ECLI:NL:TADRAMS:2022:96 Raad van Discipline Amsterdam 22-213/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:96
Datum uitspraak: 30-05-2022
Datum publicatie: 02-06-2022
Zaaknummer(s): 22-213/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: klacht gaat over een advocaat van een andere partij. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat van een andere partij toekomt, heeft overschreden. Nu verweerder niet klagers advocaat is en hij rekening en verantwoording aflegt aan de bewindvoerder heeft hij, anders dan klager stelt, geen informatieplicht jegens klager. De klacht is kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van 30 mei 2022
in de zaak 22/213/A/A 

naar aanleiding van de klacht van:

Klager

over:

     
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 maart 2022 met kenmerk 1637013/EJH/YH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Verweerder is de advocaat van twee vennootschappen. Enig bestuurder en aandeelhouder van die vennootschappen was wijlen de heer T. Klager is zijn zoon. 
1.2    De heer T is in juni 2021 overleden. Sinds zijn overlijden wordt het beheer over de vennootschappen gevoerd door een bewindvoerder.  
1.3    Verweerder voert zijn werkzaamheden voor de vennootschappen sinds het overlijden van de heer T in opdracht van de bewindvoerder uit en legt aan hem rekening en verantwoording af. 
1.4    Bij e-mail van 8 december 2021 heeft klager verweerder, met een andere advocaat in cc, het volgende bericht: “Ik heb u vandaag verschillende keren telefonisch proberen te bereiken, echter na herhaaldelijke terugbelverzoeken te hebben achtergelaten word ik helaas niet door u teruggebeld. (…) Ik hoop dat u in de toekomst in staat bent om de beleefdheid op te kunnen brengen om mij terug te bellen naar aanleiding van mijn terugbelverzoeken.” 
1.5    Bij e-mail van eveneens 8 december 2021 heeft verweerder klager het volgende geantwoord: “Ik weet niet waar dit over gaat. Ik ken u niet. Ik neem geen instructies van u aan en ben ook niet gediend van dit soort berichten. Kennelijk bent u ergens in verwikkeld geraakt. Ik ben daar echter niet bij betrokken. Ik verzoek u zich tot de juiste partijen of instanties te wenden.” 
1.6    Op 9 december 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 
1.7    Bij e-mail van eveneens 9 december 2021 heeft klager twee kantoorgenoten van verweerder het volgende bericht gestuurd: “Zojuist heb ik tegen uw (…) partner (…) een klacht ingediend bij de deken aangezien hij claimt mij niet te kennen, nooit gesproken te hebben en niets te weten over mijn dossiers, ik sta perplex. Terugbelverzoeken worden genegeerd. Ik ben enig erfgenaam, zoon, eigenaar en belanghebbende van wijlen mijn vader de heer (…) T(…). Er lopen op dit moment drie zaken van mij bij hem (…). U begrijpt dat ik uw kantoor en u allen persoonlijk aansprakelijk zal stellen indien hier schade uit voortvloeit.”
1.8    Naar aanleiding van deze e-mail heeft verweerder bij de bewindvoerder navraag gedaan over klager. Die heeft hem laten weten dat klager onder bewind staat en hierdoor beschikkingsonbevoegd is en dat de heer T in zijn testament heeft opgenomen dat na zijn overlijden niet klager maar een bewindvoerder het beheer over de vennootschappen zou voeren.  
1.9    Bij e-mail van 10 december 2021 heeft verweerder klager naar aanleiding van zijn e-mail van 9 december 2021 aan zijn kantoorgenoten het volgende bericht gestuurd: “Inmiddels ontving ik onderstaande e-mail van twee van mijn kantoorgenoten waarin u melding maakt van een jegens (…) mij ingediende klacht. In die e-mail stelt u zich voor als de zoon en erfgenaam van (…) T(…). Het had wellicht geholpen als u in uw e-mail van afgelopen woensdag (…) zichzelf had voorgesteld en even kort had toegelicht waar de kwestie in uw e-mail over gaat. Dan had ik u kunnen laten weten dat ik u zou doorverwijzen naar de bewindvoerder. U schrijft in uw e-mail dat mijn kantoor drie dossiers van u in behandeling heeft. Dat is niet correct. Ik zal u dat kort proberen uit te leggen. In het testament van wijlen uw vader bent u levenslang onder bewind gesteld en is een bewindvoerder aangesteld voor het beheer van de vennootschappen. Mijn kantoor is ingeschakeld door de bewindvoerder namens de vennootschappen en koppelt ook terug aan de bewindvoerder. Als u ergens vragen over heeft, dan verzoek ik u die te stellen aan de bewindvoerder of uw eigen advocaat. Ik hoop dat het zo duidelijk voor u is.”

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder is klagers advocaat maar ontkent dit; 
b)    Verweerder is onbereikbaar voor klager en schendt derhalve zijn informatieplicht;
c)    Verweerder gedraagt zich onbeschoft en ongeloofwaardig en schaadt hiermee het vertrouwen in de advocatuur. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De voorzitter stelt op grond van het klachtdossier vast dat verweerder, anders dan klager stelt, niet de advocaat van klager is, maar dat verweerder een andere opdrachtgever heeft. De klacht van klager betreft derhalve een klacht over de advocaat van een andere partij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij of derden, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij of derden onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
4.2    De voorzitter zal klagers klachtonderdelen a), b) en c) gezamenlijk te bespreken. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat van een andere partij toekomt, heeft overschreden. Nu verweerder niet klagers advocaat is en hij rekening en verantwoording aflegt aan de bewindvoerder heeft hij, anders dan klager stelt, geen informatieplicht jegens klager. Verweerder heeft klager  terecht doorverwezen naar de bewindvoerder of zijn eigen advocaat. Hiermee en met de door verweerder gebezigde bewoordingen, die de voorzitter niet onbeschoft voorkomen, heeft hij het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Van verwijtbaar handelen van verweerder jegens klager is dan ook geen sprake. 
4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachtonderdelen a), b) en c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet,  kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N.    Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022.

Griffier                                          Voorzitter


Verzonden op: 30 mei 2022