ECLI:NL:TADRAMS:2022:29 Raad van Discipline Amsterdam 22-038/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:29 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-02-2022 |
Datum publicatie: | 24-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-038/A/NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk in verband met het ontbreken van een eigen rechtstreeks belang en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 28 februari 2022
in de zaak 22-038/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen
van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
(hierna: de deken) van met kenmerk td/ds/1518307, digitaal door de raad ontvangen
op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met
8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een medische tuchtzaak aangespannen tegen de klinisch psycholoog
die als directeur verbonden is aan de kliniek die zijn dochter heeft behandeld. De
klacht betreft het ontbreken van een medische diagnose en het niet leveren van noodzakelijke
medische zorg aan zijn dochter.
1.2 Bij uitspraak van 25 mei 2021 heeft het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag
de klachten van klager ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze uitspraak beroep
aangetekend bij het Centraal Medisch Tuchtcollege. In deze procedure stond verweerder
de klinisch psycholoog als advocaat bij.
1.3 Naar aanleiding van het verweerschrift dat verweerder namens zijn cliënt heeft
ingediend bij het Centraal Medisch Tuchtcollege heeft klager bij brief van 5 augustus
2021 een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. Bij brief van 31 augustus
2021 heeft verweerder zelf een reactie op de klacht gegeven.
1.4 Op 3 september 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder is niet goed geïnformeerd over de voorgeschiedenis van de zaak en
maakt er een andere zaak van;
b) Verweerder voert geen verweer voor zijn cliënt;
c) Verweerder verdraait de waarheid om zijn cliënt vrij te pleiten;
d) Verweerder handelt onrechtmatig en in strijd met de wet door zelf te reageren
op de klacht die klager tegen hem bij zijn kantoor heeft ingediend;
e) Verweerder handelt onrechtmatig en in strijd met de wet door in zijn antwoord
op de klacht te stellen dat het eenieder vrijstaat om juridische bijstand in te roepen,
terwijl dit niet de kwestie is die klager aan de orde heeft gesteld;
f) Verweerder handelt onrechtmatig en in strijd met de wet door in zijn antwoord
op de klacht te stellen niet te hebben gehandeld in strijd met enige gedragsregel,
zonder in te gaan op hetgeen klager in zijn klacht aan de orde heeft gesteld;
g) Verweerder handelt onrechtmatig en in strijd met de wet door klager in het antwoord
op de klacht te informeren over de procedure bij het Centraal Medisch Tuchtcollege
terwijl dit niet zijn taak en bevoegdheid is;
h) Verweerder reageert in zijn verweer niet op de kwestie die klager aan de orde
heeft gesteld;
i) Verweerder geeft in zijn verweer een verkeerde voorstelling van zaken, die afwijkt
van hetgeen eerder werd beweerd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat zij er -evenals de deken- van uitgaat dat klagers
dochter minderjarig is en klager zodoende ontvangen kan worden in zijn klacht.
4.2 De voorzitter overweegt voorts dat de klacht betrekking heeft op het handelen
van de advocaat van de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline
komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid
is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs
kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt
zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient
aan de hand van deze maatstaven beoordeeld te worden.
Klachtonderdelen a) en c)
4.3 De klachtonderdelen a) en c) lenen zich voor een gezamenlijke bespreking, omdat
zij inhoudelijk over hetzelfde onderwerp gaan. Klager verwijt verweerder in deze klachtonderdelen
dat verweerder blijkens zijn verweerschrift niet goed geïnformeerd is over de voorgeschiedenis
van de medische tuchtzaak en er een andere zaak van maakt. Daarnaast verdraait verweerder
de waarheid om zijn cliënt vrij te pleiten.
4.4 Verweerder voert aan dat hij het verweerschrift in nauw overleg met zijn cliënt
heeft opgesteld en dat hij met het indienen van het verweerschrift geen gedragsregel
of enig andere in acht te nemen norm heeft geschonden en dat dit ook geldt voor de
inhoud van het verweerschrift.
4.5 De voorzitter overweegt het volgende. In het tuchtrecht geldt dat de advocaat
de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal
dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid
daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor
zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het
nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden
van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot
enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen.
4.6 Verweerder mocht, gelet op voorgaande overweging, in principe uitgaan van de
juistheid van de hem door zijn cliënt verstrekte feiten. Hij heeft alleen dan tuchtrechtelijk
verwijtbaar gehandeld als komt vast te staan dat hij in zijn processtukken doelbewust
feitelijke onjuistheden heeft gepresenteerd aan het Centraal Medisch Tuchtcollege.
Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Dat klager het niet eens is met de informatie
in het verweerschrift wil niet zeggen dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld.
De voorzitter acht de klachtonderdelen dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.7 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij geen verweer voert
namens zijn cliënt. De voorzitter overweegt hierover het volgende. Het in de Advocatenwet
voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat komt slechts toe aan
diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn
belang is of kan worden getroffen. Klagers verwijt in dit klachtonderdeel heeft betrekking
op de relatie tussen verweerder en zijn cliënt. Klager heeft geen rechtstreeks eigen
belang bij de wijze waarop verweerder zijn cliënt bijstaat. Het gaat hier om de belangen
van verweerders cliënt en enkel hij kan een klacht indienen over verweerder als hij
vindt dat verweerder ten opzichte van hem tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Omdat klager geen eigen rechtstreeks belang heeft, zal de voorzitter dit klachtonderdeel
kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
Klachtonderdelen d, e), f) en g)
4.8 Deze klachtonderdelen betreffen hetzelfde onderwerp, zodat zij zich lenen voor
een gezamenlijke bespreking. De verwijten van klager in deze klachtonderdelen gaan
over de wijze waarop verweerder de klacht van klager van 5 augustus 2021 bij brief
van 31 augustus 2021 heeft afgehandeld. Klager verwijt verweerder zelf te hebben gereageerd
op de klacht, in plaats van de klacht door te geleiden aan een onafhankelijke klachtencommissie.
Verder verwijt klager verweerder dat hij in zijn antwoord aangeeft dat het eenieder
vrijstaat juridische bijstand in te roepen, terwijl dat niet de kwestie is die klager
aan de orde stelt. Daarnaast wordt verweerder verweten dat hij heeft gezegd dat hij
niet in strijd met enige gedragsregel heeft gehandeld, zonder daarbij een onderbouwing
te geven. Tot slot verwijt klager verweerder hem te informeren over de procedure bij
het Centraal Medisch Tuchtcollege, terwijl dat niet zijn taak of bevoegdheid is.
4.9 Verweerder voert aan dat hij klager naar aanleiding van zijn klacht heeft laten weten dat het niet de bedoeling is om buiten de procedure bij het Centraal Medisch Tuchtcollege in debat te gaan over ingenomen standpunten en dat hij nog de gelegenheid krijgt om bij de mondelinge behandeling van de zaak in te gaan op het verweer. Verweerder heeft naar zijn mening met die reactie geen gedragsregel of een andere belangrijke norm geschonden. Verder geeft verweerder aan dat de bij het kantoor geldende klachtenregeling uitsluitend van toepassing is op de klachten van de eigen cliënten.
4.10 De voorzitter overweegt het volgende. Op grond van artikel 6.28 e.v. van de
Verordening advocatuur dient een kantoor een klachtenregeling te hebben. Een dergelijke
klachtenregeling, waarover ook het kantoor van verweerder beschikt, is zoals verweerder
ook aangeeft, uitsluitend bedoeld voor klachten van of namens cliënten jegens de advocaat.
Nu klager geen cliënt is van verweerder, heeft verweerder correct gehandeld door de
klacht niet op grond van de klachtenregeling van zijn kantoor af te laten handelen,
maar zelf een reactie op de klacht te geven. Ook inhoudelijk heeft verweerder de klacht
zorgvuldig beantwoord door het debat niet buiten de procedure van het Centraal Medisch
Tuchtregeling te voeren, maar klager erop te wijzen dat hij tijdens de mondelinge
behandeling nog gelegenheid zal krijgen om op zijn verweer te reageren. Van tuchtrechtelijk
klachtwaardig handelen is de voorzitter dan ook niet gebleken, zodat deze klachtonderdelen
kennelijk ongegrond zullen worden verklaard.
Klachtonderdelen h) en i)
4.11 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Ook deze
klachtonderdelen betreffen inhoudelijk immers hetzelfde onderwerp. Klager verwijt
verweerder in deze klachtonderdelen dat hij niet reageert op de kwestie die klager
aan de orde heeft gesteld en hij een verkeerde voorstelling van zaken geeft, die afwijkt
van hetgeen eerder werd beweerd. Klager verwijt verweerders cliënt namelijk niet,
zoals door verweerder ten onrechte wordt gesteld, dat er een foutieve diagnose ten
aanzien van zijn dochter is gesteld, maar een medische diagnose in het geheel heeft
ontbroken.
4.12 De voorzitter stelt vast dat klagers verwijten betrekking hebben op de inhoud
van de procedure en dat het niet aan de tuchtrechter maar aan het Centraal Medisch
Tuchtcollege is hierover een oordeel te geven. Hoewel de voorzitter begrip heeft voor
de moeilijke situatie waarin klager verkeert, is haar niet gebleken dat verweerder
in zijn verweer de grenzen van de hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn
cliënt te behartigen, op enigerlei wijze heeft overschreden. De voorzitter zal deze
klachtonderdelen dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
4.13 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j van de Advocatenwet, voor wat betreft klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk
verklaren en voor wat betreft de overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- Klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;
- Klachtonderdelen a), c), d), e), f), g), h) en i), met toepassing van artikel
46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 februari 2022