ECLI:NL:TADRAMS:2022:276 Raad van Discipline Amsterdam 22-490/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:276 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-12-2022 |
Datum publicatie: | 06-01-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-490/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Dat in het beslagrekest en in de dagvaarding een onjuistheid staat, valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder mocht afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem had verstrekt. Bovendien heeft verweerder een akte tot rectificatie bij de rechtbank ingediend om een en ander recht te zetten. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 december 2022
in de zaak 22-490/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. W.M. Renzen
advocaat te Rotterdam
over:
verweerder
gemachtigde: mr. R.S. Ariëns
advocaat te Amsterdam
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 juli 2021 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de
deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken)
een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 15 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1491062/EJH/AS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 december 2022. Daarbij
waren de gemachtigde van klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde,
aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de per e-mail verzonden brief met bijlage van verweerder aan de raad van 21 juni
2022.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft een geschil met PBM diensten B.V. en Evenementhekken.nl (hierna
samen: Evenementhekken.nl) in verband met door haar aan Evenementhekken.nl geleverde
hekwerkdekkleden (hierna: kleden). Verweerder staat Evenementhekken.nl in dat geschil
bij vanaf de hoger beroeps procedure.
2.3 Bij vonnis van 20 november 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Gelderland,
zittingsplaats Apeldoorn, Evenementhekken.nl veroordeeld tot betaling aan klaagster
van onder meer de koopprijs van de kleden. Evenementhekken.nl werd in deze procedure
bijgestaan door mr. M.
2.4 In het proces-verbaal dat van de zitting bij de kantonrechter op 24 oktober
2019 is opgemaakt en dat op 26 mei 2021 is verstuurd, staat dat de bestuurder van
Evenementhekken.nl op de zitting onder meer het volgende heeft verklaard:
“We hebben de zeilen afgelopen voorjaar deels in gebruik moeten nemen. De rest ligt
nog opgeslagen. Dat is zeker een kwart. Driekwart is toch gebruikt.”
2.5 Klaagster heeft vanwege het uitblijven van betaling door Evenementhekken.nl
het faillissement van Evenementhekken.nl aangevraagd.
2.6 Bij e-mail van 2 januari 2020 heeft mr. M de gemachtigde van klaagster onder
meer geschreven:
“Uw oproep voor de faillissementszitting is in goede orde ontvangen. Voor zover ik
kan nagaan, is na vonnis geen sommatie of kostenopgave van uw zijde ontvangen. (…)
Overigens heb ik van cliënte opdracht gekregen om hoger beroep te laten instellen.
(…) Dat staat uiteraard los van het (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) vonnis,
waaraan voldaan zal worden.”
2.7 Bij e-mail van 16 januari 2020 heeft de gemachtigde van klaagster mr. M onder
meer geschreven:
“Inmiddels ontving ik het bedrag dat ik had uitgerekend en waarvoor ik u een e-mail
had gezonden.
U hebt mij gevraagd naar de onderbouwing van de € 1.500,- in verband met de twee faillissementsverzoeken
die ik heb ingediend.
Het liquidatietarief bedraagt € 546 (eigenlijk 2 keer) en er is 2 keer griffierecht
ad € 639,- betaald.
Indien uw cliënten wensen dat ik de verzoekschriften intrek, dient uw cliënte uiterlijk
morgen € 1.500,- te hebben betaald.”
2.8 Bij e-mail van 17 januari 2020 08:44 uur heeft mr. M de gemachtigde van klaagster
onder meer geschreven:
“Cliënte heeft inmiddels het totaal verschuldigde voldaan. Ik verzoek u vandaag te
bevestigen of de betaling is ontvangen en zo ja, ontvang ik graag omgaand bericht
dat de faillissementsaanvraag is ingetrokken.”
2.9 Bij e-mail van 17 januari 2020 16:33 uur heeft de gemachtigde van klaagster
mr. M onder meer geschreven:
“U negeert mijn email van gisteren, hierbij gevoegd.
Ik heb vanochtend 2 weken aanhouding gevraagd, maar zal niet intrekken wanneer de
kosten niet worden betaald.”
2.10 Bij e-mail van 17 januari 2020 17:52 uur heeft mr. M de gemachtigde van klaagster
onder meer geschreven:
“Zoals u kunt zien, is uw e-mail in mijn SPAM box terechtgekomen en is dus geen sprake
van negeren. Ik heb die mail simpelweg niet gezien. Cliënte heeft al aangegeven dat
hij alles zal betalen wat is verschuldigd. (…) U hoort z.s.m.”
2.11 Verweerder heeft namens Evenementhekken.nl hoger beroep ingesteld tegen het
vonnis van de kantonrechter van 20 november 2019. Bij arrest van 23 februari 2021
heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, het vonnis van 20 november
2019 vernietigd en de koopovereenkomst tussen klaagster en Evenementhekken.nl vernietigd
op grond van dwaling.
2.12 Bij e-mail van 2 maart 202 heeft de gemachtigde van klaagster mr. De B onder
meer het volgende geschreven:
“Met de vernietiging van de koopovereenkomst ontstaan er ongedaanmakingsverplichtingen.
Uw cliënten zijn gehouden om de hekwerkdekkleden retour te leveren. Cliënte is gehouden
om de ontvangen koopprijs terug te betalen. Uw cliënten hebben evenwel ter zitting
verklaard dat zij hekwerkdekkleden hebben gebruikt en verbruikt en konden niet specifiek
aangeven welke voorraad zij nog hadden staan. Zolang niet duidelijk is welke hekwerkdekkleden
uw cliënten terug leveren en dat ook daadwerkelijk hebben gedaan, kan cliënte niet
bepalen welk deel van de koopprijs aan uw cliënte moet worden terugbetaald.
Op grond van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden dienen de hekwerkdekkleden
ongebruikt, in originele staat en in de originele verpakking te worden geretourneerd.
Uw cliënte wordt uitgenodigd om dit te doen. Na inventarisatie van wat er op deze
wijze is retour genomen, kan worden bepaald welk deel van de koopprijs retour moet
worden betaald. Cliënte zal vanzelfsprekend geen euro van de koopprijs terugbetalen,
alvorens uw cliënten aan hun verplichtingen hebben voldaan.”
2.13 Bij brief van 19 mei 2021 heeft mr. M de gemachtigde van klaagster onder meer
het volgende geschreven:
“Uw cliënte heeft reeds de proceskostenvergoedingen voldaan krachtens het gewezen
arrest d.d. 23 februari 2021. Thans resteert nog de door cliënte betaalde koopsom
voor de gewraakte hekwerkdekkleden, alsmede de rente hierover en de kosten van de
faillissementsverzoeken. (…)
Cliënte bestrijdt het verweer van uw cliënte. Het gerechtshof heeft het gehele vonnis
in eerste aanleg vernietigd en bepaalt niets omtrent opschorting van betaling als
gevolg van het niet retourneren van de hekwerkdekkleden. Als gevolg van de vernietiging
van het vonnis in eerste aanleg, is het gehele bedrag dat cliënte ingevolge dit vonnis
heeft voldaan, onverschuldigd betaald (…). Het gaat niet aan om het inhoudelijk debat
dat aan deze gerechtelijke uitspraken vooraf is gegaan nog eens over te doen en eigen
voorwaarden aan betaling te verbinden die het gerechtshof hieraan niet heeft verbonden.
(…)
Cliënte licht toe dat zij de geleverde hekwerkdekkleden (bedrukt met haar logo) uit
de verpakking heeft moeten halen om te kunnen constateren of deze aan de overeenkomst
voldeden c.q. brandvertragend waren. Cliënte moest daarvoor de kleden over de hekwerken
draperen, zodat de brandtest kon worden uitgevoerd.
Nadat de brandtest aan het licht bracht dat de dekkleden niet brandvertragend en dus
niet veilig waren, heeft cliënte de geleverde kleden opgeslagen in haar magazijn.
Deze verkeren nog steeds in originele staat en zijn niet door cliënte gebruikt.”
2.14 Op 7 juli 2021heeft verweerder de voorzieningenrechter van de rechtbank Den
Haag namens Evenementhekken.nl verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag
ten laste van klaagster, ter verzekering van de terugbetaling van de volledige koopprijs
van de kleden. In het beslagrekest heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:
“4. Na vonnis zegde Evenementhekken.nl toe te voldoen aan de veroordelingen die in
het dictum van het vonnis staan vermeld en kondigde tegelijkertijd aan dat zij hoger
beroep ging instellen. [Klaagster] wenste hierop kennelijk niet te wachten, vroeg
zonder nadere aankondiging het faillissement aan van Evenementhekken.nl en sommeerde
Evenementhekken.nl tevens om de kosten van het faillissementsrekest te voldoen.
(…)
Standpunt [klaagster]
8. [Klaagster] stelt zich thans op het standpunt dat met de vernietiging van de koopovereenkomst
ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Evenementhekken.nl zou zijn gehouden om de
hekwerkdekkleden retour te leveren. Tevens stelt [klaagster] dat zij is gehouden om
de ontvangen koopprijs terug te betalen. Echter, omdat Evenementhekken.nl ter zitting
in eerste aanleg zou hebben verklaard dat zij de hekwerkdekkleden heeft gebruikt en
verbruikt en niet specifiek kon aangeven welke voorraad zij nog had, kan [klaagster]
naar eigen zeggen niet bepalen welk deel van de koopprijs aan Evenementhekken.nl moet
worden terugbetaald.
(…)
12. Bovendien zijn haar stellingen dienaangaande onjuist. In hoger beroep heeft Evenementhekken.nl
niet verklaard dat hekwerkdekkleden zijn gebruikt en verbruikt. Wel heeft Evenementhekken.nl
verklaard dat zij – uiteraard – de verpakkingen heeft geopend en de gekochte hekwerkkleden
daaruit heeft gehaald om te controleren of zij brandvertragend waren. Nadat zij constateerde
dat dat niet het geval was, heeft zij de kleden weer opgeslagen in haar magazijn.
(…)
22. Bovendien heeft Evenementhekken.nl vernomen dat [klaagster] zich in financieel
zwaar weer zou bevinden en zich oriënteert op het afstoten van vermogensbestanddelen
om haar liquide positie te verbeteren. Het helpt daarbij niet dat de gemachtigde van
Evenementhekken.nl taal noch teken meer krijgt van [klaagster].”
2.15 Op 9 juli 2021 heeft verweerder, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter,
conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van klaagster op haar bankrekening.
2.16 Op 20 juli 2021 heeft verweerder namens klaagster een bodemprocedure jegens
Evenementhekken.nl aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag. In de dagvaarding
heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:
“4. Na vonnis zegde Evenementhekken.nl toe te voldoen aan de veroordelingen die in
het dictum van het vonnis staan vermeld en kondigde tegelijkertijd aan dat zij hoger
beroep ging instellen. [Klaagster] wenste hierop kennelijk niet te wachten, vroeg
zonder nadere aankondiging het faillissement aan van Evenementhekken.nl en sommeerde
Evenementhekken.nl tevens om de kosten van het faillissementsrekest te voldoen.
(…)
Standpunt [klaagster]
8. [Klaagster] stelt zich thans op het standpunt dat met de vernietiging van de koopovereenkomst
ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Evenementhekken.nl zou zijn gehouden om de
hekwerkdekkleden retour te leveren. Tevens stelt [klaagster] dat zij is gehouden om
de ontvangen koopprijs terug te betalen. Echter, omdat Evenementhekken.nl ter zitting
in eerste aanleg zou hebben verklaard dat zij de hekwerkdekkleden heeft gebruikt en
verbruikt en niet specifiek kon aangeven welke voorraad zij nog had, kan [klaagster]
naar eigen zeggen niet bepalen welk deel van de koopprijs aan Evenementhekken.nl moet
worden terugbetaald.
(…)
12. Bovendien zijn haar stellingen dienaangaande onjuist. In hoger beroep heeft Evenementhekken.nl
niet verklaard dat hekwerkdekkleden zijn gebruikt en verbruikt. Wel heeft Evenementhekken.nl
verklaard dat zij – uiteraard – de verpakkingen heeft geopend en de gekochte hekwerkkleden
daaruit heeft gehaald om te controleren of zij brandvertragend waren. Nadat zij deze
constatering had gedaan, heeft zij de kleden weer opgeslagen in haar magazijn.”
2.17 In een e-mail van 6 september 2021 heeft de bestuurder van Evenementhekken.nl
verweerder onder meer geschreven:
“Op jouw verzoek geef ik schriftelijk even aan dat ik tijdens mijn zoektocht naar
nieuwe leveranciers voor bouwhek dekkleden gehoord heb dat wij niet de eerste waren
en dat [klaagster] regelmatig leveringsproblemen hebben / hadden.
Deze informatie kwam ik op meerdere wijzen tegen tijdens mijn zoektocht en heb ik
je ook mondeling verteld tijdens de rechtszitting.
De vraag die de maanden daarna opkwam (bij andere leveranciers en collegae) was of
het ooit wel goed ging komen bij dat bedrijf want de leveringsproblemen gingen alleen
maar toenemen door de marktsituatie en Corona in de laatste jaren. Daaruit kwam dus
ook het verhaal voort dat [klaagster] bezig zou zijn kopers te vinden voor onderdelen
van de firma.
De discussie tijdens de zitting was steeds duidelijk vanuit mijn inbreng. We hebben
de kleden uit de verpakking gehaald, gemonteerd en daarna gemerkt dat de kleden niet
voldeden aan de gestelde veiligheidsnorm. We hebben toen nieuwe kleden bij een andere
leverancier aangeschaft en alle kleden direct vervangen door betere.
De kleden zijn dus wel gemonteerd geweest maar niet gebruikt in de zin van gebruik
waarvoor ze bedoeld zijn, bij klanten en dergelijke.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft in strijd met de waarheid in randnummer 4 van de dagvaarding
van 20 juli 2021 gesteld dat Evenementhekken.nl na het vonnis van de kantonrechter
van 20 november 2019 heeft toegezegd te voldoen aan de veroordelingen in het dictum
van het vonnis.
b) Verweerder heeft in strijd met de waarheid in randnummer 12 van de dagvaarding
van 20 juli 2021 gesteld dat Evenementhekken.nl niet heeft verklaard dat de kleden
zijn gebruikt en verbruikt, maar dat zij wel de verpakkingen heeft geopend en de gekochte
kleden daaruit heeft gehaald om te controleren of zij brandvertragend waren waarna
de kleden weer zijn opgeslagen in het magazijn.
c) Verweerder heeft in strijd met de waarheid in randnummer 22 van het beslagrekest
van 7 juli 2021 gesteld dat Evenementhekken.nl heeft vernomen dat klaagster zich in
financieel zwaar weer zou bevinden en zich oriënteert op het afstoten van vermogensbestanddelen
om haar liquide positie te verbeteren.
d) Verweerder heeft geen enkele inspanning verricht om te komen tot een minnelijke
oplossing ter vermijding van de gerechtelijke procedure die thans aanhangig is. Er
is rauwelijks beslag gelegd en gedagvaard, terwijl aan de zijde van klaagster een
deugdelijk voorstel is gedaan om tot een oplossing te komen, die recht doet aan de
bestaande situatie.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De raad zal hierna, waar nodig, op
het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van
de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet
om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden
doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,
(b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af
te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Klaagster heeft aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegd dat, anders dan
verweerder in het beslagrekest en de dagvaarding heeft vermeld, Evenementhekken.nl
voor het indienen van het faillissementsverzoek geen betalingstoezegging heeft gedaan.
Verweerder heeft hiermee ten onrechte de indruk gewekt dat klaagster rauwelijks is
overgegaan tot het indienen van het faillissementsverzoek, wat niet het geval is,
aldus klaagster.
5.3 Verweerder erkent dat de mededeling in het beslagrekest en de dagvaarding over
de faillissementsaanvraag ondanks een betalingstoezegging niet juist is. Verweerder
is hierover onjuist geïnformeerd door mr. M. Gebleken is dat de gemachtigde van klaagster
daags na het vonnis van de kantonrechter van 20 november 2019 een aanzegging tot betaling
heeft gedaan. Deze aanzegging is in zijn spambox van mr. M terecht gekomen. Op 4 december
2019 is het vonnis van 20 november 2019 aan Evenementhekken.nl betekend. Het betreffende
exploot blijkt pas in januari 2020 door de cliënt van verweerder aan mr. M te zijn
doorgestuurd. Zodoende heeft mr. M bij e-mail van 2 januari 2020 aan de gemachtigde
van klaagster geschreven overvallen te zijn door het faillissementsverzoek. Mr. M
had op dat moment kennisgenomen van noch de aanzegging tot betaling noch het betekeningsexploot.
Pas bij die gelegenheid heeft mr. M toegezegd dat er aan het vonnis zou worden voldaan.
Verweerder heeft zich voor deze omissie verontschuldigd en heeft een akte tot rectificatie
tevens houdende akte wijziging eis bij de rechtbank ingediend om dit recht te zetten,
aldus verweerder.
5.4 De raad overweegt als volgt. Niet is in geschil dat in randnummer 4 van het
beslagrekest en de dagvaarding een onjuistheid staat. Anders dan klaagster is de raad
evenwel van oordeel dat verweerder dit niet tuchtrechtelijk te verwijten valt. Verweerder
mocht afgaan op het feitenmateriaal dat mr. M hem verstrekte en gesteld noch gebleken
is dat hij reden had daaraan te twijfelen. Verweerder heeft bovendien een akte tot
rectificatie bij de rechtbank ingediend om een en ander recht te zetten. Klachtonderdeel
a) is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 Klaagster heeft aan dit klachtonderdeel het volgende ten grondslag gelegd.
Uit het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter volgt dat de bestuurder
van Evenementhekken.nl op de zitting in eerste aanleg heeft verklaard dat driekwart
van de kleden zijn verbruikt en dat een kwart van de kleden nog ligt opgeslagen. De
stelling van verweerder onder 12 van het beslagrekest en de dagvaarding is dan ook
in strijd met de waarheid, aldus klaagster.
5.6 Verweerder voert aan dat hij het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter,
dat pas op 26 mei 2021 is verstuurd, niet eerder heeft gezien dan in het kader van
deze klachtprocedure. De bestuurder van Evenementhekken.nl heeft op die zitting verklaard
dat driekwart van de kleden was gebruikt, maar in appel gesteld dat de meeste kleden
nog in dozen zitten en een rest ook ongebruikt is maar niet alles in de verpakking
zit. Deze laatste stelling is in de nieuwe bodemzaak in de dagvaarding opgenomen,
aldus verweerder.
5.7 De raad overweegt als volgt. Anders dan klaagster stelt is hetgeen verweerder
in randnummer 12 van het beslagrekest en de dagvaarding heeft geschreven niet in strijd
met de waarheid. Het is immers juist dat Evenementhekken.nl in hoger beroep (anders
dan in eerste aanleg) niet heeft gesteld dat hekwerkdekkleden zijn gebruikt en verbruikt,
maar heeft verklaard dat zij de verpakkingen heeft geopend en de gekochte hekwerkkleden
daaruit heeft gehaald om te controleren of zij brandvertragend waren, waarna de kleden
weer zijn opgeslagen in haar magazijn. Bovendien heeft verweerder in randnummer 8
van het beslagrekest en de dagvaarding vermeld dat Evenementhekken.nl volgens klaagster
in eerste aanleg anders heeft verklaard. Klachtonderdeel b) is dan ook eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel c)
5.8 Klaagster heeft aan dit klachtonderdeel het volgende ten grondslag gelegd.
Het is apert onjuist dat klaagster zich in financieel zwaar weer bevindt en zich oriënteert
op het afstoten van vermogensbestanddelen om haar liquide positie te verbeteren. Een
enkele blik in het handelsregister, waar haar jaarrekening kan worden ingezien, leert
dat zij een florerende onderneming drijft met een uitstekende soliditeit en liquiditeitspositie,
aldus klaagster.
5.9 Verweerder voert aan dat de gewraakte stelling is gebaseerd op een mededeling
van (de bestuurder van) zijn cliënte. De geruchten zouden voortvloeien uit de schaarste
aan grondstoffen en transportmogelijkheden (containers) veroorzaakt door de coronapandemie.
Zoals wel vaker zijn de verhalen waaruit de vrees van verduistering voortvloeit niet
te verifiëren in schriftelijke stukken. Verweerder betwist dat hij gehouden was om
nader onderzoek te doen naar de financiële situatie van klaagster, aldus verweerder.
5.10 De raad overweegt als volgt. Zoals ook ten aanzien van klachtonderdeel a)
is overwogen mocht verweerder afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verstrekt
en was hij slechts in een uitzonderingsgeval gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is gesteld noch gebleken. Bovendien
heeft verweerder in het beslagrekest niet meer gesteld dat dat hij van zijn cliënte
heeft vernomen dat klaagster zich in financieel zwaar weer zou verkeren. Ook klachtonderdeel
c) is ongegrond.
Klachtonderdeel d)
5.11 Klaagster verwijt verweerder tot slot dat hij geen enkele inspanning verricht
om te komen tot een minnelijke oplossing ter vermijding van de gerechtelijke procedure
die thans aanhangig is. Er is rauwelijks beslag gelegd en gedagvaard, terwijl aan
de zijde van klaagster een deugdelijk voorstel is gedaan om tot een oplossing te komen,
aldus klaagster.
5.12 Verweerder voert aan dat het blijkens de door mr. M met de gemachtigde van
klaagster gevoerde correspondentie niet zinvol was om nog verder te overleggen. Dat
dit minnelijke traject niet door verweerder maar een andere jurist is begeleid, maakt
niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door niet nogmaals een regeling
te beproeven. Pas na afsluiting van het minnelijke traject is er door verweerder beslag
gelegd. Verweerder is niet bekend met enig, laat staan redelijk, voorstel van de zijde
van klaagster, aldus verweerder.
5.13 De raad overweegt als volgt. Op de zitting van de raad heeft verweerder verklaard
dat hij niet bekend is met enig, laat staan redelijk, voorstel van de zijde van klaagster.
De gemachtigde van klaagster heeft desgevraagd ook niet kunnen toelichten om welk
voorstel het precies gaat. De raad moet het er dan ook voor houden dat er in het kader
van de thans aanhangige bodemprocedure van de zijde van klaagster geen redelijk voorstel
voor een minnelijke regeling is gedaan. Gelet op de door verweerder gegeven toelichting
valt het hem niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet uit zichzelf nogmaals
heeft getracht om met klaagster tot een minnelijke regeling te komen. Klachtonderdeel
d) is eveneens ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en H. Bakker, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 december 2022