ECLI:NL:TADRAMS:2022:98 Raad van Discipline Amsterdam 22-170/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:98 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-05-2022 |
Datum publicatie: | 02-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-170/A/NH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet in geschil is dat klager geen cliënt en ook geen wederpartij van verweerder is (geweest). Klagers klacht gaat over het te besteden publieksgeld. Klager klaagt aldus in het algemeen belang. Klager is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 mei 2022
in de zaak 22-170/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 23 februari 2022 met kenmerk td/ss/1642133, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de door de deken op verzoek van de voorzitter nagezonden e-mail van klager van 4 februari 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 De kantoorgenoot van verweerder 1, mr. H, treedt op als advocaat van een onderwijsstichting
(hierna: de stichting). Tevens treedt mr. H op in procedures die klager heeft aangespannen
tegen een aantal leerkrachten van de middelbare school van zijn zoon. Deze leerkrachten
zijn in dienst van de stichting.
1.2 Bij brief van 13 december 2021 heeft klager een klacht ingediend bij de deken
over verweerder 1 en over het kantoor van verweerder 1, verweerder 2. In diezelfde
brief heeft hij een klacht ingediend over mr. H, de kantoorgenoot van verweerder 1.
1.3 Bij e-mail van 16 december 2021 heeft de deken klager verzocht zijn klachten
bij aparte brieven in te dienen en te specificeren wat klager in dit dossier verweerders
precies verwijt.
1.4 Bij e-mails van 6 januari 2022 en 21 januari 2022 heeft de deken klager een
herinnering gestuurd terzake van dit verzoek.
1.5 Bij e-mail van 4 februari 2022 heeft klager gereageerd op het verzoek. Hij
heeft toegelicht dat zijn onderhavige klacht is gericht tegen verweerder 1 als advocaat
en eigenaar van verweerder 2 en tegen verweerder 2.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar
hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager heeft de verwijten
die hij verweerders maakt als volgt toegelicht. Mr. H die als advocaat optreedt voor
de stichting wordt volgens klager door de stichting betaald met publieksgeld van de
school dat door de gemeente en belastingbetalers wordt vergoed. Mr. H is de kantoorgenoot
van verweerder 1 en ook werkzaam bij verweerder 2. Klager heeft mr. H reeds aangeklaagd
wegens onrechtmatige handelingen en wegens het verzwendelen van het publieksgeld.
Volgens klager heeft verweerder 2 ook verduisterd publieksgeld ontvangen en ontvangt
hij dat nog steeds. Verweerder 1 stroomt het verduisterde publieksgeld naar zijn zak
en is zodoende eveneens van rechtswege betrokken in dit tuchtrechtelijke geschil.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. Verweerder 1 heeft gesteld
dat hij klager alleen kent als de wederpartij in zaken van zijn kantoorgenoot mr.
H. Hij heeft klager verder nooit gezien of met hem te maken gehad. Zijn opmerkingen
zijn lasterlijk en volstrekt onjuist en missen werkelijk enige relevantie en realiteitszin.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden
ontvangen in zijn klacht tegen verweerders.
4.2 Voor zover de klacht gericht is tegen verweerder 2 overweegt de voorzitter
dat het tuchtrecht voor advocaten ziet op klachten over het handelen van een individuele
advocaat. Alleen indien het gedrag waarover wordt geklaagd het kantoor kan worden
aangerekend, kan de klacht worden ontvangen als gericht tegen het kantoor. Van dit
laatste is niet gebleken, zodat de klacht, voor zover gericht tegen verweerder 2,
kennelijk niet-ontvankelijk is.
4.3 Voor zover de klacht gericht is tegen verweerder 1 overweegt de voorzitter
het volgende. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen
een advocaat komt niet aan eenieder toe, maar slechts aan diegene die door het handelen
of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt
het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet in geschil is dat klager geen cliënt
en ook geen wederpartij van verweerder 1 is (geweest). Klagers klacht gaat over het
te besteden publieksgeld. Klager klaagt aldus in het algemeen belang. Dat belang is,
zoals hiervoor is overwogen, voorbehouden aan de deken. De klacht, voor zover gericht
tegen verweerder 1 is dan ook eveneens kennelijk niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in zijn geheel met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers - Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 mei 2022