ECLI:NL:TADRAMS:2022:50 Raad van Discipline Amsterdam 22-083/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:50
Datum uitspraak: 28-03-2022
Datum publicatie: 15-04-2022
Zaaknummer(s): 22-083/A/A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerder in hoedanigheid van deken. Advocatentuchtrecht blijft gelden. Geen sprake van gedragingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Niet gebleken van onzorgvuldige klachtbehandeling. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  28 maart 2022
in de zaak 22-083/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. E.A.C. van de Wiel

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 27 januari 2022 met kenmerk 1256886/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 en van de verwijzingsbeslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 17 september 2020. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Bij brief van 8 juli 2019 heeft klager bij verweerder een klacht ingediend over mr. B, advocaat te Groningen.
1.2    De ontvangst van de klacht is op 17 juli 2019 door verweerder bevestigd. In die brief is klager tevens geïnformeerd over de klachtprocedure bij de deken. 
1.3    De klacht is vervolgens door verweerder onderzocht. 
1.4    Op 17 oktober heeft verweerder gemotiveerd zijn visie op de klacht gegeven, klager daarbij geadviseerd zijn klacht te heroverwegen en hem geïnformeerd over het vervolgtraject. 
1.5    Verweerder heeft klager op 7 november 2019 het concept voor de aanbiedingsbrief aan de raad van discipline ter goedkeuring voorgelegd. Na rappel heeft klager daar op 12 december 2019 zijn goedkeuring voor gegeven. 
1.6    Op 17 december 2019 is het klachtdossier aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden gezonden.
1.7    Bij beslissing van de voorzitter van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2020 is de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.
1.8    Klager heeft op 24 juni 2020 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van discipline van 3 augustus 2020. Klager en mr. B. waren daarbij aanwezig. Bij beslissing van 5 oktober 2020 heeft de raad van discipline het verzet van klager ongegrond verklaard.
1.9    Op 20 juli 2020 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder.
1.10    Bij beslissing van 17 september 2020 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline onder verwijzing naar artikel 46c lid 5 Advocaten de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam aangewezen om de klacht te onderzoeken. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij: 
a)    in de behandeling van de klacht van klager tegen mr. B., advocaat te Groningen, niet onbevangen heeft gehandeld;
b)    klager niet kenbaar heeft gemaakt dat hij niet was overtuigd van zijn klacht tegen mr. B. en/of dat de klacht ‘te licht’ zou zijn;
c)    toen klager aangaf een klacht in te dienen direct een beslissing heeft genomen door de klacht tegen mr. B. af te wijzen’ 
d)    deze beslissing heeft genomen zonder een zitting, zodat sprake is van een oneerlijke behandeling.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    Klager klaagt over verweerder in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline heeft het in artikel 46 e.v. van de Advocatenwet genoemde tuchtrecht betrekking op het handelen en/of nalaten van advocaten als zodanig en beogen deze bepalingen een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals in dit geval als deken, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Echter, slechts indien hij zich bij de vervulling van een andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, kan hem een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De verschillende klachtonderdelen zullen aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
4.2    De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
4.3    Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij de klacht volgens de Landelijke Leidraad Klachtbehandeling heeft onderzocht. Meer concreet stelt hij dat er hoor- en wederhoor is toegepast, dat klager van alle stukken een kopie heeft ontvangen, dat hij onderzoek heeft gedaan op basis van de stukken, dat hij zijn visie (en dus geen beslissing) op de klacht heeft gegeven, dat hij  klager heeft geïnformeerd over het vervolgtraject en dat de aanbiedingsbrief aan de raad van discipline van tevoren ter goedkeuring aan klager is voorgelegd. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft klager zijn klacht niet of onvoldoende met concrete gegevens onderbouwd terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. 
4.4     Alles overziend is de voorzitter dan ook van oordeel dat verweerder met de wijze waarop hij in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken de klacht van klager heeft behandeld, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j  Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.


Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.


Griffier         Voorzitter


Verzonden op: 28 maart 2022