ECLI:NL:TADRAMS:2022:32 Raad van Discipline Amsterdam 21-739/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:32 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2022 |
Datum publicatie: | 24-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-739/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Ongegronde klacht over de eigen advocaat. Verweerders kwaliteit van dienstverlening voldoet aan de eisen van de professionele standaard die binnen de beroepsgroep geldt. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 februari 2022
in de zaak 21-739/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 december 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1310284/EJH/KV
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 januari 2022. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager huurt een woning van de woningbouwvereniging. De woningbouwvereniging
heeft in 2016 onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd, waarna aan de woning van klager
enkele gebreken zijn blijven bestaan, die voor klager tot schade hebben geleid. Hierover
is tussen klager en de woningbouwvereniging een geschil ontstaan.
2.3 Klager heeft verweerder op 21 februari 2019 gevraagd hem bij te staan in het
geschil met de woningbouwvereniging.
2.4 Naar aanleiding van het intakegesprek op 21 februari 2019 heeft klager verweerder
op 7 augustus 2019 een lijst toegezonden met de gebreken en schadeposten aan zijn
woning. Op 9 augustus 2019 heeft verweerder een conceptbrief aan de woningbouwvereniging
opgesteld, waarop klager op 18 oktober 2019 heeft gereageerd. Tegelijkertijd heeft
klager verweerder gevraagd de zaak nog even aan te houden.
2.5 Op 27 november 2019 heeft verweerder klager een nieuwe conceptbrief gestuurd,
die verweerder, na goedkeuring van klager op 16 december 2019, op 17 december 2019
aan de woningbouwvereniging heeft gestuurd. De woningbouwvereniging heeft op 13 januari
2020 een reactie gestuurd, waarin deels aan de klachten van klager tegemoet is gekomen.
2.6 Tussen klager en verweerder hebben vervolgens meerdere overleggen plaatsgevonden
om tot een reactie aan de woningbouwvereniging te komen. Op 10 juli 2020 heeft verweerder
klager een concept-reactie gestuurd. Hierop heeft klager op 17 juli 2020 gereageerd.
Daarnaast heeft klager op 21 juli 2020 nog enkele foto’s en op 23 en 25 juli 2020
nog e-mails gestuurd.
2.7 Aangezien verweerder klagers reactie in september 2020 nog niet had verwerkt,
heeft klager verweerder op 16 september 2020 meegedeeld dat hij hem als zijn advocaat
ontsloeg. Vervolgens heeft klager eind oktober 2020 verweerder laten weten dat hij
toch niet wilde dat verweerder zijn werkzaamheden neerlegde. Daarna heeft verweerder
klager op 3 november 2020 een aangepaste concept-reactie aan de woningbouwvereniging
toegezonden.
2.8 Bij e-mail van 20 november 2020 heeft verweerder klager gevraagd of hij nog
een reactie wil geven op het concept, waarop klager per e-mail van dezelfde datum
heeft laten weten niet akkoord te zijn met het concept.
2.9 Verweerder heeft klager bij e-mail van 8 december 2020 gevraagd zijn reactie
per e-mail aan hem te sturen. Hierop heeft eveneens op 8 december 2020 de volgende
e-mailwisseling plaatsgevonden. Klager liet weten: “Je krijgt je brief, je blijft
bezig! En hierna ben ik helemaal klaar met je. Verweerder antwoordde: “In uw onderstaande
bericht schrijft u ‘En hierna ben ik helemaal klaar met je’. Daaruit blijkt opnieuw
dat u niet het vertrouwen in mij stelt dat noodzakelijk is om voor u te kunnen optreden
als advocaat. (…) als wij uw concept verder bespreken, zal ik u opnieuw vragen om
mij te bevestigen dat u wilt dat ik voor u blijf optreden (…)”.
2.10 Bij e-mail van 9 december 2020 heeft klager een inhoudelijke reactie op het
concept gestuurd en heeft verweerder klager laten weten ermee aan de slag te gaan.
2.11 Bij e-mail van 21 december 2020 heeft klager verweerder gevraagd waar de concept-reactie
bleef. Op verweerders antwoord van 24 december 2020 dat hij het concept de komende
week zou toezenden, heeft klager op diezelfde datum als volgt gereageerd: “Wat ben
je een zielig geval.” en “Komt je reputatie goed te staan! Ook fijne feestdagen vuile
schoft”.
2.12 Verweerder heeft vervolgens bij e-mail van 28 december 2020 de samenwerking
met klager per direct verbroken en klager geadviseerd een andere advocaat in te schakelen.
2.13 Klager heeft op 28 december 2020 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft klager jarenlang aan het lijntje gehouden en tijd gerekt;
b) Verweerder is onbeschoft naar klager toe en heeft zich schuldig gemaakt aan
smaad en laster;
c) Verweerder komt niet op voor de belangen van klager maar is bevriend met de
wederpartij en kiest de kant van de wederpartij.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De raad zal hierna, waar nodig, op
het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening
aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft
met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de
advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de
advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes
waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de
eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen
worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene
wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele
standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a)
5.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij vanaf het begin de
boel al liep te frustreren en aan het tijdrekken was. Al in 2017 heeft klager verweerder
om advies gevraagd om zijn woning. De conceptbrieven die verweerder aan de woningbouwvereniging
had opgesteld moesten telkens weer aangepast worden. Verweerder zette klager steeds
weer aan het werk terwijl alles in één gesprek afgerond had kunnen worden. Verweerder
bleef maar uitstellen en het ene excuus na het andere bedenken. De reactie op de brief
van de woningbouwvereniging van 13 januari 2020 is zelfs nu nog steeds niet verzonden.
Inmiddels is klager vijf jaar verder en is er nog steeds niets gebeurd.
5.3 Verweerder voert hiertegen aan dat hij zich niet herkent in deze verwijten.
Sinds zijn dienstverlening aan klager zijn geen vijf jaar verstreken. Zijn dienstverlening
aan klager is niet eerder aangevangen op 21 februari 2019. In 2017 heeft verweerder
klager eenmalig in algemene zin geadviseerd de schade en gebreken aan zijn woning
eerst te inventariseren en zo goed mogelijk te documenteren. Verweerder betwist dat
er vanaf 21 februari 2019 niets in de zaak van klager is gebeurd. De woningbouwvereniging
is naar aanleiding van zijn brief van 17 december 2019 immers gedeeltelijk aan de
bezwaren van klager tegemoetgekomen. Verder betwist verweerder dat hij klager aan
het lijntje zou hebben gehouden en tijd zou hebben gerekt. Volgens verweerder blijkt
uit zijn beschreven chronologische gang van zaken, dat hij, op de zomer van 2020 (mede
door zijn vakantieverlof) na, altijd snel op klagers e-mails heeft gereageerd. Verweerder
erkent dat de communicatie met klager moeizaam verliep. Als hij klager wees op juridische
risico’s of zwakke kanten in de zaak werd klager boos en beschuldigde hij verweerder
ervan partij te kiezen voor de woningbouwvereniging. Verweerder vond het bovendien
lastig om telefonisch duidelijk te krijgen hoe klager precies wilde reageren op de
standpunten van de woningbouwvereniging ten aanzien van de gebreken en schadeposten.
Ook het gebrek aan vertrouwen dat klager in hem had, werd onderdeel van de discussie
tussen hen. Klagers e-mail van 24 december 2020 waarin hij verweerder uitmaakte voor
‘een zielig geval’ en ‘vuile schoft’ heeft verweerder er uiteindelijk toe bewogen
om de samenwerking te beëindigen nog voordat de tweede brief aan de woningbouwvereniging
was verzonden. Verweerder is en blijft bereid om met een opvolgend advocaat de voorwaarden
te bespreken waaronder de aan hem verstrekte toevoeging kan worden overgenomen.
5.4 De raad overweegt het volgende. Allereerst stelt de raad vast dat verweerders
dienstverlening aan klager is aangevangen met het intakegesprek op 21 februari 2019.
Dat verweerder klager in algemene zin eenmalig heeft geadviseerd in 2017, maakt dit
niet anders. De feiten en omstandigheden uit het klachtdossier en hetgeen partijen
ter zitting naar voren hebben gebracht bieden naar het oordeel van de raad geen grondslag
voor klagers in dit klachtonderdeel genoemde verwijten. Uit de feiten blijkt dat verweerder,
zoals hij zelf ook aanvoert, doorgaans op korte termijn reageerde op klagers e-mails.
Weliswaar heeft klager in de zomermaanden van 2020 wel lang op een reactie van verweerder
moeten wachten, daar staat tegenover dat ook klager meerdere malen langere perioden
niets van zich liet horen. Zo heeft klager op het concept dat verweerder hem op 9
augustus 2019 had toegezonden, pas op 18 oktober 2019 gereageerd. Daarnaast heeft
verweerder na klagers e-mail van 16 september 2020 waarin hij hem als zijn advocaat
ontsloeg meerdere pogingen gedaan klager te bereiken en nam klager pas eind oktober
2020 weer contact met hem op. Tot slot geldt dat verweerder, na toezending van zijn
aangepaste concept-reactie van 3 november 2020, op 20 november 2020 klager opnieuw
heeft moeten vragen om te reageren op het concept. De inhoudelijke reactie van klager
volgde pas op 9 december 2020. Hoewel de raad zich de frustraties van klager over
de (resterende) schade en gebreken aan zijn woning kan indenken, is de houding en
de manier waarop klager met verweerder hierover communiceerde op z’n minst genomen
niet bevorderlijk geweest voor de voortgang in deze zaak. Van het feit dat de communicatie
traag en moeizaam verliep en het geschil met de woningbouwvereniging met de feestdagen
van 2020 nog steeds niet was opgelost, valt verweerder geen verwijt te maken. De raad
acht klachtonderdeel a) dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij onbeschoft is geweest
naar klager toe en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster. Klager
kreeg tijdens het eerste gesprek met verweerder de indruk dat verweerder een racist
was, omdat hij, aldus klager, heeft gezegd dat klager blij moest zijn dat hij daar
mocht wonen.
5.6 Verweerder voert aan dat hij zich niet herkent in klagers beschuldigingen dat
hij onbeschoft zou zijn geweest en het hem niet duidelijk is op welke wijze hij zich
aan smaad en laster schuldig zou hebben gemaakt. Verder betwist verweerder dat hij
zou hebben gezegd dat klager blij moest zijn dat hij daar mocht wonen en verwerpt
hij klagers beschuldiging een racist te zijn. De raad overweegt dat uit het klachtdossier
niet is gebleken dat verweerder zich op enig moment onbeschoft jegens klager heeft
uitgelaten. Verder heeft klager zijn stelling dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt
aan smaad en laster op geen enkele wijze onderbouwd en biedt het klachtdossier geen
aanknopingspunten voor klagers beschuldiging dat verweerder een racist zou zijn. Ook
klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel c)
5.7 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij niet opkomt voor zijn
belangen maar bevriend is met de vertegenwoordiger van de woningbouwvereniging en
de kant van de woningbouwvereniging kiest in het geschil. Volgens klager heeft verweerder
ook geld aangenomen van de woningbouwvereniging.
5.8 Verweerder betreurt het dat klager het gevoel heeft dat hij niet voor zijn
belangen opgekomen is, maar meent dat hem dat niet verweten kan worden. Verder betwist
verweerder dat hij bevriend is met de vertegenwoordiger van de woningbouwvereniging.
Hij heeft hij klager op enig moment voorgesteld dat hij contact zou kunnen opnemen
met de vertegenwoordiger van de woningbouwvereniging, omdat hij haar zakelijk kende
van een andere zaak, waarin verweerder met haar tot een minnelijke oplossing is gekomen.
De opmerking dat hij geld zou hebben aangenomen van de woningbouwvereniging kan verweerder
niet plaatsen en is in ieder geval niet juist. De raad overweegt dat klager tegenover
dit gemotiveerde verweer van verweerder zijn klachtonderdeel niet nader heeft onderbouwd,
zodat klachtonderdeel c) eveneens ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. M. Bootsma, G. Kaaij, R. Lonterman en F.J.J. Baars, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 februari 2022