ECLI:NL:TADRAMS:2022:275 Raad van Discipline Amsterdam 22-538/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:275 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-12-2022 |
Datum publicatie: | 06-01-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-538/A/A |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 december 2022
in de zaak 22-538/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van
discipline van 15 augustus 2022 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 februari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerster. Vanwege
het feit dat verweerster lid is van de raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland, is de klacht met toestemming van partijen voor onderzoek overgedragen
aan de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de
deken).
1.2 Op 5 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1815651/EJH/KV van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 15 augustus 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond
verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 8 september 2022 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 december 2022. Daarbij
waren klaagster en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen
van klaagster aan de raad van 25 november 2022.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 Klaagster heeft ermee ingestemd dat haar klacht over verweerster zou worden
onderzocht door de Amsterdamse deken in plaats van de Noord-Hollandse deken, omdat
verweerster lid is van de raad van de orde Noord-Holland. Klaagster vond dit zeer
netjes en was hoopvol dat haar klacht onafhankelijk beoordeeld zou worden. Nu blijkt
dat hoewel de klacht door een andere deken is onderzocht, de klacht door de Raad van
Discipline Amsterdam is beoordeeld, welke raad klachten van het arrondissement Noord-Holland
en Amsterdam behandelt. De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam bestaat bovendien
uit enkele afgevaardigden uit het arrondissement Noord-Holland, onder wie de voorzitter
die de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond heeft beoordeeld. Hiermee heeft
het vertrouwen van klaagster in een onafhankelijke uitspraak een behoorlijke deuk
opgelopen. Zij verzoekt de raad daarom in de eerste plaats om de zaak naar een andere
raad van discipline te verwijzen.
2.3 Ten aanzien van klachtonderdeel g) geldt volgens klaagster dat verweerster
geen enkele motivering heeft gegeven voor het inbrengen van (een deel van) de ondertoezichtstelling
(hierna: OTS) van de stiefdochter van klaagster. Verweerster stelt stellig dat zij
een openbare uitspraak heeft gedeeld, maar dergelijke uitspraken worden nooit zonder
meer gepubliceerd. Dergelijke zaken worden achter gesloten deuren behandeld en bij
openbaarmaking van de uitspraak wordt de uitspraak – ter bescherming van de privacy
van de minderjarige kinderen – geanonimiseerd gepubliceerd. Verweerster heeft de uitspraak
echter ongeanonimiseerd ingebracht.
2.4 Verweerster heeft verder in haar dupliek ten onrechte geschreven dat klaagster
zelf is begonnen de OTS van haar stiefdochter in de kwestie in te brengen door de
gezinsvoogd van de stiefdochter met de kinderen van klaagster en de cliënt van verweerster
te laten spreken, deze vervolgens hierover haar advocaat te laten mailen en dit tot
uitgangspunt voor haar vordering tot schorsing van de zorgregeling te nemen. De gezinsvoogd
is op verzoek van de dochter evenwel zelf met de dochter – en niet met de kinderen
– in gesprek gegaan. Daarbij heeft de dochter uitspraken gedaan die de gezinsvoogd
uitermate zorgelijk vond. Op basis van die uitspraken en op basis van het advies van
de gezinsvoogd heeft klaagster de omgangsregeling stopgezet en heeft zij de rechtbank
verzocht de omgangsregeling te wijzigen dan wel op te schorten. De uitspraken van
de gezinsvoogd hadden uitsluitend betrekking op wat de kinderen van klaagster en haar
ex-partner hebben aangegeven en staan volledig los van de OTS. Vervolgens heeft verweerster
gemeend de ongeanonimiseerde OTS-beschikking in de procedure te brengen met de mededeling
dat dezelfde problematiek speelt tussen de huidige partner van klaagster en de moeder
van hun kinderen. Uit de OTS-beschikking blijkt echter geenszins dat er sprake is
van dezelfde problematiek. Nu de OTS los staat van de problematiek rond de kinderen
van klaagster en haar ex-partner, heeft het indienen van de beschikking geen enkel
doel gehad, anders dan klaagster in een onjuist en kwaad daglicht stellen. Verweerster
heeft de OTS-stukken ingebracht en daarbij uitspraken gedaan die volstrekt onjuist
zijn. Op 16 en 25 november 2021 heeft verweerster drie foto’s van een niet-geanonimiseerde
OTS-beschikking ingebracht terwijl de kinderen waarop de OTS betrekking heeft geheel
buiten de zaak staan die speelt tussen de cliënt van verweerster en klaagster. Verweerster
heeft hiermee de privacy van de drie minderjarige kinderen geschonden en klaagster
heeft zich als gevolg hiervan hiertegen moeten verweren.
2.5 Ten aanzien van klachtonderdeel f) geldt dat verweerster stelt dat zij de conclusies
van de kindbehartiger deelt, maar waar verweerster naar verwijst zijn de aantekeningen
van de cliënt van verweerster en niet de conclusies van de kindbehartiger en dat weet
verweerster. Toch blijft verweerster vasthouden aan haar waarheid en de term “conclusies
kinderbehartiger juni 2020”.
2.6 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Klaagster heeft de raad allereerst verzocht om de zaak naar een andere raad
te verwijzen. Daarvoor bestaat echter geen wettelijke grondslag. Het verzoek wordt
daarom afgewezen.
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft
de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en H. Bakker,
leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken
ter openbare zitting van 30 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 december 2022