ECLI:NL:TADRAMS:2022:54 Raad van Discipline Amsterdam 21-961/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:54
Datum uitspraak: 04-04-2022
Datum publicatie: 29-04-2022
Zaaknummer(s): 21-961/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Klacht gegrond. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zonder toestemming en medeweten van klaagster een gesprek met de zoon te voeren, terwijl er voor de zoon ook een bijzonder curator was aangesteld. Maatregel; waarschuwing aan verweerder opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 april 2022
in de zaak 21-961/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: dhr. P.J.W. Toonen

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 2 juli 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 30 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ds/1480410 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 maart 2022. Daarbij waren klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    De zoon van klaagster heeft in een brief aan de kinderrechter laten weten dat hij bij zijn vader wil gaan wonen en in de buurt van diens woonplaats naar de middelbare school wil gaan. De brief is volgens klaagster door vader en zoon samen opgesteld, zonder haar medeweten. Naar aanleiding daarvan is klaagster een procedure gestart.
2.3    De kinderrechter heeft een bijzonder curator aangesteld om onderzoek te doen naar de situatie waarin de zoon zich bevindt en daarover een advies uit te brengen. Dit advies zou worden besproken tijdens de zitting van 27 mei 2021. De rapportage van de bijzonder curator werd op 24 mei 2021 beschikbaar.
2.4    In de aanloop naar de zitting heeft verweerder een gesprek gehad met de zoon, waarbij ze over de zaak hebben gesproken. Noch klaagster, noch de bijzonder curator waren van het gesprek op de hoogte.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. 
a)    Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door zonder toestemming en medeweten van klaagster een gesprek met de zoon te voeren.
b)    Door zijn handelen heeft verweerder zichzelf onderdeel gemaakt van de klemsituatie waar de zoon zich in bevindt.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    Uitgangspunt is dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt, waarbij de grens ligt daar waar de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig zouden worden geschaad. In familierechtelijke aangelegenheid is het bovendien van belang dat de advocaat ervoor waakt dat de verhoudingen escaleren.
5.2    Voorop staat dat de gedragsregels geen verbod of instructie geven aan de advocaat in een echtscheidingsprocedure om de kinderen van partijen te horen. Het komt aldus aan op het antwoord op de vraag of de advocaat, door met een kind van partijen in gesprek te gaan, heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt (artikel 46 Advocatenwet). Het antwoord op die vraag hangt af van alle omstandigheden van het geval en is in het bijzonder niet (alleen) afhankelijk van de verblijfplaats van het kind, of onder wiens gezag het kind staat of van de toestemming van (één van) de ouders.
5.3    De advocaat van één van de echtgenoten dient grote terughoudendheid te betrachten reeds vanwege de precaire situatie die vaak aan een echtscheiding eigen is en omdat het kind niet ‘een speelbal’ tussen partijen (en hun advocaat) mag worden. Van de advocaat moet dan worden verlangd zich in beginsel te onthouden van het zelf zoeken van contact met het kind of van het zoeken van contact op aandringen van zijn cliënt, zowel mondeling als schriftelijk.
5.4    Verweerder heeft ter in zijn verweer naar voren gebracht dat hij een kort gesprek van ongeveer 15 minuten met de zoon van klaagster heeft gevoerd uit zorgvuldigheidsoverwegingen. Verweerder wilde in het gesprek verifiëren of de informatie die hij van zijn cliënt had ontvangen, juist was. Omdat de wens van de zoon authentiek overkwam op verweerder, heeft verweerder vervolgens besloten zijn cliënt in het verdere proces bij te staan.
5.5    Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de onder overweging 5.3 genoemde regel zouden rechtvaardigen, is in het onderhavige geval naar het oordeel van de raad niet gebleken. Verweerder had zich ervan bewust moeten zijn dat het hem niet vrij stond zelfstandig contact te hebben met het kind indien hij voor dat contact geen toestemming van beide ouders had. Te meer nu er een bijzonder curator was aangesteld, had verweerder zich dienen te onthouden van rechtstreeks contact met de zoon van klaagster.
5.6    Dit klachtonderdeel wordt dan ook gegrond verklaard.

6    MAATREGEL
6.1    De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht gegrond;
-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. R. Lonterman en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. F. de Wolf als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2022.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 4 april 2022