ECLI:NL:TADRAMS:2022:41 Raad van Discipline Amsterdam 21-691/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-03-2022 |
Datum publicatie: | 31-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-691/DH/RO |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 21 maart 2022
in de zaak 21-691/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 11 oktober 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 januari 2021 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend
over verweerder. De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij
beslissing van 21 februari 2021 de deken te Rotterdam (de deken) aangewezen de klacht
te onderzoeken.
1.2 Op 12 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/55 edg/gh
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 oktober 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 13 oktober 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 februari 2022. Daarbij
waren klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.1.1 Klachtonderdeel a: de behandeling van de klacht van 30 november 2020 is niet
aangehouden in afwachting van een bespreking, nu verweerder op 30 oktober 2020 heeft
gemeld dat hij afzag van een bespreking. Daar komt bij dat de klacht al op 30 november
2020 per e-mail verzonden is en derhalve niet pas op 6 december 2020 kan zijn ontvangen.
Er is geen ontvangstbevestiging gestuurd en de klacht is nog altijd niet in behandeling
genomen, behalve voor zover deze betrekking heeft op mr. L.
2.1.2 Klachtonderdeel b: het is onjuist dat door klager niet gereageerd is op de
vraag welke archiefdossiers afgeschermd werden en welk belang klager had bij inzage
in die dossiers.
2.1.3 Klachtonderdeel c: het is onjuist dat een deken niet verplicht is een dekenstandpunt
in te nemen.
2.1.4 Klachtonderdeel d: er is ongemotiveerd voorbijgegaan aan de stellingen en
daarbij overgelegde stukken.
2.1.5 Klachtonderdeel e: de manier van het behandelen van dit klachtonderdeel door
verweerder gaat verder dan het geven van een (onbegrijpelijk) standpunt; het is vals
en iemand een trap na geven.
2.1.6 Algemeen: de motivering van de voorzittersbeslissing is gebrekkig, waarbij
niet wordt ingegaan op feiten die door klager naar voren zijn gebracht. Tevens wordt
uitgegaan van onjuiste veronderstellingen en klachten over feiten ten aanzien waarvan
in redelijkheid niet kan worden betwist dat ze onwenselijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar
zijn, worden met onzinnige redenering afgedaan.
2.2 Voor zover hierboven niet anders weergegeven komt klager tegen de vaststaande
feiten en de klachtomschrijving in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft
de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. D. Horeman en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. F. de Wolf als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 21 maart 2022