ECLI:NL:TADRAMS:2022:34 Raad van Discipline Amsterdam 22-007/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2022 |
Datum publicatie: | 24-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-007/A/NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klachten over advocaat wederpartij. Klachten over de door verweerster verleende bijstand aan de ex-partner van klaagster, onder andere met betrekking tot de adoptie en naamswijziging van de zoon van klaagster. Klaagster stelt dat verweerster zich ten onrechte als haar advocaat heeft voorgedaan. Verder een klacht over het niet ontvangen van de correspondentie van verweerster. Volgens klaagster heeft verweerster geen moeite gedaan om haar op een andere manier te bereiken. Klachten kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 februari 2022
in de zaak 22-007/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland (hierna: de deken) van 3 januari 2022 met kenmerk ks/ns/1419235, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft een minderjarige zoon uit een vorige relatie. Eind 2019 heeft
de toenmalige partner van klaagster (hierna: de man) aangegeven dat hij haar zoon
wilde adopteren. De man en klaagster zijn gezamenlijk bij verweerster op kantoor geweest,
waar klaagster instemmingsverklaringen voor adoptie respectievelijk naamswijziging
heeft ondertekend.
1.2 Op 4 december 2019 heeft verweerster namens de man een verzoekschrift tot adoptie
en wijziging van de geslachtsnaam van de zoon van klaagster bij de rechtbank ingediend,
met daarbij voormelde instemmingsverklaringen. In het verzoekschrift is vermeld dat
verweerster als advocaat van de man optreedt.
1.3 Verweerster heeft op 4 december 2019 om 17.15 uur een exemplaar van voormeld
verzoekschrift naar het e-mailadres van klaagster gemaild. Daarna heeft zij om 18.01
uur een e-mail naar klaagster verzonden waarin het volgende staat:
“Zoals vanochtend besproken en doorgenomen is namens [de man] bijgaand verzoek tot
adoptie van [de zoon] met daarbij het verzoek om wijziging van zijn geslachtsnaam
ingediend.
U gaf aan het daarmee eens te zijn, vandaar dat u de instemmingsverklaringen heeft
getekend. (…)
U heeft van alle ondertekende stukken een origineel meegekregen. Tevens heb ik het
verzoekschrift met bijlagen zowel per post als per e-mail aan u gezonden.
Mocht u alsnog toch bezwaar willen maken dan kunt u dat uiteraard bij de rechtbank
kenbaar maken.
Ik zal u in ieder geval op de hoogte houden van de voortgang van de procedure.
Zoals besproken wenst u af te zien van het voeren van verweer of een behandeling ter
zitting.(…).”.
Verweerster heeft een exemplaar van het verzoekschrift ook per post naar het huisadres van klaagster toegezonden.
1.4 Bij e-mail van 12 december 2019 heeft verweerster de ontvangstbevestiging van
de rechtbank van het verzoekschrift aan klaagster doorgestuurd.
1.5 Bij e-mail van 30 december 2019 heeft verweerster een brief van de Raad voor
de Kinderbescherming (hierna: de RvdK) aan klaagster doorgestuurd. Verweerster heeft
in haar e-mail uitgelegd dat de RvdK onderzoek wil doen en wat dat betekent.
1.6 In het rapport van de RvdK van 6 april 2020 is vermeld dat de RvdK op 31 maart
2020 telefonisch met moeder over het adoptieverzoek heeft gesproken en dat zij het
de man gunt dat hij “ook formeel de rol/positie krijgt die hij al bijna 8 jaar vervult.
” De RvdK heeft geadviseerd om het adoptieverzoek toe te wijzen. In het rapport staat
verder dat het conceptrapport van de RvdK naar klaagster is toegezonden en dat zij
zich kon vinden in de weergave en het advies van de RvdK.
1.7 Bij beschikking van 12 juni 2020 heeft de rechtbank het verzoek van de man
toegewezen. In de beschikking staat dat de rechtbank klaagster bij brief van 29 april
2020 erover heeft geïnformeerd dat de rechtbank de zaak schriftelijk zal afdoen. De
rechtbank heeft de beschikking naar klaagster gestuurd.
1.8 Op 24 november 2020 heeft verweerster een e-mail aan klaagster verstuurd in
verband met het verzoek van de man om hem bij te staan inzake de ontbinding van het
geregistreerd partnerschap tussen hem en klaagster. Daar heeft klaagster niet op gereageerd.
1.9 Op 9 april 2021 heeft verweerster namens de man een verzoekschrift tot ontbinding
geregistreerd partnerschap bij de rechtbank ingediend. Dit verzoekschrift is op 12
april 2021 in persoon aan klaagster betekend.
1.10 Op 29 april 2021 heeft verweerster nogmaals een e-mail aan klaagster verstuurd
inzake de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
1.11 Op 10 mei 2021 heeft de burgemeester een huisverbod aan klaagster opgelegd.
1.12 Op 11 mei 2021 heeft verweerster een verzoekschrift voorlopige voorzieningen
bij de rechtbank ingediend, waarin de man verzoekt dat de rechtbank zal bepalen dat
de man gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning en dat de zoon voorlopig
aan de man wordt toevertrouwd.
1.13 Eveneens op 11 mei 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend
over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft zich voorgedaan als de advocaat van klaagster in de procedure
tot wijziging van de achternaam van de zoon van klaagster.
b) Verweerster probeert samen met de man aan het erfgoed van klaagster te komen.
c) Verweerster adviseert de man hoe hij klaagster ongestraft kan mishandelen.
d) Verweerster is de man behulpzaam bij het doen van aangifte tegen klaagster waardoor
aan haar een huisverbod is opgelegd.
e) Verweerster heeft klaagster stukken toegestuurd die haar nooit hebben bereikt
en toen een reactie van klaagster uitbleef heeft verweerster niet de moeite genomen
om klaagster op een andere manier te bereiken.
f) Verweerster heeft de voorzieningenrechter voorgesteld om te frauderen bij de
sociale dienst zodat de man geen alimentatie hoeft te betalen.
g) Verweerster heeft medische gegevens van klaagster zonder toestemming van klaagster
ingezien, verspreid en in de echtscheidingsprocedure gebruikt.
2. 2 De raad zal de stellingen waarmee klaagster de klachten heeft onderbouwd hierna,
waar nodig, bij de beoordeling van de klacht betrekken.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van
de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet
om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden
doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,(b)
de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehoudenis
de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Verder geldt dat in familierechtelijke kwesties de advocaat ervoor moet waken
dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Van de advocaat mag dan een zekere
terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die
deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, en in het entameren van
procedures.
Ad klachtonderdeel a)
4.3 Klaagster verwijt verweerster dat zij zich als advocaat van klaagster heeft
voorgedaan in de procedure tot adoptie en naamswijziging van de zoon van klaagster.
Volgens klaagster behartigde verweerster daarbij alleen de belangen van de man, omdat
hij toen al van plan was om van klaagster te gaan scheiden. Volgens klaagster hebben
de man en verweerster de zoon van klaagster gebruikt om een betere positie voor de
man in de echtscheidingsprocedure (waarmee klaagster kennelijk doelt op de procedure
tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap) te creëren. Klaagster dacht dat
het alleen ging om erkenning en naamswijziging van haar zoon. Zij heeft niet ingestemd
met het door de man aangevraagde adoptie van haar zoon.
4.4 Verweerster heeft aangevoerd dat de man haar heeft benaderd om hem bij te staan
inzake de adoptie en naamswijziging van de zoon van klaagster. Verweerster heeft namens
de man, die haar enige opdrachtgever was, het verzoekschrift opgesteld. Verweerster
heeft de verzoeken op kantoor met klaagster besproken. Klaagster was het daarmee
eens en heeft instemmings-verklaringen ondertekend. Verweerster heeft het verzoekschrift
per e-mail en per post naar klaagster gestuurd en in de begeleidende brief vastgelegd
wat tijdens het gesprek op kantoor met klaagster is besproken.
4.5 De voorzitter overweegt dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat verweerster
zich als advocaat van klaagster heeft voorgedaan. Uit de stukken blijkt het tegendeel,
namelijk dat verweerster in de processtukken en de correspondentie heeft duidelijk
gemaakt dat zij voor de man optreedt. Klaagster wordt in de beschikking van de rechtbank
niet als verzoekster, maar als belanghebbende partij vermeld. Dat verweerster klaagster
‘het gevoel gaf’ ook namens haar op te treden heeft klaagster ook niet onderbouwd.
4.6 Verder volgt de voorzitter niet de stelling van klaagster dat zij niet op de
hoogte was van het feit dat het om adoptie van haar zoon ging. Klaagster heeft de
instemmingsverklaring voor adoptie ondertekend en blijkens de rapportage van de RvdK
heeft de raadsonderzoeker met klaagster over het adoptieverzoek gesproken en heeft
zij dat verzoek toen gesteund. Dat verweerster al ten tijde van de adoptie en naamswijziging
samen met de man de ontbinding van het geregistreerde partnerschap aan het voorbereiden
was, is ook niet onderbouwd of anderszins gebleken. Het verzoek tot ontbinding van
het geregistreerd partnerschap kwam later. Verweerster heeft gesteld dat de man haar
hierover in november 2020 heeft benaderd, dat was dus nadat de rechtbank bij beschikking
van 12 juni 2020 de adoptie en naamswijziging had uitgesproken.
4.7 Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdelen b), c) en d)
4.8 In deze klachtonderdelen verwijt klaagster verweerster dat zij de man adviseert
hoe hij zich het vermogen (het familie-erfgoed) van klaagster kan toe-eigenen. Volgens
klaagster willen verweerster en de man haar bezittingen (uiteindelijk) via de zoon,
die de enig erfgenaam van klaagster is, naar zich toetrekken. Ook verwijt klaagster
verweerster dat zij de man adviseert hoe hij klaagster ongestraft kan mishandelen
en verder dat verweerster betrokken is geweest bij de aangifte van de man tegen klaagster
waardoor aan haar een huisverbod is opgelegd.
4.9 Verweerster heeft aangevoerd dat in het verzoekschrift tot ontbinding van het
geregistreerd partnerschap niet is verzocht om verdeling van familie-erfgoed en dat
er geen aanzienlijk vermogen is. Ook heeft verweerster aangevoerd dat het huis- en
contactverbod aan klaagster is opgelegd op grond van een besluit van de burgemeester,
en dat het daartegen door klaagster ingestelde beroep en hoger beroep zijn afgewezen.
Er lagen verschillende politierapportages aan het huisverbod ten grondslag. Uit deze
rapportage blijkt ook dat geen sprake is geweest van advisering door verweerster omtrent
mishandeling van klaagster.
4.10 De voorzitter overweegt dat uit het klachtdossier niet blijkt dat verweerster
heeft getracht om enig vermogen van klaagster aan de man te laten toedelen. De voorzitter
begrijpt uit de stellingen van klaagster dat zij meent dat dat via de adoptie van
de zoon alsnog zou kunnen gebeuren, maar dat heeft klaagster verder niet toegelicht.
Verder is de voorzitter niet gebleken dat verweerster betrokken is geweest bij de
aangiftes door de man tegen klaagster. Volgens klaagster hebben de aangiftes van de
man ertoe geleid dat de politie niets heeft gedaan met haar aangiftes wegens mishandeling
tegen de man en dat aan haar een huisverbod is opgelegd, maar dat heeft verweerster
gemotiveerd weersproken en blijkt ook niet uit de stukken. Uit de overlegde politierapportage
blijkt dat er in april en mei 2021 verschillende incidenten tussen klaagster en de
man zijn geweest, en dat dat ertoe heeft geleid dat aan klaagster een huisverbod is
opgelegd. Daarom zijn ook klachtonderdelen b), c) en d) kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel e)
4.11 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij zich er niet
van heeft vergewist dat haar correspondentie klaagster ook daadwerkelijk zou bereiken
en, ondanks dat verweerster geen reactie van klaagster op haar e-mails en brieven
kreeg, geen poging heeft gedaan om klaagster op een andere manier (via een aangetekende
brief of telefonisch) te bereiken. Volgens klaagster ontving zij de correspondentie
van verweerster niet omdat de man de toegang tot haar e-mailadres had geblokkeerd
en haar post achterhield. Hierdoor heeft klaagster onder andere geen bezwaar tegen
de adoptie kunnen maken.
4.12 Verweerster heeft onder meer aangevoerd dat zij zelf de adoptie met klaagster
heeft besproken en dat klaagster het instemmingsverzoek voor de adoptie heeft ondertekend.
Het verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is in persoon
aan klaagster betekend, zodat klaagster daarvan kennis heeft kunnen nemen. Volgens
verweerster heeft zij haar e-mails aan klaagster naar hetzelfde e-mailadres verstuurd
als het e-mailadres dat klaagster in deze klachtprocedure met de raad gebruikt. Ook
heeft verweerster erop gewezen dat de rechtbank de beschikking van 12 juni 2020 rechtstreeks
naar klaagster heeft toegezonden en dat dat dus niet via verweerster is gegaan. Later
heeft verweerster het verzoekschrift ontbinding geregistreerd partnerschap en het
verzoekschrift voorlopige voorzieningen nog naar de advocaat van klaagster toegezonden.
4.13 De voorzitter stelt voorop dat het voor rekening en risico van verweerster
komt als zij door toedoen van de man haar e-mails en post eventueel niet ontving.
Dat ligt niet in de invloedssfeer van verweerster. Ook is niet gebleken dat verweerster
aanleiding had om aan te nemen dat haar correspondentie klaagster niet via haar e-mailadres
en ook niet per post zou bereiken. Daarbij komt dat de voorzitter is gebleken dat
klaagster haar e-mail kennelijk nog wel op het door verweerster gebruikte e-mailadres
kon ontvangen, aangezien zij vanaf 21 juni 2021 met hetzelfde e-mailadres met de raad
heeft gecorrespondeerd en het e-mailadres ook heeft vermeld op haar klachtformulier.
Volgens klaagster had zij dat e-mailadres al jaren niet meer gebruikt en zegt dat
dus niets, maar dat volgt de voorzitter niet. Klaagster heeft in haar e-mail aan de
raad van 24 augustus 2021 namelijk geschreven dat zij permanent op haar telefoon op
dit e-mailadres is ingelogd waardoor zij het e-mailadres via haar telefoon nog kan
gebruiken. Klaagster heeft haar klacht tegenover het verweer van verweerster ook niet,
althans onvoldoende feitelijk toegelicht onderbouwd. Klachtonderdeel e) is daarom
ook kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel f)
4.14 Klaagster klaagt erover dat verweerster bij de voorzieningenrechter heeft
voorgesteld om bij de sociale dienst te frauderen zodat de man geen alimentatie aan
klaagster hoefde te betalen. Dat heeft klaagster niet concreet toegelicht of onderbouwd,
zodat klachtonderdeel f) kennelijk ongegrond is.
Ad klachtonderdeel g)
4.15 Klaagster verwijt verweerster dat zij zonder toestemming van klaagster gestolen
medische gegevens van klaagster heeft ingezien, verspreid en gebruikt in de procedure
tot ontbinding geregistreerd partnerschap. Volgens klaagster is hierdoor mede sprake
van smaad. Dat heeft klaagster evenmin concreet toegelicht of onderbouwd. Niet duidelijk
is op welke gegevens zij doelt en wat verweerster daarmee zou hebben gedaan. Klachtonderdeel
g) is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Bakker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 februari 2022