ingediend gefingeerd is, betekent niet meteen dat verweerder in het belang van zijn cliënte geen beroep heeft mogen doen op de notariële akte. De klacht is in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 5 juni 2023
in de zaak 23-008/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 juli 2022 heeft klager 1 mede namens klager 2 bij de deken van de Orde
van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend
over verweerder.
1.2 Op 3 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2026829/JS/KV
digitaal van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 april 2023. Daarbij
was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager 1 is 100% aandeelhouder van klager 2.
2.2 Klager 1 en zijn zakenpartner de heer G. zijn met elkaar verwikkeld in een
zakelijk conflict over een of meer onroerende zaken in Moskou. Deze onroerende zaken
zijn juridisch eigendom van bedrijf X, een Nederlandse vennootschap. De aandelen in
deze vennootschap worden gehouden door klager 2 die certificaten heeft uitgegeven.
De heer G. hield 50% van deze certificaten en klager 2 de andere 50%.
2.3 De heer G. was tot 5 december 2017 gehuwd met mevrouw L.
2.4 Op 5 december 2017 heeft een Russische rechter de echtscheiding van de heer
G. en mevrouw L. uitgesproken. In het kader van de echtscheiding heeft mevrouw L.
de door de heer G. gehouden certificaten in klager 2 toebedeeld gekregen. De waarde
daarvan is destijds vastgesteld op 2,4 miljoen Amerikaanse dollar.
2.5 Op grond van het Russische echtscheidingsvonnis heeft mevrouw L. maritaal vreemdelingenbeslag
doen leggen op de door de heer G. gehouden aandelen.
2.6 Bij beschikking van 17 mei 2018 heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat
het beslag geen doel treft, omdat het Nederlandse goederenrecht in de weg staat aan
de overdracht van de certificaten aan mevrouw L. Volgens de rechtbank levert het Russische
echtscheidingsvonnis wel een geldige titel voor overdracht aan mevrouw L.
2.7 Intussen had klager 2 executoriaal beslag laten leggen op de door de heer G.
gehouden certificaten.
2.8 Omdat mevrouw L. haar aanspraken op de (waarde van de) certificaten veilig
wilde stellen, heeft de heer G. in een Nederlandse notariële akte van 1 april 2020
de waarde van de certificaten schuldig erkend, zodat mevrouw L. executoriaal beslag
kon doen leggen op de te veilen certificaten. Dat beslag is op 3 april 2020 gelegd
en de veiling heeft op 7 april 2020 plaatsgevonden. Vervolgens zijn een rangregeling
en een renvooiprocedure geopend, omdat er naast mevrouw L. nog twee beslagleggers
waren. Verweerder heeft mevrouw L. hierin bijgestaan.
2.9 Tijdens de renvooiprocedure, waarin klager 2 de vorderende partij was, bleek
dat de deurwaarder het namens mevrouw L. gelegde executoriaal beslag op onjuiste wijze
had gelegd. Ook bleek dat een Russische rechter had geoordeeld dat de Nederlandse
notariële akte van 1 april 2020 niet geldig was. Deze procedure in Rusland is pas
op 11 juni 2021 geëindigd na uitspraak in cassatie.
2.10 In de renvooiprocedure over de verdeling van de veilingopbrengst van de aandelen
in bedrijf X heeft de rechtbank Amsterdam op 18 mei 2022 geoordeeld dat het beslag
op onjuiste wijze is gelegd, dat sprake is van een gefingeerde vordering en dat de
economische ratio voor de schuldigerkenning door de heer G. aan mevrouw L. ontbreekt.
De rechtbank heeft de aanspraken van mevrouw L. op de (waarde van de) certificaten
afgewezen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder
het volgende:
a) verweerder heeft mevrouw L. in het geschil met klagers bijgestaan;
b) verweerder heeft zich beroepen op valse dan wel gefingeerde vorderingen en stukken,
waarmee hij informatie heeft verstrekt waarvan hij weet, althans had behoren te weten,
dat deze onjuist is;
c) verweerder is tegen beter weten in blijven doorprocederen, waarmee hij klagers
op hoge kosten heeft gejaagd.
3.2 De achtergrond van de klacht is dat verweerder als advocaat van mevrouw L.
volgens klagers heeft geprobeerd het belang van klager 2 in de renvooiprocedure te
verwateren.
3.3 Klagers hebben in verband met hun klacht gewezen op gedragsregels 1 en 8. Gedragsregel
1 bepaalt dat de advocaat is gehouden tot een betamelijke beroepsuitoefening. Gedragsregel
8 bepaalt dat de advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke
informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is.
3.4 De raad zal hierna, waar nodig, op de standpunten en stukken van klagers ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en beroept zich primair op de niet-ontvankelijkheid
van klager 1, omdat klager 1 volgens hem geen partij is bij de procedure die onderwerp
is van de ingediende klacht. Subsidiair betwist verweerder dat hij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder aan dat hij optreedt
als raadsman van mevrouw L. in een omvangrijk geschil tussen zijn cliënte en haar
ex-echtgenoot de heer G. Volgens verweerder was tot de uitspraak van de Russische
rechter in cassatie op 11 juni 2021 geen sprake van een gefingeerde vordering en heeft
hij voor die uitspraak namens mevrouw L. het standpunt mogen verdedigen dat sprake
was van een geldige titel. Verder voert verweerder aan dat hij bij het opstellen van
de processtukken heeft mogen uitgaan van de informatie die zijn cliënte hem verschafte
en dat hij geen reden had te twijfelen aan de waarachtigheid daarvan. Tot slot voert
verweerder aan dat van onnodig procederen geen sprake is, omdat hij als advocaat alles
moet doen wat in redelijkheid van hem verwacht mag worden om de belangen van zijn
cliënte te behartigen.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Klager 1 is niet-ontvankelijk in de klacht
5.1 Verweerder heeft allereerst een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van
klager 1, omdat klager 1 volgens verweerder geen partij is bij de procedure die onderwerp
is van de ingediende klacht. Dit beroep slaagt. Het klachtrecht in de zin van de Advocatenwet
komt toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks
in zijn belang is of kan worden getroffen. De klacht gaat over het handelen van verweerder
als advocaat van de ex-echtgenote van de heer G., een zakenpartner van klager 1, in
de renvooiprocedure. Klager 1 en de heer G. zijn ieder voor 50% aandeelhouder van
bedrijf X en de aandelen worden gehouden door klager 2. Bij de renvooiprocedure waren
klager 2 en mevrouw L., de cliënte van verweerder, betrokken maar klager 1 was daarbij
geen partij. Het feit dat klager 100% aandeelhouder is van klager 2 geeft klager 1
slechts een afgeleid belang bij de klacht over verweerder en dat is onvoldoende voor
ontvankelijkheid. Klager 1 is dan ook niet-ontvankelijk in de klacht over verweerder.
De raad zal de klacht van klager 2 hierna inhoudelijk beoordelen.
De raad toetst de klacht over verweerder aan artikel 46 Advocatenwet
5.2 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht toetst de tuchtrechter
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, vanwege ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij
wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per
geval beoordeeld.
5.3 De raad stelt vast dat de klacht in alle onderdelen gaat over het handelen
van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager 2 in de renvooiprocedure.
Uitgangspunt is dat deze advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen
van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt.
Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de
advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (b) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in
het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen
gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen
niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen
waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij
toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd
ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn
cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
De raad verklaart klachtonderdeel a) ongegrond
5.4 Met klachtonderdeel a) verwijt klager 2 verweerder dat hij mevrouw L. heeft
bijgestaan, onder meer in de renvooiprocedure.
5.5 De raad is van oordeel dat het verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten
dat hij zijn cliënte, mevrouw L., heeft bijgestaan in onder meer de renvooiprocedure.
Los van het gebrek aan een feitelijke onderbouwing van dit verwijt wijst de raad erop
dat het verweerder vrijstaat om te kiezen welke cliënten hij wil bijstaan en welke
niet. Het stond verweerder dan ook vrij om de belangen van mevrouw L. te behartigen.
Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.
De raad verklaart klachtonderdeel b) ongegrond
5.6 Met klachtonderdeel b) verwijt klager 2 verweerder dat hij zich heeft beroepen
op valse dan wel gefingeerde vorderingen en stukken, waarmee hij informatie heeft
verstrekt waarvan hij weet, althans had behoren te weten, dat deze onjuist is.
5.7 De raad is op grond van het klachtdossier en de door verweerder ter zitting
gegeven toelichting van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden
gemaakt. Ten tijde van de in Nederland lopende renvooiprocedure was de rechtsgeldigheid
van de stukken waarop verweerder zich beriep, het echtscheidingsvonnis en de daarop
gebaseerde notariële akte van 1 april 2020, nog niet aangetast. Verweerder heeft in
zijn schriftelijke verweer en ter zitting toegelicht dat hij zijn cliënte heeft gevraagd
naar de status van de in Rusland lopende procedures rond de echtscheiding en dat klagers
de rechtsgeldigheid van dat vonnis in de procedures voor de Nederlandse rechter niet
hebben betwist. Het is de raad niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond
waarvan verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de informatie die hij van
zijn cliënte had gekregen. Het feit dat een Russische rechter later heeft geoordeeld
dat de notariële akte van 1 april 2020 niet rechtsgeldig is, betekent niet meteen
dat verweerder in de renvooiprocedure die in Nederland gevoerd werd geen beroep op
deze akte heeft mogen doen. De procedures in Rusland over de notariële akte zijn pas
in 2021, in cassatie, geëindigd. Tot dat moment was de rechtsgeldigheid van de notariële
akte niet aangetast en stond het verweerder vrij om deze akte en het echtscheidingsvonnis
te betrekken bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte. Ook het feit dat
de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 18 mei 2022 heeft geoordeeld dat de vordering
die mevrouw L. in de rangregeling heeft ingediend gefingeerd is, betekent niet meteen
dat verweerder in het belang van zijn cliënte geen beroep heeft mogen doen op de notariële
akte en het echtscheidingsvonnis. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.
De raad verklaart klachtonderdeel c) ongegrond
5.8 Met klachtonderdeel c) verwijt klager 2 verweerder dat hij tegen beter weten
in is blijven doorprocederen, waarmee hij klager 2 op hoge kosten heeft gejaagd.
5.9 De raad kan de juistheid van dit verwijt niet vaststellen, omdat klager 2 dit
klachtonderdeel niet met feiten heeft onderbouwd. Op grond van het klachtdossier en
de door verweerder ter zitting gegeven toelichting kan de raad ook niet vaststellen
dat verweerder de belangen van klager 2 onevenredig heeft geschaad door in het belang
van zijn cliënte te procederen. Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klager 1 niet-ontvankelijk in de klacht;
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. D. Horeman en H. Bakker, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden: 5 juni 2023