ECLI:NL:TADRAMS:2022:42 Raad van Discipline Amsterdam 21-850/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:42 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-03-2022 |
Datum publicatie: | 31-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-850/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 21 maart 2022
in de zaak 21-850/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 29 november 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 december 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 19 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1305056/EJH/FS
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 29 november 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 29 december 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 februari 2022. Daarbij
was verweerder aanwezig. Klager is niet verschenen, noch kon deze bereikt worden door
de raad.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.1.1 Het dossier is incompleet, omdat de in de voorzittersbeslissing genoemde
stukken niet in oorspronkelijke vorm bij het dossier zijn opgenomen, waardoor verwijzingen
van de voorzitter naar de inhoud van die stukken binnen het dossier niet na te gaan
zijn.
2.1.2 Het procesverloop is onbehoorlijk, nu klager de deken heeft verzocht de klacht
direct door te sturen aan de raad van discipline, aan welk verzoek de deken geen gehoor
heeft gegeven. De deken heeft bij toezending van het dossier aan de raad van discipline
ten onrechte (i) de standpunten van verweerder tot die van de deken gemaakt, (ii)
het door de raad van discipline aan te houden toetsingskader aan de raad opgelegd
en (iii) misplaatst inhoudelijk commentaar gegeven op het dossier.
2.1.3 De voorzitter zou de klachten van klager slechts kennelijk ongegrond kunnen
verklaren indien uit het klaagschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de klachten
ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie, hetgeen
niet uit het klaagschrift zelf blijkt. Dit wordt ondersteund door het feit dat verweerder
de mogelijkheid is gegeven tot het indienen van een verweerschrift, van welke mogelijkheid
gebruik is gemaakt.
2.1.4 In het geval van de Enexis-kwestie is (de cliënt van) verweerder geen partij,
waardoor verweerder zich daarin ook niet tot mr. H heeft te wenden (die overigens
ook niet als advocaat is ingeschakeld voor die kwestie).
2.1.5 In het geval van de Heavac-kwestie dient onderscheid te worden gemaakt tussen
de diverse procedures, waarbij de beslaglegging een strikt zelfstandige is die in
formele zin niets te maken heeft met hetgeen daaraan vooraf is gegaan of daarna nog
zou (kunnen) volgen. Tevens dient verweerder met het oog op de vrije keuze in procesvertegenwoordiging
zijdens klager zich in elke procedure opnieuw tot klager te wenden tot verweerder
bericht ontvangt van een procesvertegenwoordiger.
2.1.6 Ten aanzien van de kosten miskent de voorzittersbeslissing dat eenieder gehouden
is de rechten van anderen te eerbiedigen en (in beginsel) iedere schadeveroorzakende
gedraging leidt tot aansprakelijkheid, tevens tot de vergoedingsplicht van de volledige
schade. Ook ‘niet substantiële kosten’, wat verder niet gespecificeerd wordt in de
voorzittersbeslissing, dienen niet voor rekening van klager te komen.
2.2 Tegen de feiten en de klachtomschrijving zoals weergegeven in de voorzittersbeslissing
komt klager in verzet op. Klager verwijst hiervoor naar de feiten zoals die door hem
zijn gesteld.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. De door klager aangehaalde norm,
dat slechts sprake kan zijn van kennelijk ongegronde klachten indien uit het klaagschrift
zelf reeds aanstonds blijkt dat de klachten ongegrond zijn, is aldus onjuist.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft
de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. D. Horeman en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. F. de Wolf als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 21 maart 2022