ECLI:NL:TADRAMS:2022:51 Raad van Discipline Amsterdam 22-098/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-03-2022 |
Datum publicatie: | 15-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-098/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Beleidsvrijheid advocaat. Weigering om na afweging van de betrokken belangen daags voor de kerstvakantie een bericht aan de wederpartij te sturen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klakkeloos uitvoeren wat door een client wordt verzocht strook niet met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 28 maart 2022
in de zaak 22-098/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen
van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
(hierna: de deken) van 1 februari 2022 met kenmerk 1475872/EJH/AS, digitaal door de
raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen
1 tot en met **.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is gescheiden van zijn ex-partner en heeft kinderen.
1.2 Op 3 november 2016 heeft mr. B. op verzoek van klager een verzoekschrift ex
artikel 1:253a BW ingediend. Bij tussenbeschikking d.d. 18 januari 2017 heeft de rechtbank
de beslissing aangehouden in afwachting van de resultaten van een coaching traject
door het CJG en deelname aan het traject “Kinderen uit de Knel”.
1.3 Op 18 januari 2018 heeft verweerster de zaak van mr. B. overgenomen.
1.4 Op 18 mei 2018 heeft verweerster op verzoek van klager zijn verzoeken in de
hiervoor bedoelde procedure, ingetrokken. De procedure is daarmee geëindigd.
1.5 Na afloop van de procedure heeft verweerster bij de rechtbank de processen-verbaal
voor klager opgevraagd en – op 20 november 2018 – een concept voor een brief aan de
wederpartij opgesteld.
1.6 Op 21 december 2018 om 12.00 uur heeft klager aan verweerster een e-mail gestuurd
met het verzoek die middag om 13.30 uur telefonisch te overleggen. Na haar zitting
heeft verweerster met klager telefonisch overleg gehad. Na afloop van dit telefonische
overleg heeft verweerster aan klager per e-mail – voor zover van belang – het volgende
bericht:
“je hebt mij gevraagd om de voorstellen te doen per mail.
Ik heb aangegeven dat – nu jij het op de laatste dag voor de vakantie laat aankomen
en ik verder geen middelen tot mijn beschikking heb om een beslissing af te dwingen
– het niet aan mij is om jullie geschil te verhevigen door het sturen van een mail.
Wij hebben afgesproken dat wij in januari weer contact hebben.
Voor nu wens ik je hele fijne dagen en ik ben 3 januari weer op kantoor.”
1.7 Omdat klager het niet eens was met de beslissing van verweerster, heeft op
18 januari 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen hem en verweerster plaatsgevonden.
1.8 Nadat klager contact had gezocht met de klachtenfunctionaris van het kantoor
van verweerster, heeft op 29 maart 2019 wederom een bespreking tussen hem en verweerster
plaatsgevonden.
1.9 Bij brief van 27 juni 2019 heeft de klachtenfunctionaris de kwestie nogmaals
aan klager toegelicht.
1.10 Op 11 juli 2019 heeft de klachtenfunctionaris aan klager laten weten dat de
klacht afgehandeld was.
1.11 Op 31 juli 2020 en 27 juni 2021 is door klager nog een bericht gestuurd aan
verweerster, waarop door haar niet is gereageerd.
1.12 Op 27 juni 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet te voldoen aan zijn
verzoek van 21 december 2018 om een bericht te sturen aan de wederpartij. Verweerster
heeft daardoor onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen en daarmee de wederpartij
bevoordeeld.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding
heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak
de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote
mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die
hem passend voorkomt. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd
zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist
optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen
worden geschaad.
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster met haar weigering om
op de middag voor de kerstvakantie het door klager gewenste bericht aan de wederpartij
te sturen, niet in strijd gehandeld met de bovenstaande maatstaf. Verweerster stelt
onweersproken bij haar beslissing alle omstandigheden van het geval te hebben afgewogen
en dat ook aan klager te hebben toegelicht. Dat klager zich daarin niet kon vinden,
maakt nog niet dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Nog afgezien
van het feit dat, zoals hiervoor is toegelicht, de advocaat de leiding heeft bij de
behandeling van de zaak, strookt het klakkeloos uitvoeren wat door een client wordt
verzocht ook niet met de onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit, die tot
de kernwaarden van de advocaat behoren.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. M.M.C. van der
Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 maart 2022