ECLI:NL:TADRAMS:2023:103 Raad van Discipline Amsterdam 23-272/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:103
Datum uitspraak: 22-05-2023
Datum publicatie: 25-05-2023
Zaaknummer(s): 23-272/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. Verder geldt dat hoewel klager eerder een klacht over verweerster heeft ingediend met in de kern dezelfde soort verwijten over hetzelfde feitencomplex er geen sprake is van ne bis in idem. Klager heeft zijn eerdere klacht over verweerster binnen twee maanden weer ingetrokken, waardoor niet alleen de tuchtrechter nog geen oordeel over de klacht had gegeven, maar ook de deken nog geen dekenvisie over de klacht had gegeven en verweerster nog geen verweer tegen de klacht had gevoerd.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 mei 2023
in de zaak 23-272/A/A

naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:
 
verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 april 2023 met kenmerk 2102846, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van dse op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 en bijlagen 1 tot en met 3 uit het dossier met kenmerk 1695433. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Op 18 november 2021 is klager gearresteerd in verband met een mishandeling op de Zeedijk in Amsterdam. Er bestaan camerabeelden van het incident. Verweerster heeft klager in de eerste periode bijgestaan in zijn strafzaak. 
1.2    Bij beschikking van 29 november 2021 heeft de rechtbank Amsterdam een bevel tot klagers gevangenhouding afgegeven. Hiertegen heeft verweerster namens klager hoger beroep ingesteld. Verweerster heeft van het Openbaar Ministerie (OM) een cd-rom ontvangen met de camerabeelden van het incident. Het OM had deze beelden van de politie gekregen. Verweerster heeft klager in december 2021 in de PI bezocht en samen met hem de camerabeelden bekeken. Verweerster heeft de camerabeelden op haar telefoon laten zien. 
1.3    Op 22 december 2021 heeft bij het gerechtshof Amsterdam een onderzoek in raadkamer plaatsgevonden. Van deze raadkamer is een proces-verbaal opgesteld. Verweerster heeft klager daarin bijgestaan. 
1.4    Op 7 januari 2022 heeft klager een klacht bij de deken ingediend over verweerster. Nog voordat verweerster inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de klacht, heeft klager die klacht weer ingetrokken. 
1.5    Op 8 februari 2022 heeft verweerster de behandeling van de strafzaak overgedragen aan mr. Van R. Het secretariaat van verweerster heeft het strafdossier aan mr. Van R gestuurd. Nadien heeft verweerster geen werkzaamheden meer voor klager verricht. Op enig moment heeft mr. Van R de behandeling van de strafzaak overgedragen aan mr. H. 
1.6    Mr. H heeft op enig moment telefonisch contact met verweerster opgenomen en haar gevraagd of zij de camerabeelden nog op haar telefoon had staan. Deze beelden heeft verweerster toen per Whatsapp aan mr. H doorgestuurd. 
1.7    Bij brief van 1 maart 2022 heeft (een stafmedewerker van) de deken de intrekking van de klacht van 7 januari 2022 aan klager en verweerster bevestigd. Hij schrijft in dat verband: “In navolging op de verschillende e-mailberichten van afgelopen maand omtrent de klacht van [klager] over [verweerster] en de intrekking daarvan bevestig ik u langs deze weg dat het dossier in deze kwestie gesloten is.”
1.8    Op 30 maart 2022 heeft mr. H klager in de PI bezocht. Klager heeft toen de camerabeelden op de laptop van mr. H bekeken.  
1.9    Op 19 september 2022 heeft klager onderhavige klacht over verweerster bij de deken ingediend. Op 10 oktober 2022 heeft klager zijn klacht aangevuld en nader toegelicht. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 
a)    Verweerster heeft in strijd met eerdere verklaringen aan klager, aan mr. H verteld dat zij camerabeelden die zij op haar telefoon had, heeft verwijderd;
b)    Verweerster heeft, in tegenstelling tot hetgeen zij klager had verteld, wel degelijk over een cd-rom beschikt waarop camerabeelden stonden. Dit heeft het secretariaat van haar kantoor aan klager bevestigd; 
c)    Verweerster zou aan mr. H de camerabeelden e-mailen, hetgeen suggereert dat zij toch over de beelden beschikte;
d)    Verweerster heeft (blijkens het hiervoor gestelde) tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daarmee heeft zij willen verhullen dat de beelden afkomstig zijn van het OM;
e)    Verweerster heeft opzettelijk de authentieke camerabeelden achtergehouden; 
f)    Verweerster was ervan op de hoogte dat het OM camerabeelden heeft gemanipuleerd om klager te misleiden en klager in zijn verdediging te schaden. Verweerster heeft niets met deze informatie gedaan en daarmee klager in zijn verdediging geschaad. 

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Ontvankelijkheid klacht
4.1    In het tuchtrecht geldt het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel houdt in dat niet voor een tweede maal kan worden geklaagd over een gedraging van een advocaat waarover de tuchtrechter al geoordeeld heeft. Daarnaast verzet het beginsel zich ertegen dat een advocaat, nadat is geoordeeld over een klacht die een bepaald feitencomplex betreft, wordt geconfronteerd met een andere klacht van dezelfde klager die zijn grondslag vindt in datzelfde feitencomplex. Het voormelde beginsel brengt dan ook mee dat een klager, die zich naar aanleiding van een bepaald feitencomplex over een advocaat wenst te beklagen, zijn klachten in één keer kenbaar dient te maken. Een advocaat moet er na de (onherroepelijke) beslissing van de tuchtrechter immers op kunnen vertrouwen dat de klacht definitief afgewikkeld is. 
4.2    Hoewel klager op 7 januari 2022 eerder een klacht over verweerster heeft ingediend met in de kern dezelfde soort verwijten over hetzelfde feitencomplex als de onderhavige klacht, is naar het oordeel van de voorzitter in dit geval geen sprake van ne bis in idem. Zoals uit het toetsingskader onder 4.1 volgt is het niet geoorloofd om opnieuw te klagen over een gedraging van een advocaat of over een feitencomplex waarover de tuchtrechter al geoordeeld heeft. Die situatie doet zich hier niet voor. De klacht van klager van 7 januari 2022 is binnen twee maanden weer ingetrokken, waardoor niet alleen de tuchtrechter nog geen oordeel over de klacht had gegeven, maar ook de deken nog geen dekenvisie over de klacht had gegeven en verweerster nog geen verweer tegen de klacht had gevoerd. De voorzitter acht klager dan ook ontvankelijk in zijn onderhavige klacht over verweerster. 
Inhoudelijk  
4.3    De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop de advocaat een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar de advocaat voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 
Klachtonderdelen a) tot en met f)
4.4    De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen. De klachtonderdelen hebben alle betrekking op de camerabeelden die als bewijsmateriaal onderdeel uitmaken van het strafdossier van klager. 
4.5    Klager verwijt verweerster het volgende. Verweerster had tijdens haar bezoek aan klager in de PI in december 2021 camerabeelden van het voorval op 18 november 2021 op haar telefoon laten zien. Volgens klager had verweerster toegelicht dat zij niet beschikte over een laptop waarop een cd-rom kon worden afgespeeld. Ook zou verweerster hebben verklaard niet over de cd-rom met camerabeelden te beschikken. Klager heeft daarna met het kantoor van verweerster gebeld. Een medewerker van het secretariaat heeft hem toen meegedeeld dat klaagster wel een over de cd-rom beschikte. Niemand weet echter waar die cd-rom is gebleven, aldus klager. Tijdens het bezoek van (een van klagers opvolgende advocaten) mr. H aan klager op 30 maart 2022 heeft mr. H hem ook de camerabeelden getoond. Op klagers vraag waar deze beelden vandaan kwamen, heeft mr. H hem verteld dat deze afkomstig zijn van verweerster. Klager heeft mr. H toen gevraagd of hij bij verweerster wilde nagaan of zij deze camerabeelden nog op haar telefoon had staan. Mr. H had klager geantwoord dat verweerster die beelden nog aan hem zou e-mailen, hetgeen suggereert dat verweerster, anders dan zij aan klager had verklaard, de camerabeelden niet uit haar telefoon had verwijderd. Volgens klager zijn de camerabeelden in het bezit van verweerster niet de authentieke camerabeelden die gemaakt zijn op 18 november 2021 op de Zeedijk. Er is volgens klager duidelijk te zien dat op de beelden op de telefoon van verweerster correcties zijn toegepast door het OM om klager te misleiden. Verweerster was hiervan op de hoogte. Verweerster heeft aldus meegewerkt aan de aanpassingen in de camerabeelden en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
4.6    Verweerster heeft toegelicht dat zij van het OM een cd-rom met camerabeelden had ontvangen. De politie meende dat op de beelden klager te zien zou zijn. Omdat er in de PI geen computer voorhanden was en op haar laptop geen cd-rom kon worden afgespeeld, heeft zij met haar telefoon een video gemaakt van de cd-rom die wel op haar desktop op kantoor afgespeeld kon worden. Deze beelden heeft verweerster in de PI aan klager getoond. Verweerster heeft betwist dat zij de beelden heeft aangepast of heeft gemanipuleerd. Zij heeft ook nooit gelogen over de cd-rom en evenmin heimelijk samengespannen met politie of justitie. Op 8 februari 2022 heeft het secretariaat van verweersters kantoor het dossier inclusief de cd-rom naar mr. Van R verzonden. Later is verweerster gebeld door mr. H die verweerster vroeg of zij de beelden nog op haar telefoon had staan, omdat mr. Van R de cd-rom niet aan mr. H zou hebben doorgestuurd. Verweerster heeft toen de beelden per Whatsapp aan mr. H doorgestuurd. 
4.7    De voorzitter overweegt dat het in een tuchtprocedure als deze in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Naar het oordeel van de voorzitter is klager hierin niet geslaagd. Het klachtdossier bevat in de eerste plaats geen aanknopingspunten voor klagers stelling dat de camerabeelden door het OM gemanipuleerd zouden zijn en verweerster hiervan af zou weten. Van een heimelijke samenspanning met het OM is het de voorzitter ook niet gebleken. Verder valt uit de gedingstukken niet af te leiden dat de door verweerster op haar telefoon aan klager getoonde camerabeelden niet de authentieke beelden zouden zijn. Het dossier biedt evenmin grondslag voor klagers stelling dat verweerster hem zou hebben meegedeeld dat zij de camerabeelden zou hebben verwijderd uit haar telefoon, terwijl zij deze vervolgens via Whatsapp had doorgestuurd aan mr. H. Tot slot heeft verweerster toereikend toegelicht dat zij, anders dan klager stelt, niet heeft gelogen over de cd-rom, maar deze met de overdracht van het dossier aan mr. Van R had laten sturen. Al met al is het de voorzitter op geen enkele wijze gebleken dat verweerster bij de behandeling van klagers strafzaak valsheid in geschrifte kan worden verweten, dan wel dat zij anderszins tekortgeschoten is in haar dienstverlening aan klager. Van verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake.    
4.8    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2023. 


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 22 mei 2023