ECLI:NL:TADRAMS:2022:266 Raad van Discipline Amsterdam 22-664/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:266
Datum uitspraak: 19-12-2022
Datum publicatie: 27-12-2022
Zaaknummer(s): 22-664/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht over de eigen advocaat. Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de rechtbank niet om een zitting heeft gevraagd waardoor klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK niet kenbaar heeft kunnen maken. De raad acht hiervoor de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 19 december 2022
in de zaak 22-664/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:
    
verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 9 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 18 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1921791/EJH/KV/AvO van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 november 2022. Daarbij was verweerster (via een video-verbinding) aanwezig. Klager is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager is verwikkeld geweest in een procedure met zijn ex-echtgenote over het gezag over en de omgang met zijn zoon (hierna: de zoon). Verweerster heeft klager in die procedure bijgestaan. 
2.3    Op 15 juni 2021 heeft er een zitting plaatsgevonden. Naar aanleiding van die zitting heeft verweerster klager bij e-mail van dezelfde dag onder meer geschreven:
“Vandaag heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. De uitspraak is: Er komt een Raadsonderzoek en de Raad zal onderzoek doen en de rechtbank adviseren ten aanzien van de volgende drie punten:
-    omgang;
-    gezag; en
-    een informatie verplichting van moeder naar jou toe.
(…)
Als de Raad contact opneemt met jou neem jij dan contact op met mij zodat ik je hierin kan adviseren?”
2.4    Bij e-mail van 31 augustus 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Op 1 november zal de raad voor de kinderbescherming haar rapport afronden. Dan is er geen zitting. (…)
Als het raadsrapport er is dan zal jij een exemplaar daarvan krijgen. Ik ontvang alsdan van de raad het definitieve rapport.
De rechtbank zal vervolgend een vervolg zitting plannen en die zullen wij samen voorbereiden.”
2.5    Op 14 december 2021 heeft klager per e-mail het conceptrapport van de Raad van de Kinderbescherming (hierna: RvdK) ontvangen. In dat rapport heeft de RvdK de rechtbank geadviseerd alleen een informatieregeling vast te stellen. Klager is in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 21 december 2021 op het rapport te reageren. Klager heeft het rapport op dezelfde dag per e-mail aan verweerster gestuurd met de mededeling dat er veel onwaarheden in het rapport staan.
2.6    Bij e-mail van eveneens 14 december 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Ik heb het concept rapport gelezen. (…)
Ik maak mij grote zorgen om dit rapport.
Je kan twee dingen doen:
-    een klacht indienen bij de Raad en die zal je goed moeten onderbouwen met bewijzen. (…)
-    het advies opvolgen en je aanmelden bij de Waag voor een agressie regulatie training. (…)
Als dit rapport zo op tafel blijft liggen en je een van de twee dingen niet met succes oppakt dan heb je weinig kans in een procedure.
(…)
De raad zal het rapport naar de rechtbank zenden en dan verwacht ik binnen 4 maanden dat de zaak op zitting komt. Dan moet je hetzij met succes een klacht hebben ingediend dan wel het advies hebben opgevolgd dan wel een goed begin hebben gemaakt. Wij zullen dan in de maand voor de zitting de zitting goed voorbereiden. Het is aan jou om mij bewijsstukken aan te leveren zodat ik je verhaal goed kan onderbouwen.”
2.7    Bij e-mail van 27 december 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Ik heb het raadsrapport gelezen.
Hoe nu verder:
Ik zag dat jij geen reactie hebt gegeven op het Raadsrapport; en
De rechtbank zal de zaak weer op zitting plannen.
(…)
De rechtbank zal de zaak binnen 2 tot 5 maanden op zitting plannen dus dan weet je hoeveel tijd je hebt. Ik neem contact met je op op het moment dat de rechtbank de zitting wil gaan plannen.”
2.8    Bij e-mail van 31 december 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Naar aanleiding van mijn emails van deze maand heb ik van jou geen reactie ontvangen. Ik kan namens jou een reactie geven op het raadsrapport maar dan moet ik van jou wel weten wat jouw reactie is. Ik heb je geadviseerd hoe dat te doen: een klacht indienen of het advies opvolgen.”
2.9    Klager heeft verweerster hierop bij e-mail van eveneens 31 december 2021 meegedeeld dat het indienen van een klacht de enige optie is.
2.10    Op 12 januari 2022 heeft verweerster een F9-formulier bij de rechtbank ingediend waarin zij heeft vermeld dat klager het niet eens is met het advies van de RvdK en een klacht heeft ingediend.
2.11    Bij e-mail van 1 februari 2022 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Ik heb de rechtbank eerder bericht dat jij het niet eens bent met het raadsrapport maar heb van jou nog geen inhoudelijk verhaal gekregen waar je het dan niet mee eens bent. Als ik deze van jou ontvang dan zal ik deze indienen.
Omdat de zaak voor beschikking staat kan het zijn dat de rechtbank besluit om de stukken buiten beschouwing te laten. Jij gaf aan binnen 10 dagen met een verhaal / onderbouwing te komen op welke punten je het oneens bent en waarom. Ik wacht dat af. Fijn dat je er nu wel aan toe komt. Beter laat dan nooit zeg maar.”
2.12    Op 6 februari 2022 hebben klager en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad.
2.13    Klager heeft verweerster hierop bij e-mail van 7 februari 2022 geschreven dat hij graag een afspraak wil inplannen om de zaak te bespreken en dat het rapport van de RvdK moreel verwerpelijk en ethisch onverantwoord is en niet gebaseerd is op een proces van waarheidsvinding.
2.14    Bij e-mail van 8 februari 2022 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Wij hebben afgesproken dat jij naar het Raadsrapport zou kijken en zou aangeven wat niet klopt. Dat betekent dat jij het volgende moet doen:
-    Pagina 1 alinea ** en de zin ** klopt niet want ** en dan bewijs aanleveren waar mogelijk.
(…)
De termijn voor het geven van een reactie is al lang verlopen. De rechtbank heeft inmiddels de zaak voor beschikking staan en dat betekent dat de rechtbank van mening is dat zij voldoende zijn geïnformeerd om een eindbeslissing te kunnen nemen. Daarom gaf ik aan dat je haast hebt omdat ik van jou input nodig heb op welke punten je het niet eens bent met het Raadsonderzoek. Jouw email is daarvoor echt onvoldoende. Ik lees in je email heel goed wat je kritiek is maar maak het alsjeblieft concreet.”
2.15    Klager heeft verweerster hierop bij e-mails van eveneens 8 februari 2022 onder meer geschreven:
“Ik heb u al mijn verhaal gegeven en u heeft mijn verhaal inprincipe niet eens nodig. En eerlijk gezegd heb ik liever dat u mij niet meer vertegenwoordigd. Blijft u alstublieft de dag van de zitting thuis.”
En
“Als de rechtbank de zaak op beschikking heeft staan, betekent dat u letterlijk niets heeft gedaan. En dat vanzelfsprekend is dat ik in hoger beroep moet. Hoe dan ook wij zien elkaar niet meer terug.”
2.16    Bij e-mail van 11 februari 2022 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Je geeft aan dat je iemand nodig hebt die jou steunt en dat ervaar je bij mij niet. (…)
Wij spraken af dat zodra ik de beschikking ontvang ik deze naar je door zal zenden en dat de advocaat die voor jou het hoger beroep zal instellen bij mij het proces dossier kan opvragen. (…)
Ik wens je wel veel goeds en een goede afloop.” 
2.17    Op 3 maart 2022 heeft verweerster de beschikking van de rechtbank per e-mail aan klager gestuurd.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet te reageren op het rapport van de RvdK.
3.2    Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Verweerster heeft niet gereageerd op het rapport van de RvdK terwijl klager dat wel aan haar heeft gevraagd. Verweerster heeft er niet voor gezorgd dat klager zijn bezwaren tegen het rapport aan de rechtbank heeft kunnen toelichten. Zij had de rechtbank in het F9-formulier om een zitting moeten vragen in plaats van te volstaan met de mededeling dat klager het niet eens is met het rapport van de RvdK.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
5.2    Uit het klachtdossier volgt dat verweerster verschillende keren – in haar e-mails aan klager van 31 augustus, 14 en 27 december 2021 – de indruk heeft gewekt dat de rechtbank de zaak na het definitieve rapport van de RvdK weer op zitting zou plannen alwaar klager zijn bezwaren tegen het rapport kenbaar zou kunnen maken. Klager ging daar dan ook vanuit. Het is echter anders gelopen dan verweerster had verwacht. De rechtbank heeft geen zitting bepaald maar de zaak voor beschikking gezet. Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij de rechtbank in het belang van klager alsnog om een zitting had gevraagd waar klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK kenbaar had kunnen maken. Dit geldt temeer nu zij wist dat klager het helemaal niet eens was met het rapport en hij die bezwaren nog niet in een schriftelijke reactie aan de rechtbank kenbaar had gemaakt. Dat verweerster geen opdracht van klager had om de rechtbank om een zitting te vragen doet aan het voorgaande niet af. Klager ging er immers vanuit dat er een zitting zou komen en het was in zijn belang dat zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK aan de rechtbank kenbaar zouden worden gemaakt. Aan het voorgaande doet evenmin af dat verweerster niet bekend was met de precieze bezwaren van klager tegen het rapport. Verweerster had bij het verzoek om een zitting kunnen volstaan met de mededeling dat klager bezwaren heeft tegen het rapport van de RvdK die hij graag op een zitting zou willen toelichten. Het valt verweerster dan ook tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de rechtbank niet om een zitting heeft gevraagd waardoor klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK niet kenbaar heeft kunnen maken.
5.3    De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht gegrond is.

6    MAATREGEL
6.1    Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de rechtbank niet om een zitting heeft gevraagd waardoor klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK niet kenbaar heeft kunnen maken. De raad acht hiervoor de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht gegrond;
-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. P. van Lingen en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 19 december 2022